29 Zitting van Donderdag 31 Mei 1393, geopend, 's namiddags te twee uren. Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER. Te behandelen onderwerpen. 1°. Benoeming van een leeraar in de Hoogduitsche taal- en letterkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens. (89) 2°. Idem van een leeraar in de Staatswetenschappen aan de Hoogere Burgerscholen voor Meisjes en voor Jongens. (89) 3°. Verzoek van A. L. Nagel, om restitutie van betaald schoolgeld. (86) 4°. Idem als voren van F. H. Ritman. (105) 5°. Idem van C. L. Van Dooren, ter bekoming in eigendom van een ge deelte sloot langs het Delftsche trekpad. (90 en 102) 6°. Idem van C. Blansjaar, tot demping van een gedeelte sloot langs den Zijlsingel. (90) 7°. Idem van J. Bijleveld, om eene schoeiing te maken in de Haarlemmer trekvaart. (97) 8°. Idem van F. Veelenturf, om duikers te leggen door het Utrechtsche Jaagpad. (98) 9(. Voordracht tot onderhandsche verpachting van de tienden onder Leiderdorp. (103) 10°. Suppletoire begrooting en staat van af- en overschrijving op de be grooting, dienst 1882, van het R. K. Wees- en Oudeliedenhuis. (99) 11°. Idem van het R. K. Armbestuur. (100) 12°. Kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1883. (91) 13°. Staat van af- en overschrijving op de gemeentebegrooting, dienst 1882. (96 en 101) 14°. Voordracht betrekkelijk de verpachting van de haardasch enz. en van het baggeren in de gemeentewateren. (93) 15°. Voordracht betrekkelijk de plaatsing van het gedenkteeken van Leiden's ontzet op de Ruïne. (64, 65, 78 en 92) 16®. Rekening over 1882 van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (87) 17°. Idem van de dienstdoende Schutterij. (88) 18°. Idem van het Evangelisch Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis. (94) 19°. Idem van de Bank van Leening. (85) 20°. Idem van de Kamer van Koophandel en Fabrieken. (95) Tegenwoordig 18 leden, als: de heeren Dercksen, Van Dissel, Zaaijer, Wilhelmy Damsté, Bredius, Bool, Hartevelt, De Fremery, De Goeje, Quant, Zaalberg, Knappert, Donner, Land, Juta, Verster, Cock en De Laat de Kanter. De heer Buys heeft kennis gegeven verhinderd te zijn deze Vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Zaterdag 12 Mei jl. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede 1°. Missive van Mevr. de Wed. Mr. P. Du Rieu geb. Mispelblom Beyer, houdende mededeeling van het overlijden van haren echtgenoot, in leven lid van den Gemeenteraad. Deze missive luidt als volgt: Leiden, 29 Mei 1883. Edel Achtbare Heeren! Bij deze vervul ik den droevigen plicht U kennis te geven van het over lijden, op 23 Mei 11., van mijn dierbaren echtgenoot Mr. Paulus Du Rieu, sinds vele jaren lid Uwer Vergadering. Overtuigd van Uwe belangstelling heb ik de eer te zijn, Aan den Gemeenteraad UEd. Achtb. dw. dienaresse, van Leiden. Wed. Mr. P. Du RieuMispelblom Beyer De Voorzitter. Mijne Heeren! Bijna de geheele Raad heeft reeds van zijne deelneming in dit treurig sterfgeval drie dagen geleden blijk gegeven, toen wij de laatste eer hebben bewezen aan ons voormalig zeer gewaar deerd medelid Mr. P. Du Rieu. Het zal overbodig zijn hier nogmaals de verdiensten van den overledene in herinnering te brengen; de algemeene deelneming, de gedrukte handelingen van den Gemeenteraad waarin de vele belangrijke maatregelen zijn opgenomen die in de laatste 25 jaren tot stand kwamen, en waaraan de overledene een werkzaam deel nam, zijn blijvende bewijzen van hetgeen de overledene voor de gemeente heeft gedaan. Bij dit weinige zal ik mij dus nu bepalen en U alleen voorstel len dat de Raad Burg. en Weth. opdrage, ook namens den Raad aan Mevr. de Wed. Du Rieu deelneming te betuigen in het door haar ge leden verlies. Dienovereenkomstig wordt besloten. 