93 Art. 3. ««Xiiv 'ifi Bijlage VI. wlifcjs hoeve van het Jaagpad, sedert de laatste en afgesloten rekening tusschen de drie gemeenten, loopende over het jaar 1877, gelijk zij almede voor zich zullen behouden alle ontvangsten respectievelijk ter dier zake door haar genoten en geïnd tot nu toe, zonder dat er eenige nadere verreke ning of afrekening van ontvangsten en uitgaven zal plaats hebben of gevorderd kunnen worden. Art. 3. Alle uitgaven en onkosten, zonder onderscheid, na 30 December 1882 vallende op de respectievelijk toegescheiden gedeelten van het Jaagpad of daarvoor zullende verschuldigd worden, evenals ook alle baten, zijn voor rekening ot ten bate van de gemeenten, aan wie zij zijn toegescheiden, of hare respectieve successeuren en opvolgers. Art. 4. De kosten dezer akte zullen worden gedragen door de gemeenten Utrecht en Leiden elk voor drie achtsten en door de gemeente Woerden voor twee achtsten. Art. 5. Ter bepaling van het registratierecht, voor deze akte verschuldigd, wordt het Jaagpad in zijn geheel met daarbij behoorende rechten en gerechtigd heden, in voege als bij art. 1 is omschreven, gesteld op een waarde van En verklaarden de heeren comparanten, in hunne respectieve qualiteiten, hiermede de overeenkomst van 20 September 1663 voormeld finaal, on herroepelijk en zonder eenige reserve ontbonden, en ten aanzien van alle hare gevolgen geliquideerd, verdeeld en gescheiden te zijn. Bijlage IV. CONCEPT-REGELING tusschen de gemeente Leiden eener- zijds en de gemeente Woerden anderzijds. De Besturen der gemeenten Leiden en Woerden bij besluit van de Ged. Staten van Zuid-Holland op hun daartoe strekkend verzoek gemachtigd volgens art. 121 der Gemeentewet tot het régelen onder goedkeuring van de Ged. Staten van hun gemeenschappelijk belang bij het behoud en het deugdelijk onderhoud van het Jaagpad langs den Rijn van af de grens tusschen de provincie Utrecht en Zuid-Holland tot Leiden Gezien het besluit der Provinciale Staten van Zuid-Holland in de zitting dier Staten van 20 November 1882, onder n°. XV genomen, houdende machtiging aan de Ged. Staten om namens de provincie Zuid-Holland het Jaagpad langs den Rijn van de grens tusschen de provinciën Utrecht en Zuid-Holland tot Leiden in eigendom, onderhoud en beheer over te nemen op het tijdstip waarop hun zal zijn gebleken, dat gezegd Jaagpad in een goed bruikbaren toestand is gebracht, en er eene behoorlijke regeling overeenkomstig art. 121 der Gemeentewet zal zijn tot stand gekomen, waarbij Leiden en Woerden in hun gemeenschappelijk belang bij het be houd en het voortdurend onderhoud van het Jaagpad zich verbinden aan de provincie, zoolang zij het Jaagpad onderhoudt, voortdurend jaarlijks uit te betalen de som van 4000, en wel Leiden 2400 en Woer den ƒ1600. Gezien de regeling tusschen hen en de gemeente Utrecht op overeenkomstig art. 121 der Gemeentewet tot stand gekomen door de Ged. Staten van Zuid-Holland en Utrecht respectievelijk bij besluiten van en goedgekeurd, en den op de hypothecaire registers overgeschreven, betreffende het gemeenschap pelijk belang dezer drie gemeenten bij het behoud en het voortdurend onder houd van het Jaagpad langs den Rijn van af de stad Utrecht tot Leiden, waarbij, met ontbinding der tusschen de drie gemeenten op 20 September 1663 aangegane overeenkomst of regeling, dat Jaagpad met alle wegen, terreinen, wateren, bruggen, sluizen en andere werken en onroerende zaken en rechten en gerechtigdheden