74
raming van hetgeen voor kosten van verlichting
en verwarming en schoonhouden der lokalen
benoodigd is geweest.
Hoofdstuk VII, volgn. 139. Kosten voor het
onderwijs in kunsten en wetenschappen 200.
Door de toekenning van een subsidie aan het
bestuur der afdeeling Leiden van de Nederl.
Maatschappij van Tuinbouw en Plantenkunde voor
de gehouden tentoonstelling van bloemen, waar
toe bij Raadsbesluit dd. 23 Maart 1883 mach
tiging werd verleend.
Hoofdstuk VIII, volgn. 148. Kosten der ge
meente apotheek184.19
Het groot aantal afgegeven recepten heeft
een meerdere uitgaaf noodig gemaakt.
Hoofdstuk VIII, volgn. 155. Kosten van ver
pleging in het Ziekenhuis der Rijks-Universiteit570.50
Over het le halfjaar is voor verpleegkosten
van behoeftige personen, die voor rekening dezer
gemeente waren opgenomen betaald 2363.25
en over het 2e halfjaar 2207.25 samen
4570.50, terwijl de raming bedroeg 4000.
Samen 4732.38
Dan verkrijgt men de vorenstaande som van 180554.01|
of het verschil tusschen de geraamde uitgaven, volgens
de begrooting ad„1171231.45
en de werkelijke uitgaven volgens de rekening 990677.43|
180554.011
Volgens deze berekening geraakt men tot het werkelijk
bedrag van het batig saldo der rekening van de inkomsten
en uitgaven der gemeente over den dienst 1882.
Immers wanneer men opmerkt dat over 1882 meer is
ontvangen dan geraamd was de som van172687.19
daarbij gevoegd het bedrag dat minder is uitgegeven dan
de raming bedroeg ad180554.01^
dan moet de som van353241.20|
uitmaken het batig slot der rekening van den gemeente-ontvanger, waaruit
blijkt dat die rekening goed en deugdelijk is opgemaakt.
Ten slotte zij medegedeeld dat, zooals uit het vorenstaande blijkt, een
bedrag van 143573.10 wegens uitgaven, die nog over 1882 moeten
worden gedaan, op den post Onvoorziene Uitgaven over den dienst 1883
moet worden overgeschreven en dat van de ter zake van de 4 pCts. geld-
leening ad 500000 ontvangen gelden een bedrag van 184393.10|
mede op den dienst 1883 moet worden overgebracht, te zamen uitma
kende een som van 327963.20|, zoodat het batig saldo van den dienst
1882 als eerste post in ontvangst op de begrooting van 1884 uit te
trekken, bedraagt 25278.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders van Leiden.
N°. 14Ï. Leiden, den 31 Juli 1883.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering bij deze over te leggen het con
cept raadsbesluit betreffende de rekening van ontvangsten en uitgaven der
gemeente Leiden over het dienstjaar 1882, met verzoek dat concept op
de voorgedragen wijze goed te keuren.
Evenwel valt hierbij op te merken dat over 1882 nog uitgaven moeten
plaats hebben welke vóór het sluiten der rekening niet konden geschie
den en wel op hoofdstuk III volgn. 105. Aanvulling van het vernieu-
wings- en uitbreidingsfonds der stedelijke gasfabriek voor nog uit te
voeren werken ter uitbreiding dier fabriek f 55000.Hoofdstuk VII
volgn. 145 en 146 voor de oprichting van een nieuwe Hoogere Burger
school voor Meisjes en Gymnasium respectievelijk 35433.10 en ƒ28522.
mede voor verdere voltooiing dier inrichting.
