GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
47
INGEKOMEN STUKKEN.
N°. 39. Leiden, 26 Februari 1883.
Bij de behandeling van de begrooting voor dit jaar en bij meerdere
gelegenheden werd gewezen op de wenschelijkheid van eene demping der
sloot langs den Stationsweg, en in de Memorie van Antwoord werd door
ons medegedeeld dat tot die demping niet zoude kunnen worden overge
gaan, alvorens de eigendomsquaestie ten aanzien van de sloot zoude zijn
beslist. Het gemeentebestuur van Oegstgeest toch beweerde dat de geheele
sloot burgerrechtelijk aan die gemeente behoort, terwijl naar onze meening
de sloot voor de eene helft behoort aan de gemeente Leiden en voor de
andere helft aan de eigenaren der aangelegen perceelen. Tevens werd de
ter zake met Oegstgeest gevoerde correspondentie ter inzage van de leden
in de Leeskamer nedergelegd.
Inmiddels zijn sedert de onderhandelingen ter zake voortgezet, ten ge
volge waarvan is gebleken dat de bovenbedoelde bezwaren geheel voor
oplossing vatbaar zijn, hoezeer van beidé zijden de beweerde eigendoms
rechten worden gehandhaafd. Vermits namelijk door het gemeentebestuur
van Oegstgeest ons was te kennen gegeven dat die gemeente geen overwegend
belang had bij den eigendom der sloot, hebben wij in overweging gegeven
eene overeenkomst te treffen waarbij, met afstand door de gemeente Oegst
geest van alle eigendomsrechten die naar het oordeel van het gemeente
bestuur aan die gemeente ten aanzien van bedoelde sloot mochten toe
komen, erkend wordt dat het gedeelte sloot tusschen den Morschsingel
en de Haverzaklaan voor de eene helft burgerrechtelijk behoort aan de
gemeente Leiden en voor de andere helft aan de eigenaren van de langs
die sloot gelegen perceelen, en waarbij de gemeente Leiden de verplichting
op zich neemt om, wanneer tot demping mocht worden overgegaan, de
buis die in het gedempte gedeelte ligt te doen doortrekken tot daar waar
het te dempen gedeelte eindigt. De Gemeenteraad van Oegstgeest heeft
dan ook, op grond dat die gemeente bij het behoud van dit gedeelte der
sloot, sedert de demping van het gedeelte hetwelk voorbij het Station liep,
geen belang meer heeft, besloten aan de gemeente Leiden afstand te doen
van haar eigendomsrecht op die sloot. