GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
35
INGEKOMEN STUKKEN.
Leiden, 6 April 1882.
Door Burg. en Weth. wordt, naar aanleiding van het raadsbesluit van
15 Maart jl. strekkende om de gelden benoodigd voor de verbouwing van
het Gymnasium ter vergrooting van de Hoogere Burgerschool ad ƒ4000,
niet door geldleening maar uit de gewone inkomsten te vinden, voorge
steld alsnu den post plaatselijke directe belasting met genoemd bedrag van
4000 te verhoogen en dien post alzoo op 141000 vast te stellen.
Met aandacht hebben wij de voordracht overwogen en evenzeer als
Burg. en Weth. onderzocht of ook wellicht andere ontvangstposten voor
verhooging of posten in uitgaaf voor vermindering vatbaar waren, ten
einde in de benoodigde uitgaven zonder verhooging der belasting te kun
nen voorzien.
Het is ons evenwel niet mogen gelukken daarvoor posten te kunnen
aanwijzen en naar het ons voorkomt zijn de gronden door Burg. en Weth.
tot motiveering van hun voorstel aangevoerd dan ook afdoende.
Bovendien schijnt het met het dog op het eenmaal gevallen besluit in
alle opzichten rationeel de uitgaven thans te doen drukken op de be
lastingschuldigen van dit jaar en die last niet over te brengen op het
dienstjaar 1885, hetgeen zoude geschieden wanneer, ten einde de begrooting
in ontvangst en uitgaaf te doen sluiten, een andere post in ontvangst werd
verhoogd. Dientengevolge zoude alsdan het eventueel batig saldo over 1883
als eerste post van ontvangst te brengen op de begrooting voor 1885'
worden verminderd of wel een nadeelig saldo ontstaan of het bestaande
worden verhoogd.
Hoezeer nu de door plaatselijke directe belasting te heffen som in dit
jaar aanzienlijk hooger is dan in vorige jaren en het belastbaar inkomen
vermoedelijk wel eenigszins zal zijn verminderd, zoo achten wij ons op
de aangevoerde gronden verplicht ons met het voorstel van Burg. en Weth.
te vereenigen en Uwe vergadering de vaststelling van den overgelegden
suppletoiren staat in overweging te geven.
Het zij ons echter vergund stellig te verklaren dat wij alleen ten
gevolge van de op 15 Maart gevallen beslissing ons verplicht achten met
het voorstel van Burg. en Weth. mede te gaan, maar dat wij steeds die
beslissing blijven betreuren.
Ook na ernstige overweging van het toen besprokene blijven wij van
meening dat het hier eene buitengewone uitgave gold, die derhalve door
zoogenaamde buitengewone ontvangsten moest worden gedekt.
Dat er groote omzichtigheid wordt vereischt bij het'vaststellen van de
uitgaven onzer gemeente, en wel bepaaldelijk in onze tegenwoordige om
standigheden, niemand zeker is daarvan meer doordrongen dan Uwe
Commissie. Eveneens zijn wij overtuigd dat het wenschelijk ware al onze
Uitgaven onmiddellijk te betalen. Doch wij moeten te rade gaan met onze
middelen, d. i. met die van Leiden's burgerij. Naar onze bescheiden mee
ning is het juist in dergelijke omstandigheden dat men zich heeft te
houden aan den regel dat alleen de gewone uitgaven uit gewone midde-
len, de buitengewone uit buitengewone worden bestreden.
Het mocht ons zooals wij zeiden niet gelukken, in 't geval van
deze verbouwing eene gewone uitgaaf te zien; er is hier geen onder
houd van de Hoogere Burgerschool, maar eene uitbreiding, die ten
gevolge van het vermeerderd getal leerlingen dringend noodig wordt
geacht en waarvan Leidens ingezetenen het voordeel zullen genieten zelfs
afgelostng "adat eïentUeel daarvoor °P te nemen gelden zouden zijn
vK7^'et uhet kedrag van de uitgaaf, alleen haar aard is hier beslissend.
Ware het bedrag belangrijker, niemand zou betwijfelen dat hier buiten
gewone middelen moesten worden aangewezen.
Nog steeds dus hechten wij aan de meening dat bij het besluit van
15 Maart werd afgeweken van den regel, die billijk en rationeel mag
heeten. Men vermijde elke uitgaaf die men redelijkerwijze achterwege kan
laten, maar indien men, als in het gegeven geval, geen bezwaar maakt
tegen de uitgave, dan behoort deze, als zij eenmaal valt onder de buiten
gewone, niet te drukken alleen op de belastingschuldigen van een enkel
jaar. Een dergelijke afwijking van den regel ware te plaatsen bij een
meer bloeienden staat onzer middelen, maar zij schijnt ons zeer beden
kelijk nu de hoofdelijke omslag reeds is geraamd op een cijfer van 137000.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.