42
Zeer juist is het argument door den heer Van der Zweep aangevoerd.
Adressant toch handelt geheel met het oog op de woningen, welke op
Vreewijk gebouwd zullen worden en in zooverre kan het geen belang van
Leiden zijn. Er bestaat geen behoefte aan een dergelijk communicatie
middel en het is dus volstrekt onnoodig de vaart te belemmeren door een
pont; wordt het verzoek toegestaan, dan haalt men zich ook nog de moeite
op den hals daar politie-toezicht over te houden. Mocht het noodig blij
ken, aldaar een overhaal te maken, dan zal de gemeente zelve daarvoor
wel zorg dragen.
De heer Bredius wees op het voordeel dat de gemeente zou verkrijgen
door de storting van tien gulden door den adressantik weet dat er meer
malen, naar mijn inzien ten onrechte, is beweerd dat onze financieele toe
stand bedenkelijk is; maar zoo ver is het daarmede zeker nog niet geko
men dat bijdragen van tien gulden 's jaars daarop een noemenswaardigen
invloed zullen uitoefenen.
Ik moet bepaald ernstig afraden het verzoek toe te staan, daar wij
anders binnen korten tijd waarschijnlijk meer dergelijke aanvragen zullen
krijgen. Overigens wil ik gaarne gevolg geven aan het verzoek van den
heer Dercksen om zoo noodig twee stemmingen over het verzoek te hou
den; in de eerste plaats het maken van de pont en daarna het plaatsen
van het wachthuisje.
Maar ik meen toch den heer Dercksen er op te moeten wijzen, dat het
toestaan van het een het toestaan van het andere bijna noodzakelijk maakt.
Wanneer de Raad onverhoopt mocht goedvinden het leggen van de schouw
toe te staan, en hij weigert dan permissie tot oprichting van het wacht
huisje, dan zou het oprechter zijn het verzoek in zijn geheel af te wijzen.
Ik kan mij toch de mogelijkheid niet voorstellen dat iemand de schouw
kan bedienen wanneer hij genoodzaakt wordt den geheelen dag in de open
lucht door te brengen.
De heer Dercksen. Ik meende dat de bedoeling was om op den Singel
een wachthuisje op te richten, maar zooals de heer Le Poole mij
daar influistert is dit niet het geval. Het tegendeel staat trouwens
niet in de stukken uitgedrukt. Adressant vraagt eenvoudig het stellen
van een wachthuisje, waar wordt niet gezegd en dit maakte op
mij den indruk dat hij dit op den Singel wenschte. Was dit zoo, dan
zoude ik desnoods zeer zeker tegen den geheelen overhaal stemmen,
alleen om dat huisje daar niet te krijgen.
De Voorzitter. Het verzoek luidt om een wachthuisje te plaatsen in
de Kaiserstraat, tegen de schutting die het terrein van de Academische
gebouwen aldaar van de openbare straat afscheidt.
De heer Dercksen. Mijne onjuiste opvatting vindt haar grond in de
omstandigheid dat in het rapport der Commissie van Fabricage niet de
plaats wordt aangeduid waar het wachthuisje zou worden gesteldterwijl
het adres van requestrant niet in de gedrukte stukken is opgenomen.
De Voorzitter. Verlangt de heer Dercksen nog afzonderlijke stemming
over het tweede punt?
De heer Dercksen. Nu niet meer, M. de V.
Het voorstel van Burg. en Weth. wordt, in stemming gebracht, aan
genomen met 13 tegen 5 stemmen, die van heeren Le Poole, Dercksen,
Bredius, Verster en Driessen.
IX. Voordracht betrekkelijk de assurantie der gemeente-eigendommen.
(Zie Ing. St. n°. 245 van 1881, 5 van 1882, 62, 111 en 129 van 1883.
De Voorzitter. De verschillende adressen die over deze zaak zijn
ingekomen, hebben ter lezing gelegen voor de leden, met uitzondering van
het straks vermelde adres van den heer Proot, dat ik den Secretaris
verzoek voor te lezen.
