70 Leiden, 7 Augustus 1883. Curatoren van het Gymnasium te Leiden hebben met innig leedwezen kennis genomen van het hierbij teruggaande adres van Mr. F. Was, waar bij hij ontslag verzoekt ais secretaris van hun College. Gedurende eenr lange reeks van jaren heeft hij die betrekking met onverdroten ijver en groote toewijding vervuld, en door zijn heengaan lijdt het College een ge voelig verlies. Doch hoe gaarne Curatoren den heer Was nog langer als hun secretaris hadden behouden, zij kunnen niet anders dan de redenen eerbiedigen, die hem tot het indienen van zijn adres hebben geleid, en adviseeren daarom hem het gevraagd ontslag te verleenen en wel op de meest eervolle wijze en onder dankbetuiging voor de belangloos door hem bewezen diensten. Curatoren van het Gymnasium voornoemd, Aan Burg. en Weth. der C. Cock, Voorzitter. gemeente Leiden. A. Kuenen, waarnemend Secretaris. N°. 145. Leiden, 13 Augustus 1883. Wij hebben de eer U hierbij over te leggen de stukken betreffende het verzoek van den heer Dr. J. C. Vollgraff, om eervol ontslag uit zijne tegenwoordige betrekking van Conrector aan het Gymnasium alhier tegen 1 November a. s. Evenmin als bij Curatoren en den heer Inspecteur der Gymnasia bestaan bij ons bedenkingen tegen de inwilliging van het on- derwerpelijk verzoek, zoodat wij U in overweging geven daarop gunstig te beschikken en derhalve het ontslag met ingang van 1 November a. s. eervol te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 8 Augustus 1883. Met terugzending van bijgaand adres, in onze handen gesteld ten fine van bericht en raad, bij uwe apostille van 6 dezer n°. 2083, hebben wij de eer te berichten dat bij ons College geen bezwaar bestaat tegen het verleenen van een eervol ontslag aan den heer Dr. J. C. Vollgraff uit zijne betrekking van Conrector aan het Gymnasium alhier tegen 1 November a. s. Ter voldoening aan den inhoud van art. 17 al. 4 der Wet op het Hooger Onderwijs, hebben wij de eer hierbij over te leggen het advies van den heer Inspecteur der Gymnasia, aan wien wij spoedshalve het request van Dr. Vollgraff toezonden. Aan Heeren Burg. en Curatoren van het Gymnasium alhier, Weth. alhier. P. L. Rijke, loco-Voorzitter. F. Was, Secretaris. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Dr. Johann Christoph Vollgraff, conrector aan het stedelijk Gymnasium; dat hij bij besluit van den Raad van Beheer van 4 Augustus 1883 benoemd is tot Hoogleeraar in de Faculteit van Wijsbegeerte en Letteren aan de Universiteit te Brussel dat hij na rijp beraad besloten heeft de hem aangeboden betrekking aan te nemen en dat hij in verband hiermede verzoekt dat hem door den Gemeenteraad eervol ontslag worde verleend uit zijn tegenwoordige betrekking met ingang van 1 November e. k. 't Welk doende, enz. Leiden, 5 Augustus 1883. Dr. J. C. Vollgraff. Den Haag, 8 Augustus 1883. Met terugzending van nevensgaand verzoekschrift van Dr. J. C. Voll graff, conrector aan het gymnasium te Leiden, om eervol ontslag uit die betrekking met ingang van 1 November e. k„ heb ik de eer u mede te deelen, dat er van mijne zijde geen bezwaar bestaat tegen de inwilliging van dat verzoek. Ter voorkoming van misverstand neem ik de vrijheid te doen opmer ken, dat bij het verleenen van ontslag mijn advies steeds wordt inge wonnen door Burg. en Weth., daar de gemeenteraad geen ontslag mag verleenen, dan na dezen en den Inspecteur te hebben gehoord, (Art. 17, 4de alinea) en U dus in overweging te geven dat advies aan Burg. en Weth. van Leiden toe te zenden. Mocht hiertegen van uwe zijde onver hoopt bezwaar bestaan, dan zal het mij aangenaam zijn dit te vernemen. Aan het College van Curatoren van De Inspecteur der gymnasia, het gymnasium te Leiden. - I. G. Van Eyken. N\ 146. Leiden, 31 Juli 1883. Overeenkomstig de bepaling van art. 219 der wet van den 29sten juni 1851 (Staatsblad n°. 