«ENTERAAD VM LEIDEI 54 INGEKOMEN STUKKEN. N*. »3. Leiden, 21 Mei 1883. Met den laatsten Augustus van dit jaar zal de pacht geëindigd zijn van de haardasch, de vuilnis en het puin, gepacht door E. J. en P. H. Hoos voor 3972 'sjaars, alsmede van het baggeren in de gemeente-wateren, gepacht door H. en J. W. Filippo voor 2883, zoodat eerlang eene be slissing zal moeten worden genomen of tot het uitschrijven van eene nieuwe verpachting dan wel tot gemeentelijke exploitatie in deze zal worden overgegaan. Bij de behandeling van de begrooting voor dit jaar heeft deze aange legenheid reeds een punt van voorloopige bespreking uitgemaakt en wij gaven in onze Memorie van Antwoord te kennen, dat, ook met het oog op de ondervinding in andere gemeenten opgedaan, van ons college geen voorstel was te wachten om deze zaken in eigen beheer te nemen. Sedert is in deze onze overtuiging, ook na nadere overweging en over leg met de Comm. van Fabr., geene verandering gebracht en zijn wij met die Commissie van oordeel gebleven, dat eigen exploitatie ten zeerste moet worden ontraden. Voor eene eigen exploitatie toch is noodig, dat door de gemeente worden verstrekt de vereischte localiteiten en het kapitaal voor de onderneming en bovenal een voldoend deskundig personeel, terwijl de uitkomsten van dergelijke gemeente-inrichtingen op verschillende plaatsen van ons vader land over het algemeen niet tot navolging strekken. Daarentegen leert de ervaring in deze gemeente, dat aan eene openbare verpachting niet te miskennen voordeelen verbonden zijn, hoezeer die voor- deelen van afwisselenden aard zijn. De verpachting van de haardasch en vuilnis kostte de gemeente in 1833 1000 en bracht later een voordeel op van ƒ2000 in 1834, ƒ4800 in 1848, 3310 in 1868 en 3972 in 1883. Die van het baggeren kostte in eigen beheer de gemeente in 1836 629.07, later 800 'sjaars en bracht bij verpachting een voordeel op van 775 in 1856, 450 in 1859, 810 in 1864, 3375 in 1874 en 2883 in 1883. Wij aarzelen alzoo niet Uwe Vergadering in overweging te geven weder om tot het uitschrijven van eene openbare verpachting voor den tijd van tien jaren te besluiten, terwijl de bestaande voorwaarden door ons, na over leg met de Comm. van Fabr., zijn herzien en hierbij ter vaststelling wor den aangeboden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. VOORWAARDEN van de verpachting van de haard asch, de vuilnis en het puin binnen de gemeente Leiden vallende. Art. 1. Tot deze verpachting behoort: 1°. het op- en weghalen van de haardasch, de vuilnis en het puin, dat op den gemeentegrond gevonden, door de ingezetenen afgestaan of waar van door Burg. en Weth. de weghaling bevolen wordt 2°. de levering van grove en fijne puin ten behoeve van de gemeentewerken. Art. 2. Van het bij art. 1 vermelde is uitgezonderd: a. de mest, het stroo en de verdere afval van de Beestenmarkt; b. het vischgrom enz. van de zeevischmarkt. Art. 3. Het ophalen van de asch en vuilnis, waarvan de ingezetenen ontlast willen worden, geschiedt dagelijks, Zon- en feestdagen uitgezonderd, des zomers te zeven uren en des winters te acht uren aanvangende, langs de huizen, in alle straten en steegen en op grachten, met karren, schuiten of handwagens, zoo dat tot 's middags twaalf uren ieder in de gelegenheid is gesteld zich van die voorwerpen te ontdoen. De emmers, bakken of manden enz., moeten, na behoorlijk geledigd te zijn, onbeschadigd aan de huizen worden teruggegeven. Art. 4. Het aantal wagens, karren of schuiten moet, ter beoordeeling van Burg. en Weth., in verhouding staan tot den tijd en den omvang voor het ophalen bepaald. Zij zullen zoodanig ingericht zijn dat er geene ver stuiving of uitstorting kan plaats hebben en de aschkarren van een loshangend kleed vóór de opening voorzien zijn. Elke kar of wagen zal van een nummer ter grootte van een decimeter voorzien zijn, met verf daarop duidelijk zichtbaar gesteld. Bij het gebruik van onvoldoende middelen of gereedschappen, zullen deze op last van Burg. en Weth. ten spoedigste moeten worden aangevuld. Het is verboden gedurende het ophalen de asch uit te ziften. Art. 5. Behalve tot de dagelijksche en algemeen geregelde ophaling aan de huizen der ingezetenen is de pachter verplicht de fabrikanten te ontlasten van asch, vuilnis, afval en wat dies meer zij, uit de fabrieken en trafieken afkomstig en om, waar zulks gevorderd wordt, voor gebouwen, die geheel of gedeeltelijk worden afgebroken of verbouwd, op daarvan bekomen kennisgeving, platte wagens of schuiten beschikbaar te stellen, om daarin het puin te storten. Vóór zonsondergang moeten de wagens of schuiten worden weggehaald. Art. 6. De pachter zal zorgen a. dat de vuilnis op de straat dagelijks, vóór negen uren 's voormiddags wordt weggehaald b. dat puin, aarde, klei, uitgedolven grond, waarvan de ingezetenen zich willen ontdoen, zoo spoedig mogelijk op hun verlangen wordt weggehaald. c. dat op de Groentenmarkt bestendig een schuit aanwezig zij, om afval van groenten op te nemen en na den afloop der markt de geheele straat wordt schoongeveegd d. dat bij het afvallen der bladeren van de boomen op de straten en grachten, alles