Dit adres luidt als volgt:
Aan het Gemeentebestuur
Geeft eerbiedig te kennen de ondergeteekende J. A. G. Proot, agent
der Brusselsche Brandwaarborg-Maatschappij en als zoodanig kantoor hou
dende aan de Hooglandsche Kerkgracht n°. 33 te Leiden
dat hij kennis genomen hebbende van het door Uwe Comm. van Fin.
uitgebrachte rapport omtrent het verzekeren der gemeente-eigendommen
tegen brandschade
zich veroorlooft namens zijne genoemde maatschappij de aanbieding te
doen die eigendommen tegen brandschade te verzekeren, tegen eene vaste
jaarlijksche premie van;
vijftig cents per duizend voor onroerende goederen
zestig cents per duizend voor roerende goederen
voor zooverre die goederen strekken tot ongevaarlijk gebruik, zijnde
deze premie berekend in herbouwwaarde, terwijl inleggeld, polis of andere
kosten niet zullen worden gevorderd, zoodat deze premie netto is.
Hij neemt de vrijheid daarbij nog op te merken
1°. dat aan het bezwaar, hetwelk door U mocht worden gemaakt om
die eigendommen bij eene buitenlandsche maatschappij te verzekeren,
ten volle wordt tegemoet gekomen, doordien zijne genoemde maat
schappij zich bereid verklaart zich bij speciale akte in dezen te
onderwerpen aan de Nederlandsche wetgeving en te Uwer keuze
alhier wettig domicilie te kiezen
2°. dat zijne maatschappij geheel voldoet aan het gestelde vereischte
van te zijn eene eerste klasse Brandwaarborg-Maatschappij, ten be
wijze waarvan hierbij gaat de balans over het jongste boekjaar 1
Juli 1881—30 Juni 1882, waaruit U de belangrijkheid en goede
werking zijner maatschappij ten duidelijkste zal blijken;
3°. dat zijne genoemde maatschappij, als zijnde in de meeste Neder
landsche plaatsen vertegenwoordigd en aan verschillende beurzen
geaccrediteerd, deze lage premieberekening rechtvaardigt door het
zeer groot aantal harer deelhebbers in Noord- en Zuid-Nederland,
en dat dus, indien Uwe Vergadering mocht besluiten aan de Brusselsche
Brandwaarborg-Maatschappij het verzekeren tegen brandschade der
gemeente-eigendommen op te dragen, U daardoor eene voor deze ge
meente belangrijke besparing van assurantiepenningen bewerkstelligt.
Leiden, 3 Juli 1883. J. A. G. Proot.
Als agent der Brusselsche Brandwaarborg-Maatschappij
gevestigd te Brussel, Rue royale n°. 38.
De heer Driessen. Ik wilde even een drukfout releveeren, welke in
het rapport van de Commissie voorkomt op pag. 114. Daar staat namelijk
„wat van de overige gemeente-gebouwen overblijft, is verzekerd." Het
behoeft geen betoog dat dit moet zijn „onverzekerd" hetgeen ook blijkt
uit de volgende zinsnede.
De heer Land. Zou ik U mogen verzoeken, M. d. V., de punten afzon
derlijk te willen behandelen en eerst in beraadslaging te brengen de
quaestie over het al of niet assureeren der gemeente-eigendommen. Voor
de geleidelijkheid der discussie kan dit niet anders dan wenschelijk zijn.
De Voorzitter. De heer Land zal zien dat het voorstel van Burg.
en Weth. inhoudt omtrent dat punt een afzonderlijk besluit te nemen.
Ik acht het eenigszins bedenkelijk alleen over dit punt de beraadslagin
gen te openen, omdat het mij voorkomt, dat het moeilijk te bespreken
zal zijn, zonder in beschouwingen te treden over de verschillende wijzen
van assureeren. Wanneer de discussiën zijn afgeloopen en overgegaan
wordt tot stemming, dan zal, uit den aard der zaak, punt 1 van het
voorstel van Burg. en Weth. afzonderlijk in stemming worden gebracht.
Het schijnt mij beter toe nu de beraadslagingen te openen over het ge-
heele voorstel, opdat alle leden hun gevoelen kunnen uiten over het al
of niet assureeren, en dit toelichten door de verschillende wijze van
assureeren te bespreken.
De heer Land. Ik meende wel dat daartegen eenig bezwaar bestond
en vroeg dan ook zoo mogelijk. Ik voor mij verklaar mij voor de
wenschelijkheid van niet-assurantiemijn gevoelen vindt men overigensin
het eerste gedeelte van ons rapport weergegeven en om niet in herhalin
gen te vervallen zal ik niet verder daarover uitweiden.
