De heer Donner. Ook dan nog, M. d. V., blijf ik bij mijn gevoelen.
De heer Quant komt ter Vergadering.
De beraadslaging wordt gesloten.
Alsnu worden benoemd tot leden van genoemd College:
1°. Mevrouw A. E. C. Ter Meer geb. Stiege, met 12 stemmen. Twee
biljetten waren in blanco ingeleverd.
2°. De heer M. J. H. Van den Bergh, met 12 stemmen. Drie biljetten
in blanco.
De Voorzitter. Ik stel thans voor op nieuw aan de orde te stellen
punt I van de agenda en alsnu te onderzoeken de geloofsbrieven van de
heeren De Fremery, Hartevelt, Damsté, Dercksen en Juta.
Zoo geen der leden daartegen bezwaar heeft, verzoek ik de leden, die
zooeven de commissie tot onderzoek der geloofsbrieven hebben uitgemaakt,
zich andermaal daartoe te vereenigen.
Aldus wordt besloten.
De Vergadering wordt geschorst en na korten tijd heropend.
De heer Scheltema. Namens de commissie tot onderzoek der geloofs
brieven van de heeren Dercksen, De Fremery, Hartevelt, Juta en Wilhelmy
Damsté, heb ik de eer het volgende te rapporteeren:
Blijkens het proces-verbaal der stemopneming zijn genoemde heeren met
meerderheid van stemmen gekozen tot leden van den Gemeenteraad. Voorts
blijkt uit de stukken, door hen overgelegd, dat door hen ook voldaan is
aan hetgeen gevorderd wordt in art. 13 en 17 der gemeentewet.
Alzoo heb ik namens genoemde commissie de eer te adviseeren tot goed
keuring der benoeming en tot toelating dier nieuw benoemde leden.
De Voorzitter.- Ik heb de eer voor te stellen aan de commissie
dank te betuigen voor het volbrengen van hare taak en overeenkomstig
haar voorstel tot toelating der nieuwbenoemde leden te besluiten. Dien
overeenkomstig wordt zonder discussie of hooidelijke stemming besloten.
De betrokken leden verlieten tijdens het onderzoek hunner geloofsbrie
ven successievelijk de vergadering.
De heer De Goeje verlaat de Vergadering.
VI. Adres van Aug. Klönne te Dortmund, om vrijstelling van geld
boeten.
(Zie ing. St. n°. 137.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Damsté. M. d. V.! Door de haast, waarmede het rapport vai
de Comm. van Fin. werd opgemaakt, is daarin eene schrijffout en bij ge
volg ook eene drukfout geslopen, waarop ik meen de aandacht te moeten
vestigen.
In regel 16 v. b. staat eerlijke concurrentie, waarvoor gelezen moet
worden ernstige concurrentie.
De heer De Fremery. M. d. V.! Ik heb het woord gevraagd om aan
de Comm. van Fin. de beweegredenen duidelijk te maken, die commissa
rissen van de Gasfabriek er toe geleid hebben, gedeeltelijke vrijstelling
van de boete voor te stellen. Het daartoe strekkend rapport is niet dan
na langdurige discussie en overwegingen opgemaakt. Aanvankelijk was er
zelfs eene minderheid, die meende dat men zoover niet kon gaan als door
de meerderheid beslist en nu in het rapport uitgedrukt is. Eindelijk is
ook zij echter tot de overtuiging gekomen dat in redelijkheid en billijk
heid eene boete van f 24,200, maar stellig niet hooger, mocht worden
opgelegd.
Ik wijs er daarbij nadrukkelijk op, dat het voorstel gedaan is met het
oog op art. 139 der gemeentewet, waarin bepaald wordt, dat opgronden
van billijkheid, kwijtschelding van boete kan gegeven worden aan hen, die
ten behoeve van de gemeente werken aangenomen hebben.
De Comm. van Fin. meent dat er volstrekt geen reden bestaat om die
billijkheidsgronden in acht te nemen. Zij oordeelt dat de aannemer in geen
enkel opzicht aan zijne verplichting voldaan heeft.