wordt weggeruimd binnen zoodanigen tijd en op zulk eene wijze als door Burg. en Weth. wordt verlangd; e. dat alles wordt opgeruimd en weggevoerd wat tot het reinhouden der straten door of van wege Burg. en Weth. wordt aangewezen. Art. 7. De pachter is onderworpen aan de voorschriften der Algemeene Politie verordening en verantwoordelijk voor de overtredingen zijner werklieden bij het ophalen van de asch enz. en het rijden met karren en wagens. Art. 8. De pachter heeft het vrije gebruik a. van de steenen schuur en houten karrenloods op den Vestwal; b. van de bergplaats, paardenstalling, hooischuur en wat daarbij gelegen is aan de Binnenvestgracht; c. van de woning en verdere behuizing aan den Zuidsingel. Hij moet die gebouwen en plaatsen gebruiken naar de bestemming die zij hebben, zonder daarin eenige verandering te maken dan met ver gunning van Burg. en weth. Hij is verplicht alles in goeden staat en ten genoege van Burg. en Weth. te onderhouden, térwijl hij geene vernieuwingen of herstellingen van eenig belang mag verrichten dan onder hunne goedkeuring. Tweemalen 'sjaars zal daartoe eene algemeene opneming van den staat der gebouwen enz. plaats hebben en de noodige herstellingen worden aangewezen, die binnen den bepaalden tijd moeten worden verricht. De bepalingen van het Burgerlijk Wetboek ten aanzien van huur en verhuur en gebruikleen zijn overigens hierop van toepassing. Art. 9. Buiten de schuur mag geen asch worden nedergelegd. Art. 10. De pachter zal de gereedschappen, karren, wagens, paarden, tuigen, vaartuigen enz. van den tegenwoordigen pachter overnemen tegen betaling van een koopprijs, bij Burg. en Weth. te storten, door twee wederzijds te benoemen deskundigen te bepalen. Bij verschil geschiedt de schatting door drie deskundigen, benoemd en beëedigd door den Kantonrechter. Bij de overneming der gebouwen zal de toestand ten overstaan van den Gemeente-Architect bij proces-verbaal worden geconstateerd. Art. 11. Onder het gewone onderhoud der gebouwen en werken behoort het verven der woonhuizen in het derde, zesde en negende jaar van den pacht tijd, terwijl jaarlijks moet worden geteerd wat geteerd is of behoort te zijn. Art. 12. Het puin of andere specie op openbare straten, singels of pleinen moet dagelijks worden weggehaald en opgeruimd. Wanneer de pachter na schriftelijk door Burg. en Weth. aan zijne ver plichting herinnerd te zijn, het puin enz. niet binnen 24 uren doet op ruimen, zal dit op zijne kosten van wege Burg. en Weth. geschieden, onverminderd de op het verzuim gestelde boete. Art. 13. Tot bergplaats var. het puin wordt aan den pachter in gebruik afge staan de grond aan den Rijn tegenover de Spanjaardsbrug onder de gemeente Leiderdorp, bij het Kadaster bekend onder Sectie A n°. 1041, ter grootte van ongeveer 690 M2. Hij zal den Rijn langs dien grond uit de schouw houden en voor alle bekeuringen verantwoordelijk zijn. Art. 14. De pachter is verplicht voor het onderhoud der gemeentewerken en wegen te leveren de benoodigde grove en fijne puin tot een bedrag van ongeveer vijftig lasten grove en honderd lasten fijne puin 'sjaars of zoo veel meer of minder als zal worden gevorderd, elk last berekend op een gewicht van 1800 kilo. Als grove puin worden niet aangenomen stukken van meer dan een geheelen en kleiner dan een halven steen, ook geen keien, blauwe of andere hardsteenen, tegels of andere ballast. Onder fijne puin mogen niet ge mengd zijn heele of halve steenen, klinkersteen en afval van steenhou- werswerk, aarde, klei, zand, vuilnis of andere specie, maar wel wat afkomstig is van zachte metselsteenen, pannenstukken en dergelijke. Voor een derde deel zal kalk, puin of biksel worden aangenomen. De Gemeente- Architect is bevoegd ook onder het lossen de vracht af te keuren, wan neer zij volgens zijn oordeel niet aan de vereischten voldoet. Art. 15. De levering van puin geschiedt in vaartuigen der gemeente, op bewijs van den Gemeente-Architect, vermeldende de soort en de hoeveelheid van het te leveren puin, benevens de wegen of werken waarvoor zij moeten dienen. Het laden en lossen geschiedt door stads-werklieden. Art. 16. De pachter kan aan de gemeente in rekening brengen voor een last grove puin, een gulden veertig cents en voor een last fijne puin zeventig cents. Na afloop van elk kwartaal levert hij daarvan een memorie in volgens voorgeschreven model, die naar aanwijzing van den Gemeente- Architect in afzonderlijke rekeningen gesplitst wordt, ten einde daarop bevelschrift van betaling worde opgemaakt en afgegeven. Bij die memorie worden gevoegd de door den Gemeente-Architect afgeteekende bewijzen van gedane levering. Art. 17. De pachter moet het woonhuis zelf bewonen en persoonlijk over het ophalen van de asch enz. toezicht houden. Hij mag de pacht aan niemand geheel of gedeeltelijk overdoen. Met vergunning van Burg. en Weth. kan hij evenwel op zijne kosten en onder zijne verantwoordelijkheid zich door een daartoe bekwaam en geschikt persoon als zijn gemachtigde doen vervangen. Voor elk verzuim in de vervulling zijner verplichtingen, ter beoordee-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1883 | | pagina 1