2°. Dispositie van de Ged. Staten der provincie Zuid-Holland, van 22/24 Mei jl. B n°. 1472 (3de afd.), ten geleide van het goedgekeurd raadsbe sluit tot onderhandsche verhuring aan het Rijk van een lokaal aan de Hooglandsche kerk op de Nieuwstraat. Wordt voor kennisgeving aangenomen. 3°. Missive van J. W. Visser, houdende mededeeling van het overlijden van zijne echtgenoot M. Poeliejoe, in leven lid van het college van Vrouwen- Kraammoeders. Deze missive luidt als volgt: Aan den Gemeenteraad van Leiden Met diepen weemoed geef ik UEd. Achtbaren kennis dat mijne echt- genoote Maria Poeliejoe den 2d9n Mei II. is overleden. In Augustus 4858 werd zij door UEd. Achtbaren tot lid van het college van Vrouwen-Kraammoeders alhier benoemd en heeft die betrekking alzoo vijfentwintig jaren vervuld. Mij van uwe deelneming verzekerd houdende, heb ik de eer hoog achtend te zijn, UEd. Achtb. dw. dienaar, Leiden, den 24 Mei 1883. J. W. Visser. Wordt besloten daarop met een brief van rouwbeklag te antwoorden. ZlTTIMOTERSLAO 1883. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verzoek van A. Alt, tot het leggen van eene stoep voor het perceel lange Mare n#. 78. 2°. Verzoek van H. Van Maanen, om eervol ontslag uit de betrekking van 2d9n onderwijzer aan de Jongensschool der Ist* klasse. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. De Voorzitter deelt nog mede: dat, ingevolge raadsbesluit van 4 Juni 1863, volgens den rooster, de Commissie voor de loting bij de schutterij dit jaar zal zijn samengesteld uit de leden Driessen en Donner, terwijl de leden Dercksen en Verster de Commissie van onderzoek bij de schutterij zullen uitmaken, en dat inge volge het aangehaald raadsbesluit al de overige raadsleden als plaatsver vangers zijn aangewezen. dat, in het stembureau ter verkiezing van een lid van de Provinciale Staten, op Dinsdag 12 Juni a.s., zitting zullen hebben de heeren Buys en Bool, die tevens leden zijn van het bureau van stemopneming ter ver kiezing van een lid van de 2d® Kamer der Staten-Generaal, welke op den zelfden dag moet plaats hebben. Aangenomen voor kennisgeving. Aan de orde is: I. Benoeming van een leeraar in de Hoogduitsche taal- en letterkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens. (Zie Ing. St. n°. 89). De Voorzitter. Mag ik de heeren Wilhelmy Damsté, Hartevelt en Zaalberg uitnoodigen met mij het stembureau uit te maken Benoemd wordt de heer E. A. II. Seipgens met 15 stemmen. Een biljet was blanco. De heer Verster komt ter vergadering. II. Benoeming van een leeraar in de Staatswetenschappen aan de Hoogere Burgerscholen voor Meisjes en voor Jongens. (Zie Ing. St. n°. 89.) Benoemd wordt Mr. H. Ter Haar met 15 stemmen. 2 biljetten waren blanco. III. Verzoek van A. L. Nagel, om restitutie van betaald schoolgeld. (Zie Ing. St. n°. 86.) De heer Cock komt ter Vergadering. De heer Damsté. M. de V.! De heer Nagel beroept zich op art. 2 van de verordening (Gemeenteblad n*. 