92 Art. 2. Ter beëindiging van alle geschillen over de afrekening en met het oog op de toescheiding in art. 1 vermeld, zal door de gemeente Utrecht aan de gemeente Leiden worden betaald, bij het passeeren der overeenkomst, eene som van f 4090.65, en aan de gemeente Woerden eene som van f 79.74, en zulks tot finale afrekening van alle kosten, voorschotten en uitgaven, door ieder der gemeenten voor zich gedaan of nog verschuldigd, ten behoeve van het Jaagpad, sedert de laatste en afgesloten rekening tusschen de drie gemeenten, loopende over het jaar 1877, gelijk zij almede voor zich zullen behouden alle ontvangsten, respectievelijk te dier zake door haar genoten, en geind tot nu toe, zonder dat er eenige nadere verrekening van ontvangsten en uitgaven zal plaats hebben of gevorderd kunnen worden. Art. 3. Alle uitgaven en onkosten, zonder onderscheid, na 31 December 1882 vallende op de respectievelijk toegescheiden gedeelten van het Jaagpad of daarvoor zullende verschuldigd worden, evenals ook alle baten, zijn voor rekening of ten bate van de gemeenten aan wie zij zijn toegeschei den of hare respectieve successeuren en opvolgers. Art. 4. De kosten, vallende op de op te maken overeenkomst, zullen worden gedragen door de gemeenten Leiden en Utrecht elk voor drie achtsten en door de gemeente Woerden voor twee achtsten. 2°. Burgemeester en Wethouders te machtigen in deze verder het noodige te verrichten en na het verkrijgen van de goedkeuring van de Ged. Staten de overeenkomst te sluiten in Bijlage III vermeld. En zal dit besluit aan de goedkeuring van de Ged. Staten worden onder worpen. Aldus besloten in eene openbare vergadering van den Raad, gehouden op heden den II. ons College op te dragen om, wanneer de overeenkomst sub I be doeld zal zijn gesloten, aan de Ged. Staten van Zuid-Holland overeenkomstig art. 421 der Gemeentewet machtiging te vragen tot regeling met de gemeente Woerden van het gemeenschappelijk belang bij het behoud en het voortdurend onderhoud van het alsdan aan de gemeenten Leiden en Woerden overgedragen Zuid-Hollandsch deel van het Jaagpad; III. ons College op te dragen om, wanneer de machtiging sub II be doeld, zal zijn verkregen, de regeling aan te gaan met Woerden, omschre ven in het hierbij overgelegd concept, Bijlage IV. IV. ons College te machtigen om wanneer die regeling sub III ver meld, de goedkeuring van de Ged. Staten zal hebben erlangd, het aan de gemeente Leiden toegewezen deel van het Jaagpad aan de provincie Zuid-Holland in eigendom, onderhoud en beheer over te dragen, onder de bepalingen in voormelde regeling omschreven. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Bijlage I. MISSIVE van Burgemeester en Wethouders van Leiden en Woerden aan de Gedeputeerde Staten. LeidenWoerden, 11/8 Juni 1883. Naar aanleiding van Uwe missive van 9/16 Januari jl. G.S., n°. 61, betrekking hebbende tot eene overneming van het Jaagpad langs den Rijn van de grens der provincie Utrecht en Zuid-Holland tot Leiden, in eigen dom, onderhoud en beheer door de provincie Zuid-Holland, zijn door Burg. en Weth. van Leiden en Woerden besprekingen en onderhande lingen gevoerd met het Gemeentebestuur van Utrecht. Blijkens deze laat het zich evenwel, tot ons leedwezen, aanzien dat de gemeente Utrecht niet bereid zal kunnen worden bevonden, mede te weiken tot eene regeling, waarbij zij rechtstreeks aan de provincie Zuid-Holland hare rechten op het Jaagpad (Zuid-Hollandsch territoir) afslaat of waarin eene verbintenis van Leiden en Woerden om aan die provincie eene bijdrage in het onderhoud te verstrekken, voorkomt, zooals in Uwe bovenaangehaalde missive wordt verlangd. Intusschen vleien wij ons dat de