85), hebben wij de eer aan Uwe Vergadering over te leggen de rekening en verantwoording der inkomsten en uitgaven dezer gemeente over het jaar 1882 met de daarbij behoorende bescheiden die ons volgens art. 115 dier wet door den Gemeente-ontvanger op den 14den dezer ter hand is gesteld. Naar aanleiding van eerstgenoemd artikel nemen wij de vrijheid U tot toelichting dezer rekening het volgende mede te deelen dat de coupons n°. 88, 89 en 125c ten bedrage van 50.62% en het uitgeloot aandeel n°. 125c ad ƒ250, van de krachtens raadsbesluiten van 21 November, 12 en 30 December 1878 ten laste dezer gemeente aangegane 4%% geldleening, alsmede de kosten van het plaatsen van een ringmuur bij de school der 3fle klasse n°. 1, in verband met de dempingswerken der Binnenvestgracht langs hét Plantsoen, ten bedrage van 1435.59, welk bedrag evenwel, vermits het maken van bedoelden muur voor 1498 was aangenomen, met 62.41 is verhoogd, volgens Raadsbesluit in dato 14 December 1882, goedgekeurd door de Gedepu teerde Staten dd. 23 Januari 1883, welke uitgaven bij het sluiten der gemeente-rekening over het dienstjaar 1881 onbetaald waren gebleven en waarvan de voldoening bij besluit Uwer Vergadering in dato 28 Augus tus 1882 goedgekeurd den 19aen September d.a.v. ten laste van het i artikel onvoorziene uitgaven der begrooting van 1882 was aangewezen, thans zijn voldaan en verantwoord onder volgn. 180 van hoofdstuk XI; dat op hoofdstuk III, volgn. 105, Aanvulling van het vernieuwings- en i uitbreidingsfonds der Stedelijke Gasfabriek nog aan die fabriek moet wor den uitgekeerd een bedrag van 55000 voor de verdere werken noodig tot uitbreiding dier inrichting; dat op hoofdstuk VII, volgn. 145, voor de oprichting van eene nieuwe Hoogere Burgerschool voor Meisjes, als ook op volgn. 146, voor den bouw van een nieuw Gymnasium nog te betalen blijft respectievelijk een bedrag van 35433.10 en 28522 voor de verdere voltooiing dier wer ken, terwijl op hoofdstuk IX, volgn. 160, Renten van de bijzondere geld- leeningen nog onvoldaan is gebleven een bedrag van 268, wegens nog in te vorderen coupons, als: 10 coupons a 20, n°. 277,278,279,285, 286, 310, 314, 341, 366 en 397; 6 coupons a 10, n°. 482b, 483a, 483b, 484a, 484b en 485a; 4 coupons a 2, n°. 486c2, 487a, 487a en 487d, verschenen 31 December 1882 van de genoemde geldleening en van de 4°/0 leening mede ten laste dezer gemeente aangegaan inge volge raadsbesluiten van den 8sten en 29sten Augustus 1882, goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland den 5den September 1882, tengevolge waarvan er een verschil aanwezig is tusschen het op 't bevel schrift gemandateerde bedrag voor rente over het 2de halfjaar 1882 en de te dier zake in de rekening in uitgaaf gebrachte som ad 268, zoo mede op hoofdstuk IX, volgn. 161, de voldoening nog moet plaats heb ben van f 250 van een uitgelote obligatie n". 1256 in genoemde 4% geldleening, waarvan de aflossing nog niet heeft plaats gehad, waardoor er eveneens een verschil bestaat tusschen de cijfers van het voor aflossing van obligatiën afgegeven bevelschrift en het ter zake in de rekening in uitgaaf geleden bedrag van 250; en eindelijk dat op hoofdstuk X, volgn. 