Hoofdstuk IX volgn. 160. Renten van bijzondere geldleeningen 268.
wegens niet ingevorderde coupons, verschenen 31 December 1882 van
de geldleeningen aangegaan ingevolge raadsbesluiten van 21 November,
12 en 30 December 1878 alsmede 8 en 29 Augustus 1882, zoo ook op
volgn. 161 „Aflossingen van bijzondere geldleeningen" 250.vooreen
uitgelote obligatie van een dier leeningen, waarvan de aflossing nog niet
heeft plaats gehad en
Hoofdstuk X volgn. 171. „Kosten van gemeenschappelijke zaken" 4825.—
wegens de vereffening van het nadeelig slot der rekening van het on
derhoud der trekvaart en jaagpaden welke Leiden met andere gemeenten
in gemeenschap bezit, uitmakende met de reeds te dier zake van de jaren
1878, 1879, 1880 en 1881 overgebrachte gelden ad 19275.een
bedrag van 24100.
Met het oog hierop nemen wij de vrijheid Uwe vergadering over te
leggen een suppletoire begrooting, ten einde genoemde sommen tot een
gezamenlijk bedrag van 143573.10, te vinden uit het vermoedelijk be
schikbaar overschot van den dienst 1882 en tevens het artikel onvoor
ziene uitgaven der begrooting 1883 met gelijk bedrag te verhoogen, ter
wijl wij verder naar aanleiding van art. 14 der voorschriften betreffende
de gemeenterekening U een staat ter vaststelling aanbieden om de voor
melde uitgaven rechtstreeks uit den alsdan met dat bedrag verhoogden
post onvoorziene uitgaven te doen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
De Raad der gemeente Leiden
Gezien de rekening en verantwoording van de inkomsten en uitgaven
der gemeente over het dienstjaar 1882 door Burg. en Weth. nevens de
hun door den gemeente-ontvanger aangeboden rekening met al de daarbij
behoorende bescheiden ingevolge art. 219 der wet van 29 Juni 1851
(Staatsblad n° 85) op den 30 Juli dezes jaars overgelegd.
Overwegende dat_ de rekening van dien tijd af ter secretarie dezer ge
meente voor een Weder ter lezing nedergelegd en algemeen verkrijgbaar
gesteld is overeenkomstig het voorschrift van gemeld art. 219 van bo
venaangehaalde wet.
Gelet op het rapport der Comm. van Fin., op de artt. 221 en 222
der meergemelde wet en op het besluit van de Ged. Staten der provincie
Zuid-Holland in dato 10 Augustus 1880, n° 1 (Provinciaal blad n° 58).
Heeft besloten
1®. de rekening goed te keuren en voorloopig vast te stellen het bedrag
der ontvangsten tot de som van een millioen drie honderd drie en veertig
duizend negen honderd achttien gulden vier en zestig cents 1343918.64
en dat der uitgaven tot de som van negen honderd
negentig duizend zes honderd zeven en zeventig gulden
drie en veertig en een halvecent990677.43|
en mitsdien sluitende met een batig saldo van 353241.20|
zegge drie honderd drie en vijftig duizend twee honderd een en veer
tig gulden twintig en een halve cent.
2°. het bedrag van hetgeen als oninbaar is afgeschreven
a. Hoofdstuk II volgn. 5/6, wegens plaatselijke directe belastingen te
bepalen op de som van drie duizend acht honderd vier en vijftig gulden
negen en zeventig cents3854.79
b. Hoofdstuk IV volgn. 33 wegens boeten voor overtredingen
in zake van Plaatselijke belastingen op de som van vier hon
derd twee en dertig gulden vijf en tachtig cents 432.85
c. Hoofdstuk IV volgn. 39 wegens andere ontvangsten niet
tot de vorenstaande behoorende, vijf honderd vijf en zestig
gulden twee en negentig cents565.92
cl. Hoofdstuk V volgn. 54. Ontvangsten voortvloeiende uit
het beheer der voormalige administratie der Gast- en Leproos
huizen ter somma van drie honderd zeven en negentig gulden
vijftig cents397.50
alzoo te zamen ter somma van vijf duizend twee honderd een
en vijftig gulden zes cents5251.06
3°. het bedrag van hetgeen nog blijft te verhalen hetwelk in de eerst
volgende rekening behoort te worden verantwoord vast te stellen op de
som van twee duizend vijfhonderd vijf en tachtig gulden elf cent (ƒ2585.11).