gemeente Utrecht wel bereid zal wor den bevonden om mede te werken tot eene regeling als waarvan het ontwerp hiernevens wordt overgelegd, en zijn wij van oordeel dat het door Uw College heoogd doel zeer goed zou kunnen worden bereikt wanneer, na de totstandkoming van bedoelde regeling: 1°. Leiden en Woerden zoodoende te zamen meester geworden van het Zuid-Hollandsch deel, Uw College machtiging verzoeken om hun gemeen schappelijk belang bij het behoud en het voortdurend onderhoud van dat deel overeenkomstig art. 121 der Gemeentewet d. i. onder goedkeuring van Uw College te regelen, van welke regeling wij de eer hebben hierbij mede een concept over te leggen 2°. Uw College die machtiging verstrekte; 3°. de Gemeenteraden van Leiden en Woerden tot zoodanige regeling besluiten en op de krachtens die besluiten aangegane regeling de goed" keuring van Uw College wordt gevraagd 4°. Uw College die goedkeuring verleent; 5°. Uw College daarna den toestand van het Jaagpad doet opnemen en bij voldoende bevinding van dien als goed bruikbaar verklaart het in onderhoud en beheer over te nemen in geval van overdracht in eigendom 6°. die overdracht bij notarieele akte geschiedt en deze op de Registers wordt overgeschreven. Op dien grond hebben wij de eer U beleefdelijk te verzoeken ons te willen mededeelen of Uw College die zienswijze zoude kunnen deelen en bereid gevonden worden om, zoo de Gemeenteraden van Leiden en Woerden mochten besluiten, de Collegiën van Dagelijksch Bestuur te machtigen om eene regeling conform die akte met de gemeente Utrecht aan te gaan, die besluiten volgens art. 121 der Gemeentewet goed te keuren. Bijlage II. ANTWOORD van de Gedeputeerde Staten. 's Gravenhage, 19/25 Juni 1883. Na kennis genomen te hebben van het onder dagteekening van 11/8 Juni j.l. No. 512/220 door U en Uwe ambtgenooten van Woerden ge meenschappelijk tot ons gericht schrijven en bijlagen, hebben wij de eer U te berichten dat wij ons daarmede wel kunnen vereenigen. Wij zullen dan ook bereid worden gevonden onze goedkeuring te ver- leenen aan de eventueele Raadsbesluiten waarbij Uw College en dat van Burg. en Weth. der Gemeente Woerden worden gemachtigd om met Burg. en Weth. van Utrecht, onder goedkeuring van de Ged. Staten van Utrecht eene regeling aan te gaan op den voet van Concept B. De Ged. Staten der provincie Zuid-Holland Aan Heeren Burg en Weth. Fock, Voorzitter. der Gemeente Leiden. F. Tavenraat, Griffier. Bijlage III. CONCEPT-REGELING tusschen de gemeenten Leiden en Woerden eenerzijds en de gemeente Utrecht anderzijds. compareerden voor mij notaris Aan HH. Ged. Staten der provincie Zuid-Holland. Burg. en Weth. van Leiden. Burg. en Weth. van Woerden. Heden den te 1°. De Edel Achtbare heeren in qualiteit van Burgemeester en Secretaris der gemeente Leiden, ver tegenwoordigende het Dagelijksch Bestuur dier gemeente, als zijnde tot het passeeren dezes gemachtigd bij besluit van den gemeenteraad van goedgekeurd bij resolutie van heeren Ged. Staten van Zuid-Hol land van den 2°. De Edel Achtbare heeren in qualiteit van Burgemeester en Secretaris der gemeente Woerden, ver tegenwoordigende het Dagelijksch Bestuur dier gemeente, als zijnde tot het passeeren dezes gemachtigd bij besluit van den Gemeenteraad van Woerden van den goedgekeurd bij resolutie van heeren Ged. Staten van Zuid-Holland van den 3°. De Edel Achtbare heeren in qualiteit van Burgemeeester en Secretaris der gemeente Utrecht ver tegenwoordigende het Dagelijksch Bestuur dier gemeente, als zijnde tot het passeeren dezes gemachtigd bij besluit van den Gemeenteraad van Utrecht van den goedgekeurd bij resolutie van heeren Ged. Staten van Utrecht van den Welke comparanten verklaarden namens hunne respectieve gemeenten te willen overgaan tot eene gemeenschappelijke regeling van he°t Jaagpad angs den Rijn van Leiden tot Utrecht, waartoe hun volgens art. 121 der Gemeentewet, met goedkeuring des Konings machtiging is verleend door de Ged. Staten hunner respectieve provinciën, aan de beide eerste compareerende gemeenten bij besluit van de Ged. Staten van Zuid-Holland van den 9 April 1878 n°. 