44 De bezwaren, welke men tegen het voorstel heeft van Burg. en Weth. om zich te verzekeren bij de Onderlinge Brandwaarborg-Maatschappij „de Vereenigde Gemeenten" gaan echter bijna alle uit van het denkbeeld, dat bij ons het voornemen zou bestaan om eensklaps voor alle eigendommen bij die maatschappij over te gaan. Dat is intusschen volstrekt het geval niet. Het voornemen is om dien overgang zeer geleidelijk te doen plaats hebben. De Raad zou daaraan zelfs de voorwaarde kunnen verbinden van slechts tot een bepaald bedrag te gaan, en dit niet uit te breiden dan wanneer ook andere groote gemeenten zullen zijn toegetreden. Wanneer men op die wijze toetreedt worden de meeste der geopperde bezwaren over wonnen en heeft men de zaak geheel in handen. Buitendien krijgt men door de toetreding stem in de maatschappij, waardoor voor ons de ge legenheid wordt opengesteld om daarop invloed uit te oefenen en op die veranderingen aan te dringen, welke wenschelijk zijn te achten. Ik beaam volkomen wat door den Voorzitter in het midden is gebracht omtrent de oprichting van een fonds. Dat zijn de ongelukkigste fondsen, die men zich kan denkenzij treffen nooit doel. In het verslag van de Comm. van Fin. wordt zulk een fonds eene verzekering genoemd, maar verzekering heeft er niet plaats dit is eerst het geval wanneer er zekerheid bestaat dat eventueele schade zal gerestitueerd worden. Ik ben dus van meening, dat het raadzaam is, om, naarmate sommige posten vrijvallen, voor de verdere verzekering daarvan over te gaan bij de Onderlinge Brandwaarborg-Maatschappij „de Vereenigde Gemeenten." De heer Driessen. Ik kan niet alles toegeven, M. de V. wat door den heer Bool in het midden is gebracht. De gemeente Amsterdam ver zekert niets, dan de musea Fodor en Van der Hoop, die verplichtend zijn en, krachtens de Armenwet, de inrichtingen van weldadigheid. Anders verzekert Amsterdam niets. Wanneer wij dus hetzelfde willen doen is, dunkt mij, de roekeloosheid zoo groot niet. Wat de verzekering bij de Onderlinge Brandwaarborg-Maatschappij „de Vereenigde Gemeenten" betreft, ik acht die niet voldoende. Zijn mijne informatiën juist, dan heeft zij noch Koninklijke bewilliging, noch in de Staats-Courant gepubliceerde Statuten, noch aandeelhouders, noch kapitaal, zij werkt onderling; heft premie naar gelang der branden. En wat „de Amstel" haar reassuradeur betreft, mag niet worden voorbijgezien, dat die maatschappij werkt met een kapitaal van slechts 4 ton. Zij is dan ook slechts in de 4da of laagste klasse bij de Ned. Handel-Maatschappij toegelaten. De heer Bool. Ik wensch den heer Driessen alleen te doen opmerken, dat, wanneer eene stad als Amsterdam zich niet verzekert, zij daarin waar schijnlijk haar belang zal zien, maar dat eene veel kleinere gemeente daar aan nog niet het recht kan ontleenen om op dezelfde wijze te handelen. Wanneer de vergelijking van den heer Driessen opging, zouden zelfs particulieren en vooral fabrikanten zich niet moeten assureeren en ik be twijfel of zij dit nalaten. Nu weet ik wel dat in sommige gevallen, b. v. bij het uitzenden van schepen met producten, de kansen van gevaar zóó verdeeld kunnen zijn, dat het uitsparen van de in die gevallen ook hoogere assurantie-premie eene vergoeding kan zijn van eene gedeeltelijke schade. Maar ook in dat geval verkeeren wij niet. Hier zijn de kansen van gevaar niet zóó ver deeld als in die gevallen en de som, die als premie door de gemeente Leiden jaarlijks wordt opgebracht, is te gering, dan dat wij aan eigen ver zekering zouden mogen denken. De heer Driessen. Ik geloof, dat, wanneer de gemeente Leiden wil blijven verzekeren zoo als zij dat werkelijk moet doen, de assurantie-som niet zoo gering zal zijn, zooals ook in het rapport van de Commissie van Financiën gezegd wordt. Misschien zal die dan wel 2'/2 a 3 millioen beloopen. Alles hangt in deze af van een goede taxatie. Zoo is b. v. het Raadhuis getaxeerd op f 45.000 en nu zal ik wel niet behoeven te zeggen dat dit een bespottelijke schatting is. Hetzelfde