9 van het jaar 1882). Daar lees ik: „Voor elk ingetreden kwartaal is het volle schoolgeld verschuldigd, ook al heeft de leerling het onderwijs over den geheelen tijd niet genoten. Bij tusschentijds verlaten van de school wordt geen teruggave van school geld toegestaan". Dit is dus vrij gedecideerd. Maar om nu die in sommige gevallen wat harde bepaling te verzachten of te wijzigen volgt thans: „Echter kunnen ouders Nu kan ik daarin niet zien dat het regel zou moeten worden in ge vallen als het onderhavige de schoolgelden terug te geven. Ik vind althans dat men daardoor te veel gunst zou bewijzen aan de lieden die hier komen wonen. Bij het lage schoolgeld dat hier geheven wordt, acht ik het niet onbillijk dat vreemdelingen die zich hier vestigen ten minste het volle kwartaal betalen, daar zij anders inderdaad te veel voor zouden hebben op de alhier gevestigde burgers. Om dit duidelijk te maken, zal ik de vergadering mededeelen wat mij zelf gebeurd is. Anderhalf jaar geleden was ik genoodzaakt een mijner kinderen om gezondheidsreden van school te nemen. Nu in het voorjaar dacht ik er over het kind weer op de school te plaatsen. Ik vervoegde mij daarvoor bij mejuffr. Jesse, in de hoop dat deze er wel een mouw aan zou weten te passen, dat dit den l<>t«n April zou kunnen geschieden. De verordening spreekt echter duidelijk en ik moest wachten tot 1 Juli. De heer Nagel komt den Ist»" Mei hier geheel vrijwillig. Hij maakt een mooie promotie en wenscht gebruik te maken van het openbaar onderwijs, en nu komt het mij voor dat uit het lat9 gedeelte van art. 2 duidelijk blijkt, dat hij het volle kwartaal moet betalen, zoo goed als ieder ander. Ik zeg dit niet persoonlijk op den heer Nagel, maar omdat ik het principe uitgemaakt wenschte te zien. Het laatste gedeelte van het art. is, geloof ik, hoofdzakelijk in de veror dening opgenomen met het oog op de garnizoensveranderingen, waartoe mili tairen dikwijls tegen hun zin gedwongen worden, en waardoor bij hen zich dus het geval zou kunnen voordoen dat zij èn hier èn in hunne nieuwe garni zoensplaats schoolgeld over hetzelfde kwartaal zouden moeten betalen; t geen niet billijk zou wezen. Ik vind het niet goed de deur zoo wijd open te zetten, met het oog op de verordening zeiven. Naar ik daaruit lees, behooren voor die vrijgevigheid exceptioneele toestanden te bestaan. Zij laat toch de beslissing in deze aan den Raad zelf over, die zij anders toch even goed aan Burg. en Weth., des noods aan den Gemeente-ont vanger, had kunnen opdragen. Daaruit blijkt, althans mijn inziens, ten volle dat alleen bij exceptioneele toestanden kwijtschelding of restitutie mag verleend worden. Ik zal dus tegen het verzoek stemmen. De heer De Goeje. Het komt mij voor, M. de V., dat de geachte spreker van zooeven, twee dingen met elkander in verband brengt, di mets met elkaar gemeen hebben. De eene bepaling is, dat degeen, die slechts een deel van het onderwijs heeft kunnen genieten, ook slechts gedeeltelijk behoeft te betalen. Zonder eenigen twijfel al schijnt de heer Damsté dit niet in de alinea gelezen te hebben is dit de bedoe ling bij het ontwerpen van de verordening geweest, en wordt dan ook zoo terecht door Burg. en Weth. opgevat. De andere is dat kinderen van ingezetenen alleen op bepaalde tijden kunnen worden toegelaten. Deze bepaling moet er zijn, want anders zou den iederen dag nieuwe leerlingen zich kunnen aanmelden, en zoo de yerdeeling in klassen niet gehandhaafd kunnen worden. Maar het voor-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1883 | | pagina 1