De heer Knappert. M. de V.! Ik wensch met een enkel woord mede
te deelen, dat ik voor het eerste punt van het voorstel van Burg. en
Weth. zal stemmen. Het moge in sommige gevallen en tot op zekere
hoogte te verdedigen zijn de gemeente-eigendommen niet te verzekeren,
hetzij dat men eventueele schade direct betaalt, hetzij men een fonds
creëert, in ieder geval acht ik het voor onze gemeente hoogst gevaarlijk
en wil ik de verantwoordelijkheid daarvan niet op mij nemen.
Ik kan daarom met de meerderheid van de Commissie van Financiën
niet meegaan en zal voor het voorstel van Burg. en Weth. stemmen.
De Voorzitter. Wanneer geen der leden meer het woord verlangt,
wensch ik met een enkel woord te zeggen welke bezwaren bij Burg. en
Weth. bestaan tegen de argumenten, die door de Commissie van Finan
ciën tegen ons voorstel zijn aangevoerd.
De meerderheid van de Commissie van Financiën is van gevoelen dat
het niet wenschelijk is voort te gaan met het verzekeren van de gemeente
eigendommen, omdat die gebouwen zoo weinig gevaar loopen voor brand
schade en de betaalde premiën daaraan niet evenredig zijn. Met dit argu
ment gaan wij tot op zekere hoogte mede, want daarin ligt juist de
basis van ons voorstel om op andere wijze dan tot nog toe is geschied, de
eigendommen van de gemeente te verzekeren. Ontegenzeggelijk loopen de
gebouwen, bij de gemeente in gebruik, minder kans van door brand aan
getast te worden, dan de meeste particuliere gebouwen. Het ligt in den
aard van de bestemming van die gebouwen en daarom heeft de gemeente
nu ook reeds gedurende tal van jaren, meer betaald dan noodig was om
de gewone kans van brandschade te dekken. Maar de meerderheid van de
Commissie van Financiën gaat te ver met daaruit het gevolg te trekken
dat er geen gevaar bestaat; zij noemt dit gevaar oneindig klein, en
meent dat men dus verantwoord zoude zijn met de gebouwen onver
zekerd te laten.
Nu heb ik allen eerbied voor het gevoelen van de meerderheid der
Comm. van Fin., maar zij heeft eene geheel andere opvatting van kans
rekening dan het Dagelijksch Bestuur. Ik geloof toch dat onze meening
de juiste is, dat n. 1. juist omdat wij zoovele jaren zijn vrij gebleven van
brandschade, volgens de gewone kansrekening de mogelijkheid of zelfs
eenigszins de waarschijnlijkheid bestaat dat wij niet altijd zoo gelukkig
zullen zijn. Wanneer men dit ontkent, dan ontkent men tevens het
bestaan van kansrekening. Het woord zelf duidt trouwens reeds aan, dat
onze stelling de ware is.
De Comm. van Fin., d. w. z. de meerderheid want het doet mij ge
noegen dat de minderheid het met ons eens is is er tegen om de ge
meente-eigendommen te verzekeren, en toch stelt diezelfde meerderheid
eene wijze van verzekering voor, welke ik de bedenkelijkste van alle acht.
Wanneer de meerderheid dit niet met mij eens is, n. 1. dat zij in strijd
met haar advies om niet te verzekeren, toch tegelijkertijd voorstelt dit wel
te doen, dan zoude ik haar willen vragenwat is de bedoeling van uw
voorstel om jaarlijks f 2000 kapitaal te bestemmen, om daarvoor inschrij
vingen op het grootboek te koopen Zoo gij dit niet voorstelt met het
oog op de kans dat wij die kapitalen tot dekking van brandschade noodig
zullen kunnen hebben, dan zou het voorzeker eene onverantwoordelijke daad
zijn. Er zou toch niet de minste reden zijn om de belastingschuldigen
jaarlijks 2000 te doen opbrengen en dat wel gedurende tal van jaren,
wanneer de meerderheid daarmede niet het oog had op de stichting van
een verzekerings-fonds tegen brandschade.
Nu stip ik nog even aan dat de Comm. van Fin. voorstelt niet alleen
om jaarlijks een verzekeringskapitaal op te brengen, maar nog daarenboven
om, wanneer er eene geringe schade wordt geleden, eene die b. v. min
der bedraagt dan f 1000, die schade te voldoen uit de gewone inkomsten.
Wij zullen dus de belastingschuldigen in de eerste plaats laten betalen
om een fonds tegen brandschade te stichten en nog daarenboven, indien
er werkelijk schade geleden wordt, om ook deze te dekken.
Uit een en ander blijkt dus dat de meerderheid der Comm. van Fin.
door dit denkbeeld aan de hand te doen, in strijd met hare praemisse de