is het geval met andere gebouwen, zoodat, wanneer die in dezelfde ver houding moeten verhoogd worden, men zeker tot een bedrag van drie millioen en meer komt, wat toch inderdaad niet gering mag genoemd worden. Wat de opmerking van den heer Bool omtrent particulieren en fabrie ken aangaat, kan ik hem de verzekering geven dat vele firma's en ook de onze bij verzending van goederen naar het buitenland, dikwijls een gedeelte van de assurantie zelf op zich nemen, natuurlijk omdat zij daarin haat vinden. Het Gouvernement voor zijne producten van Java, de Ned. Handel-Maatschappij, de groote Stoomboot-Maatschappijen handelen evenzoo. De heer Hartevelt. Door den heer Driessen is gewezen op het voor beeld van Amsterdam, dat zijn eigendommen niet verzekert. Dat voorbeeld was mij bekend. Daartegen kan ik echter Rotterdam noemen, eene gemeente die ook tot de belangrijkste mag gerangschikt worden en die alle hare eigen dommen wel degelijk verzekert. Ik voor mij zou zeggen dat het onze zede lijke verplichting is om de gebouwen hier ter stede te assureeren. Wat betreft de verzekering bij „de Vereenigde Gemeenten," zooals die in punt b zoo duidelijk is uitgedrukt, geloof ik, dat, wanneer niet eene gemeente zooals Leiden b. v. begint met toe te treden, en iedereen blijft denken en spreken zooals in deze Vergadering, de maatschappij op hare tegenwoordige hoogte zal blijven staan, of het misschien tot een enkel millioen zal brengen, maar verder niet. Zoo daarentegen Leiden er zich bijvoegde, zouden wellicht zeer spoedig andere gemeenten volgen, zoodat de twee millioen dan ook weldra bereikt zouden zijn. Wat de heer Driessen gezegd heeft van de koninklijke bewilliging, daar van is mij niets bekend. De heer Driessen. Ik deelde slechts mede wat mij ter oore is ge komen. Zonder daarvoor verantwoordelijk te willen zijn, geloof ik toch dat mijne informatiën uit een vertrouwbare bron komen. De heer De Goeje. Ik wensch eene opmerking te maken naar aanlei ding van hetgeen door de beide laatste sprekers gezegd is. In de lijst door Burg. en Weth. opgemaakt vind ik dat de belangrijkste posten alle nagenoeg in dit jaar afloopen, enkele slechts in 1884 en 4885, nog enkele onbeduidende wat later. Heeft men nu het plan een vrij groot gedeelte van de eerstbedoelde gebouwen tijdelijk op nieuw te assureeren bij eene andere maatschappij? Want wanneer dit niet het geval is, en uit de stukken blijkt daarvan niets zal de uitvoering van het voorstel van Burg. en Weth. geheel anders geschieden, dan de heer Bool bedoelde. De heer Verster. Ik wensch te verklaren, M. d. V. dat ik zeer voor assurantie gestemd ben, overtuigd zijnde dat wij daartoe verplicht zijn. De voorzorgen die ik meen voor mijn eigen goed te moeten uemen, mag ik zeker niet verwaarloozen, waar ik geroepen ben om het eigendom van anderen te beheeren. Het jaarlijksch bedrag der premiën tot een fonds te maken, hoe fraai dit moge schijnen, komt mij niet geraden voordaaren boven geloof ik dat de Gedeputeerde Staten een post, daarvoor op de be grooting uitgetrokken, niet zouden goedkeuren. Is men eenmaal besloten om te assureeren, dan doe men dit op de meest soliede wijze. Ik zoude er zeer tegen zijn met „de Vereenigde Gemeenten" relatiën aan te knoo- pen. Zooals de heer Hartevelt terecht heeft gezegd is die maatschappij nog in hare opkomst en zouden wij haar, door onze deelneming moeten steu nen, maar daar mag ik Leiden's eigendommen niet aan wagen. Assureert men de gemeente-eigendommen, laat het dan zijn bij hoogst soliede maat schappijen bij beurspolis volgens taxatie. Moet dit misschien wat meer kosten, dan moet men dit ook voor eene soliede verzekering over hebben. De heer Van Dissel. Er is zoo straks door den heer Driessen gezegd dat de Maatschappij de Amstel staat op den 4d«a of 5a«n rang. Dat is eene quaestie van zeer groot belang. De Maatschappij „de Vereenigde gemeenten" heeft geen eigen kapitaal en behoorde verzekerd te zijn bij eene maatschappij van den l»'®" of 2d®a rang, omtrent welker soliditeit bij elke