Gedaan ter openbare raadsvergadering van den
N0- 148. Leiden, 16 Augustus 1883.
Evenmin als bij de Comm. van Fabr., bestaan er bij ons bezwaren tegen
eene inwilliging van het verzoek van C. Blansjaar ter bekoming van ge
meentegrond aan den Zijlsingel, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging
geven overeenkomstig de conclusie van het rapport te besluiten en tevens
tot het doen rooien van den in het adres vermelden boom.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigde achting te kennen, de ondergeteekende Carel
Blansjaar, wonende te Leiderdorp, dat hij in verband met zijn perceel,
kadastraal sectie A n°. 1525 aan den Zijlsingel, wenscht te bouwen een
woonhuis voor het grootste gedeelte op gemeentegrond van Leiden en wel
tot tegen de op den Singel staande boomenrij
dat hij daartoe noodig heeft een strook grond van de te dempen sloot,
zijnde een gedeelte van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leiden
sectie A n°. 222, ter grootte van 16 vierkante meters en van den berm
of Singelkant op het kadaster der gemeente Leiden begrepen onder onge
nummerde wegen ter grootte van 14 vierkante meters;
dat hij ter wederzijde van het huis langs den Singel zooveel grond
wenscht te bekomen als tot een goede, van gemeentewege te bepalen
richting noodig is, of volgens op de teekening aangegeven lijn, dat 60
vierkante meters bedraagt.
Onder bemerking dat het te bouwen huis tot de gemeente Leiden zal
behooren en een boom ter plaatse van den voorgevel dient te vervallen,
verzoekt hij dat zulks worde vergund en de vereischte gemeentegrond in
eigendom worde afgestaan.
Leiden, 14 Juni 1883. Hetwelk doende,
C. Blansjaar.
Leiden, 7 Augustus 1883.
De Comm. van Fabr. heeft de eer op het request van C. Blansjaar te
berichten, dat daarbij gevraagd wordt de eigendom van een strook gronds
(gedempte sloot) aan den Zijlsingel, ter grootte van dertig centiaren, ten
einde daarop een woonhuis te bouwen, alsmede een daarnevens gedeelte
van den berm en de gedempte sloot ter grootte van zestig centiaren, ten
einde als tuingrond te worden gebruikt.
De Commissie meent te moeten opmerken dat daardoor een begin van
bouwen langs den Zijlsingel zal ontstaan, waarvan de voordeelen in ver
schillende soorten van plaatselijke belastingen, alshet 4/5 en de 50 ge-
meente-opcenten der personeele belasting, benevens de aanslag in den
hoofdelijken omslag aan de gemeentekas zouden toevloeien en dat de rich
ting van het te bouwen huis en van den daaraan verbonden tuingrond,
noch misstand, noch hinder aan de breedte van den Zijlsingel zal geven,
waarom zij geen bezwaar heeft, op het verzoek gunstig te adviseeren,
mits onder zoodanige voorwaarden, als vereischt worden in het belang
der gemeente.
Dientengevolge heeft zij de eer voor te stellen aan C Blansjaar, nadat
de grond vooraf aan den openbaren dienst zal zijn onttrokken:
1°. in eigendom af te staan 16 centiaren van het perceel bij het kadas
ter bekend onder sectie A n®. 222 en 14 centiaren van den berm,
bij het kadaster bekend onder de ongenummerde wegen tegen een
koopprijs van 2.00 de centiare, mits de hoofdingang van het
woonhuis zij en blijve aan den Zijlsingel, zoodat de bewoner wordt
beschouwd als ingezeten der gemeente Leiden, en ingeschreven op
het bevolkingsregister der gemeente;
2°. in gebruik af te staan 60 centiaren van bovengenoemd perceel en
berm, ten einde als tuingrond met een behoorlijk ijzeren hek van