Zoo denkt onze commissie er niet over. Door de zaak zeer van nabij
te bezien en voortdurend na te gaan, zijn wij tot de overtuiging geko
men dat door den aannemer inderdaad schade is geleden, die hij niet had
kunnen voorkomen.
Wat toch is het groote motief dat commissarissen van de Gasfabriek
er na rijpe overweging toe bracht aan den Raad voor te stellen de boete
althans voor een gedeelte kwijt te schelden? Immers dat buiten den aan
nemer om, omstandigheden hebben plaats gehad, die hij niet had kunnen
voorkomen. Een strike in Engeland heeft toch veroorzaakt dat de afleve
ring van het ijzerwerk, gedurende een aantal weken vertraagd is. Nu gaat
het, dunkt mij, niet aan, den aannemer, die daarop niet den minsten in
vloed heeft kunnen uitoefenen, daarvoor te doen boeten. Zoo ooit, dan
bestaat er althans nu aanleiding om het door mij genoemde wetsartikel
toe te passen.
Ik hoop dus dat de Raad geheel of gedeeltelijk de overtuiging van uwe
commissie zal deelen. Wanneer toch hier, waar een strike in het spel is,
gedeeltelijk ontheffing van boete verleend wordt, dan handelen wij geheel
in overeenstemming met de bedoeling van den wetgever, die zeker de be
voegdheid niet gaf om er nimmer van gebruik te maken.
De Voorzitter. Bij het door den Voorzitter der commissie voor de
Gasfabriek gesprokene, heb ik niets anders te voegen, dan dat het College
van Dagel. Bestuur, niettegenstaande het rapport van de Comm van Fin.,
volkomen het gevoelen van commissarissen der Gasfabriek blijft deelen,
dat er, om de door die commissarissen aangevoerde redenen, voldoende
grond bestaat, om de boete voor de door de commissie opgegeven dagen
kwijt te schelden.
Het College van Dagel. Bestuur is het met commissarissen volkomen
eens, dat, wanneer de omstandigheden, die tot latere oplevering van een
werk hebben geleid, geheel en al onafhankelijk zijn van den wil des aan
nemers, deze daarvoor niet aansprakelijk kan worden gesteld. Ware dit
niet het geval, dan zou er geen reden bestaan hebben om in de gemeente
wet te spreken van gronden van billijkheid en zou het woord: force
majeure, ten opzichte van aannemingswerken voor goed uit de dictionnaire
kunnen geschrapt worden.
De aannemer was volkomen onmachtig tegen de strike, welke de oor
zaak van de vertraagde oplevering van het werk was, en om hem daar
voor toch aansprakelijk te stellen zou in hooge mate onbillijk zijn.
Naar aanleiding van het advies van de commissarissen der Gasfabriek
wordt door Burg. en Weth. voorgesteld, de boete aan Aug. Klönne te
Dortmund opgelegd, te verminderen tot een bedrag van f 24200.00.
Dit voorstel wordt aangenomen met 41 tegen 3 stemmen.
Tegen hebben gestemd de heeren: Verster, Damsté en Scheltema.
VII. Adres van de directie der Zuid-Hollandsche Bierbrouwerij, om een
kelderingang te mogen maken voor het perceel Breêstraat n°. 49.
(Zie Ing. St. n°. 131.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Verster. M. d. V.Alvorens omtrent dit verzoek mijne stem
uit te brengen, zoude ik gaarne eene inlichting ontvangen. Ik heb op de
plaats zelve een onderzoek ingesteld, maar het is mij een raadsel waar
de adressant den verlangden tweeden kelderingang zal aanbrengen, aan
gezien er feitelijk reeds één bestaat.
Ik kan toch niet veronderstellen dat de Raad hier voor een fait accompli
wordt gesteld en zijne toestemming zal moeten verleenen voor het daar-
stellen van iets wat in werkelijkheid reeds bestaat.