eventualiteit geen quaestie kan zijn. Daarom zal ik tegen het voorstel zijn om onze gebouwen bij „de Vereenigde Gemeenten" te assu reeren, tenzij ik hieromtrent anders mocht worden ingelicht. De heer Driessen. Ik zal even herhalen dat mij is medegedeeld dat „de Amstel" werkt met f 400.000. Zij is dan ook] slechts in de 4a« klasse bij de [Handel-Maatschappij toegelaten, en schijnt niet te be- hooren tot die andere krachtige maatschappijen, wier enkele reserve kassen meer dan één ton beloopen. De heer Knappert. Ik zou wel wenschen te weten, M. de V., wat het gevolg zal zijn, wanneer het tweede punt werd afgestemd Blijft dan de assurantie zooals zij tot dusverre plaats vindt? Of zullen Burg. en Weth. dan een nader voorstel doen De Voorzitter. Wanneer het voorstel afgestemd wordt, zullen wij overwegen wat ons dan te doen staat; daar kan ik mij nu nog niet over uitlaten. De heer Knappert. Dat verlang ik ook volstrekt niet, M. de V. De heer Driessen. Wanneer de Raad dat voorstel afstemt, M. de V., was het mijn plan voor te stellen te lezen bij punt 2 alinea b: „de aldus vrij vallende eigendommen te verzekeren op beurspolis bij al de door de Ned. Handel-Maatschappij toegelaten assuradeurs, voor zoover die in het binnenland gevestigd zijn." De Voorzitter. Dan zou ik U wel in overweging willen geven, dit tijdig in te dienen, daar, wanneer de beraadslagingen gesloten zijn, geen amendementen meer kunnen worden aangenomen. Nu het reeds is voor gelezen, zou ik wel in overweging willen geven het niet voor te stellen, daar ik betwijfel of de leden van den Raad genoegzaam voorbereid zijn daaromtrent eene beslissing te nemen. Wij hebben aan den Raad voorgesteld om aan Burg. en Weth. op te dragen de thans nog geldende assurantie-contracten, naarmate zij afloo pen, op te zeggen en voor de aldus vrijvallende eigendommen deel te nemen in de Onderlinge Brandwaarborg-Maatschappij „de Vereenigde Gemeenten," omdat wij (en ik geloof dat de Raad daarover eenstemmig denkt) van oordeel waren dat de tegenwoordige wijze van verzekering in vele opzichten gebrekkig is. Wanneer dit afgestemd wordt, zou naar het mij toeschijnt de zaak voor heden afgeloopen beschouwd moeten worden en een nader voorstel afgewacht. De heer Driessen. Ik kan mijn voorstel met te meer gerustheid doen, naar aanleiding van hetgeen door den heer Hartevelt omtrent Rotterdam is in het midden gebracht. Wanneer ik mij niet vergis heeft toch die gemeente in het begin van Juni een polis voor een bedrag van lt/2 millioen op de beurs gesloten. Wanneer dus Rotterdam zoo handelt, zie ik er ook voor Leiden geen gevaar in. De Voorzitter. Het is niet om het gevaar, dat ik mij niet met het amendement van den heer Driessen vereenigen kan, maar omdat de Raad op die wijze zou beslissen over de beste wijze van assureeren en daarbij de belangen der assuradeurs geheel uit het oog zou verliezen, die op het oogenblik met ons in relatie staan. Ik geloof dat, wanneer wij besluiten op de gewone wijze voort te gaan met assureeren, wij, alvorens eene keuze te doen, wel rekening mogen hou den met de belangen der personen die ons goed gediend en nooit redenen tot klachten gegeven hebben. Wanneer U echter uw amendement schriftelijk wilt indienen, zal ik het in behandeling brengen. De heer Van Dissel. M. de V. 1 Ik wenschte een amendement voor te dragen op punt b, dat onder n°. 2 voorkomt in het voorstel van Burg. en Weth., namelijk in plaats van te beslissen dat nu zal worden deelgenomen aan de assurantie-maatschappij „de Vereenigde gemeenten", Burg. en Weth. uit te noodigen omtrent de wijze van verzekering nadere voorstellen te doen. Kan dit voorstel nu als een amendement worden beschouwd of alleen bij verwerping van punt b worden voorgesteld. Ik laat de beslissing hier over aan over. De heer Driessen. Daarmede kan ik mij vereenigen. De Voorzitter. Ik geloof dat het voorstel van den heer Van Dissel eerder een motie van orde dan wel een amendement is. Wanneer het in

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1883 | | pagina 4