daartoe van ouds behoord hebbende en nog competeerende, niets hoegenaamd uitgezonderd, in vollen en Vrijen eigendom, in beheer en in onderhoud wordt toebedeeld en gescheiden, in dier voege dat aan de gemeente Utrecht komt al hetgeen daarvan is gelegen of ressorteert in de provincie Utrecht en speciaal de perceelen vermeld op de kadastrale leggers der gemeenten en aan de gezamenlijke gemeenten Leiden en Woerden al hetgeen daar van is gelegen of resorteert in de provincie Zuid-Holland en speciaal de perceelen vermeld op de kadastrale leggers der gemeenten en zulks wel wat Leiden en Woerden betreft met de uit drukkelijke bevoegdheid om het hun toebedeelde wederom over te dragen aan de provincie Zuid-Holland overeenkomstig het bovenvermeld besluit der Staten van dat gewest van 20 November 1882. Verklaren met het oog op gezegd besluit der Staten van Zuid-Holland hun in den hoofde dezer vermeld gemeenschappelijk belang te regelen als volgt: 1°. Zoodra de Ged. Staten van Zuid-Holland zullen hebben verklaard, uit kracht der hun bij het meergemeld besluit hunner Staten van 20 No vember 1882 verleende machtiging het Jaagpad van af de grens tusschen de provinciën Utrecht en Zuid-Holland in onderhoud en beheer over te nemen, zullen de gemeenten Leiden en Woerden, op hare kosten in de verhouding van ®/5 en 2/5, bij notarieele akte aan de provincie Zuid- Holland overdragen en leveren al het haar hij bovengemelde akte van toebedeelde. 2°. Zoolang de provincie Zuid-Holland het Jaagpad van af de grens tusschen de provinciën Utrecht en Zuid-Holland tot Leiden onderhoudt, zal jaarlijks Leiden 2400 en Woerden 1600 als bijdrage in dat onderhoud aan de provincie Zuid-Holland uitbetalen, verschijnende de eerste jaarlijksche bijdrage een jaar na den datum der overname van onderhoud en beheer door de provincie. Bijlage V. BESLUIT van den Raad der gemeente Utrecht. De Raad der gemeente Utrecht, Overwegende dat het wenschelijk is met de gemeenten Leiden en Woer den over te gaan tot eene gemeenschappelijké regeling van het Jaagpad langs den Rijn van Leiden tot Utrecht, waartoe met goedkeuring des Konings door de Ged. Staten van Zuid-Holland en Utrecht de bij art. 121 der Gemeentewet gevorderde machtiging is verleend, en wel door fie'Öed. Staten van Zuid-Holland bij besluit van 9 April 1878, n°. 25, en door de Ged. Staten van Utrecht bij besluit van 28 Maart 1878, n®. 56; Overwegende, dat deze regeling daarin zal bestaan, dat worde overge gaan tot de finale liquidatie, scheiding en deeling der gemeenschap tus schen de steden Leiden Utrecht en Woerden, aangegaan bij overeenkomst van 29 September 1663, binnen de stad Woerden gesloten, bekend Ander de benaming van het Leidsche Jaagpad langs den Rijn Besluit 1°. Over te gaan tot de finale liquidatie, scheiding en deeling der ge meenschap tusschen de steden Leiden, Utrecht en Woerden, aangegaan bij overeenkomst van 20 September 1663, bekend onder de benaming van het Leidsche Jaagpad langs den Rijn, en zulks onder de navolgende bepalingen en voorwaarden: -JJaffr'i j; Art. 1. ri Het Leidsche Jaagpad, gelegen langs den Rijn, loopende van de stad Leiden langs Woerden tot aan de stad Utrecht, gelegen gedeeltelijk in de provincie Zuid-Holland en gedeeltelijk in de provincie Utrecht, met alle wegen, terreinen, wateren, bruggen, sluizen en andere werken en onroe rende zaken en rechten of gerechtigdheden, daartoe van ouds behoord hebbende en nog competeerende, niets