171, Kosten van gemeenschap pelijke zaken, belangen en inrichtingen of werken, alsnog moet gevonden worden het nadeelig slot der rekening van het onderhoud der trekvaarten en jaagpaden welke Leiden met andere gemeenten in gemeenschap bezit, vermits de zaak van het Utrechtsehe Jaagpad nog niet is beslist, tenge volge waarvan de vereffening dier administratie niet heeft kunnen ge schieden, en alzoo de overbrenging op den loopenden dienst moet plaats hebben van de op den betrek kei ij ken post der begrooting uitgetrokken som ad f 4825 met bijvoeging van de reeds om die reden van de jaren 1878, 1879, 1880 en 1881 op het jaar 1882 overgebrachte gelden ter somma van 19275, welke genoemde uitgaven uitmakende een bedrag van f 143573.10, hoezeer in de begrooting voor het dienstjaar 1882 be grepen, evenwel vóór het sluiten der gemeente-rekening van dat jaar niet konden geschieden, waarom wij de vrijheid nemen om voor die uitgaven bij deze een staat te voegen bedoeld bij art. 14 der voorschriften voor de rekeningen van ontvangst en uitgaaf der gemeenten in de provincie Zuid-Holland, vastgesteld door de Gedeputeerde Staten voornoemd den 10<ien Augustus 1880 n°. 1, goedgekeurd bij Koninklijk besluit dd. 24 Augustus 1880 ii°. 5 en alzoo de betaling daarvan te brengen ten laste van den post onvoorziene uitgaven voor den dienst van 1883 en wijders blijkens nevensgevoegde suppletoire begrooting uit het saldo der rekening over 1882 de ontvangst voor 1883 tof een gelijk bedrag te verhoogen tegen dezelfde verhooging van het artikel onvoorziene uitgaven, zoodat de overbrenging dezer uitbetaling op den dienst van dat jaar geen invloed uitoefent. Wij dienen verder op te helderen het verschil dat er bestaat tusschen de eindcijfers der begrooting en die van de rekening. Beginnende met de ontvangsten zien wij dat meerder is ontvangen eene som van 172687.19 daar bet totaal bij de begrooting is geraamd op de som van f 857524.55 welke som evenwel krachtens raadsbesluiten van 22 Juni, 1 en 11 Juli, 29 Augustus, 28 September, 14 December 1882 en 25 Januari 1883 goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten voornoemd den 27 Juni, 17 en 25 Juli, 12 en 19 September, 10 October 1882, 9 Januari en 6 Februari 1883 is verhoogd met een bedrag van f 313706.90 en alzoo gebracht op f 1171231.45, terwijl werkelijk is ontvangen de som van 1343918.64. Echter valt hierbij op te merken, dat het belangrijke verschil tusschen de geraamde en de werkelijke inkomsten hoofdzakelijk ontstaan is door dien de aangegane 4 geldleening ad 500000 nominaal geheel in deze rekening is verantwoord. Evenwel is reeds in de begrooting voor 1883 op een gedeelte dier leening gerekend, vermits door die leening moet worden gedekt het nadeelige saldo van den dienst van 1881 ad 69491, en 70% van de kosten van verbouwing van de school der 2de klasse voor Jongens tot een bedrag van 28000, ingevolge raadsbesluit van 11 Januari 1883 goedgekeurd den 23sten d a.v., zoo ook de som van f 4500 tot aanvul ling van het vernieuwings- en uitbreidingsfonds der Stedelijke Gasfabriek voor den aankoop van 9 huisjes, blijkens raadsbesluit van 1 Maart 1883, goedgekeurd den 13aen d.a.v., alsmede 3500 voor de voortzetting der demping van de eerste Binnenvestgracht, waartoe besloten is in de raads zitting van 21 Juni 1883, goedgekeurd den 27eten juli 1883, tengevolge waarvah op den post geldleening van 1883 de som van 184390.10%, zijnde het bedrag dat wegens geldleening in 1882 meer dan geraamd is, is ontvangen, zal worden overgebracht. De posten waarop meer ontvangen is dan de daarvoor op de begrooting geraamde sommen, bestaan in de navolgende als: Hoofdstuk II, volgn. 2. Opcenten op de hoofdsom der grondbelasting wegens gebouwde en ongebouwde eigendommen 143.24 en op het personeel2875 17 De ontvangsten hiervan hebben de raming overschreden. Hoofdstuk II, volgn. 4. gedeelte van de opbrengst der Rijksbelasting op het personeel in hoofdsom en opcenten 4588.86 Ook hiervan hebben de ontvangsten meer bedragen dan geraamd is. Hoofdstuk II, volgn. 8. Opbrengst van brug, kaai, haven, kraan, sluis, dok, boom en veergelden706.57| Vermits de scheepvaart in dit jaar niet is gestremd ge weest, toonen de ontvangsten te dezer zake een vermeer dering aan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1883 | | pagina 2