25 en de compareerende gemeente Utrecht bij besluit van de Ged. Staten van Utrecht van den 28 Maart 1878. En zulks met het oog op het besluit der Provinciale Staten van Zuid- Holland van 20 November 1882 onder n». XV genomen, houdende mach tiging van de Ged. Staten om namens de provincie Zuid-Holland het Jaagpad langs den Rijn van de grens der provinciën Utrecht en Zuid-Holland tot Leiden in eigendom, onderhoud en beheer over te nemen op het tijdstip waarop hun zal gebleken zijn dat gezegd Jaagpad in een goed bruikbaren toestand is gebracht en er eene behoorlijke regeling overeenkomstig art. 21 der Gemeentewet zal zijn tot stand gebracht, waarbij Leiden en Woerden in hun gemeenschappelijk belang bij het behoud en het voort- durend onderhoud van het Jaagpad zich verbinden aan de provincie, zoo lang zij het Jaagpad onderhoudt, voortdurend jaarlijks uit te betalen de som van 4000.en wel Leiden f 2400 en Woerden f 1600. En wijders dat zij te dien einde, om de gemeenschappelijke regeling tot stand te brengen en tevens de gemeenten Leiden en Woerden in staat te stellen om het gemelde Jaagpad aan de provincie Zuid-Holland in eigendom, onderhoud en beheer te kunnen overdragen, zijn overeenge- komen om bij deze akte (onder goedkeuring hunner respectieve Ged. St aten hierboven vermeld) over te gaan tot de finale liquidatie, scheiding en deeling der gemeenschap tusschen de steden Leiden, Utrecht en Woer den aangegaan bij overeenkomst van 20 September 1663 binnen de stad Woerden gesloten, bekend onder de benaming van het Leidsche Jaagpad langs den Rijnen zulks op de volgende bepalingen en voorwaarden: Art. 1. Het Leidsche Jaagpad, gelegen langs den Rijn, loopende van de stad Leiden langs Woerden tot aan de stad Utrecht, gelegen gedeeltelijk in de provincie Zuid-Holland en gedeeltelijk in de provincie Utrecht, met alle wegen, terreinen, wateren, bruggen, sluizen en andere werken en onroerende zaken en rechten of gerechtigdheden daartoe van ouds be hoord hebbende en nog competeerende, niets hoegenaamd uitgezonderd, wordt in vollen en vrijen eigendom, in beheer en in onderhoud, zonder eenige reserve hoegenaamd, toebedeeld en toegescheiden als volgt: Aan de gemeenten Leiden en Woerden al hetgeen daarvan is gelegen of ressorteert in de provincie Zuid-Holland en speciaal de perceelen ver- meid op de kadastrale leggers der gemeenten Ten einde haar in staat te stellen die in eigendom, beheer en onder houd te kunnen overdragen aan de provincie Zuid-Holland overeenkom- st'S besluit der Staten van die provincie van 20 November 1882 nu. XV hiervoren gemeld. TT»EtV aa" de ?emetnte Utrecht, al het overige gelegen in de provincie Utrecht en speciaal de daarin gelegen perceelen vermeld in de kadastrale leggers der gemeenten Art. 2. Ter beëindiging van alle geschillen over de afrekening, en met het oog op de toescheiding in art. 1 vermeld, verbindt de gemeente Utrecht zich om aan de gemeente Leiden te zullen betalen bij het passeeren dezer akte een bedrag van f 4090.65 en aan de gemeente Woerden f 79.74 en zulks tot finale afrekening van alle kosten, voorschotten en uitgaven door ieder der gemeenten voor zich gedaan of nog verschuldigd ten be-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1883 | | pagina 2