De Voorzitter. Ik herinner mij niet of er vergunning gegeven is om
het reeds bestaande keldergat te maken, maar wij kunnen in elk geval
de zaak aanhouden en dit onderzoeken. Mocht het blijken dat de ingang
zonder vergunning gemaakt is, dan zou de Raad daarin wellicht aanlei
ding kunnen vinden die niet te verleenen.
Ik moet echter opmerken dat ik er geen het minste bezwaar in zoude
zien om, onder voorbehoud van nadere goedkeuring door den Raad, eene
vergunning te geven, of zooals de heer Verster dat noemt, den Raad voor
een fait accompli te stellen, in een tijd als deze, nu de Raad soms weken
achtereen geene Vergadering houdt en met betrekking tot onbeduidende
zaken zooals deze; het zou dus zelfs zeer wel mogelijk kunnen zijn, dat
mij bij nader onderzoek bleek, dat ik zelf de vergunning gegeven had,
hoewel ik mij op dit oogenblik niet herinner dat dit het geval geweest
is. Ik stel echter nu voor dit punt aan te houden, om te onderzoeken
of de adressant eigenmachtig reeds datgene gedaan heeft, waarvoor hij de
vergunning van den Raad behoeft.
De heer Verster. liet zou mij zeer verwonderen wanneer niet ver
scheidene leden van dezen Raad den toestand aldaar gezien hadden, aan
gezien velen onder hen dagelijks de Breêstraat passeeren. Juist deze om
standigheid deed bij mij het vermoeden ontstaan, dat het aanbrengen
van een tweeden kelderingang in de bedoeling van den adressant lag.
Niet tegen het verleenen van de toestemming heb ik bezwaar, doch
wel tegen den modus agendi.
Punt 7 wordt hierop aangehouden.
VIII. Adres van M. Viruly Jz„ om vergunning tot het leggen van eene
stoep voor het perceel aan de Haarlemmerstraat n°. 3.
(Zie Ing. St. n°. 131.)
Wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming toegestaan.
IX. Idem van het bestuur van het H. G. of Arme Wees- en Kinder
huis om vergunning tot het doen maken van een filter met een kanaal
of zuigbuis in de openbare straat aan den Ouden Rijn.
(Zie Ing. St. n°. 134).
De Voorzitter. Voordat ik de gelegenheid tot diccussie open, wil ik
nu reeds mededeelen dat wij in dit geval den Raad voor een „fait ac
compli," zooals de heer Verster dit noemt, gesteld hebben. Er bestond
voor het Weeshuis bepaalde behoefte aan den gevraagden filter en daar
het zich niet liet aanzien, dat in de eerste weken de Raad vergaderen
zou, hebben wij op ons genomen die toestemming te geven. Het blijft
evenwel natuurlijk aan den Raad overgelaten die toestemming al of niet
ke bekrachtigen. Doet hij het laatste, dan zal het Weeshuis in de nood
zakelijkheid zijn den filter weder weg te nemen en alles in den oorspron-
kelijken toestand te herstellen.
Wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
X. Opmerkingen van Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek, betrekke
lijk de lichtsterkte van het gas.
(Zie Ing. St. n°. 138).
Dit punt wordt wegens afwezigheid van den heer Cock voorloopig aan
gehouden
XI. Rekening van het Stedelijk Werkhuis, over 1882.
(Zie Ing. St. n°. 124).
Wordt wegens het onvoldoend ledental eveneens aangehouden tot eene
volgende vergadering.
De Voorzitter. Ik heb nog de eer mede te deelen, dat de heer W. F. Van
Wijk Sr., gekozen tot lid van den Gemeenteraad, zijne benoeming niet heeft
aangenomen. Bijgevolg zal er eene nieuwe verkiezing plaats hebben op Dins
dag den 21 Augustus. In het hoofdbureau, aan het Raadhuis, zullen daar
voor zitting houden de heeren De Goeje en Zaaijer; in het onderbureau
de heeren Knappert, Quant en Land.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de Vergadering gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.