hoegenaamd uitgezonderd, wordt in vollen en vrijen eigendom en beheer en onderhoud, zonder eenige reserve hoegenaamd, toebedeeld en toegescheiden als volgt aan de gemeenten Leiden en Woerden al hetgeen daarvan is gelegen of ressorteert in de provincie Zuid Holland, en aan de gemeente Utrecht al het overige, gelegen in de provincie Utrecht. Art. 2. - ;- Ter beëindiging van alle geschillen over de afrekening en met het oog op de toescheiding in art. 1 vermeld, zal door de gemeente Utrecht aan de gemeente Leiden worden betaald, bij het passeeren der overeen komst, eene som van ƒ4090.65, en aan de gemeente Woerden eene som van 79.74, en zulks tot finale afrekening van alle kostëh, 'voor schotten en uitgaven, door ieder der gemeenten voor zich gedaan of nog verschuldigd, ten behoeve van het Jaagpad, sedert dé laatste en afge sloten rekening tusschen de drie gemeenten, loopende over het jaar 1877, gelijk zij almede voor zich zullen behouden alle ontvangsten, respéctië- velijk te dier zake door haar genoten, en geïnd tot nu toe zonder dat er eenige nadere verrekening van ontvangsten en uitgaven zal plaats hebben of gevorderd kunnen worden. Alle uitgaven en onkosten, zonder onderscheid, na 31 December 1882 vallende op de respectievelijk toegescheiden gedeelten van het Jqagpad of daarvoor zullende verschuldigd worden, evenals ook alle baten,"zijn voor rekening of ten bate van de gemeenten aan wie zij zijn toege scheiden of hare respectieve successeuren en opvolgers. Art. 4. vtïu De kosten, vallende op de op te maken overeenkomst, zullen worden gedragen door de gemeenten Leiden en Utrecht elk voor drie achtsten en door de gemeente Woerden voor twee achtsten. 2°. Burg. en Weth. te machtigen in deze verder het noodige te ver richten. En zal dit besluit aan de goedkeuring van de Ged. Staten worden onder worpen. :f Aldus besloten in eene openbare vergadering van den Raad, gehouden op heden den 23sten Augustus 1883. De Burgemeester, Df. Muraj.t, Weth. De Secretaris, Ue WaTTEVIU.B. BESLUIT van de Gedeputeerde Staten van Utrecht, tot goed keuring van het besluit van den Raad der gemeente Utrecht. De Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht; Gezien het besluit van den Raad der gemeente Utrecht, genomen in zijne openbare vergadering van den 23 Augustus 1883, ingezonden bij missive van Burg. en Weth., in dato 28 Augustus 1883 n®. 210, strek kende om over te gaan tot de finale liquidatie, scheiding en deeling der gemeenschap tusschen de steden Leiden, Utrecht en Woerden, aan gegaan bij overeenkomst van 20 September 1663, bekend onder dé be naming van het Leidsche jaagpad langs den Rijn, onder dé bepafingén en voorwaarden in het raadsbesluit vermeld; Gelet op artikel 194c der wet van 29 Juni 1851 (Staatsblad n». 85) Hebben goedgevonden, t het voormeld besluit van den Raad der gemeente Utrecht góed te kéu- ren, in voege hetzelve hiernevens is gevoegd. v Utrecht, den 20 September 1883. De Gedeputeerde Staten voornoemd, (Get.) 's Jacob, Voorzitter. (Get.) de Kock, Griffier. Voor eensluidend afschrift. De Secretaris der gemeente Utrecht, De Watteviixe. ,*•>-. '.'f r; i '.ij-ij .tï'iVtl.-v'C.v M-ij N®. 193. Leiden, 1 October 1883. Wij hebben de eer U te berichten dat het onderzoek der begrooting voor 1884 van de Stads Bank van Leening alhier tot geene aanmerkin- gen heeft geleid, weshalve wij U voorstellen die goed te keuren. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1883 | | pagina 3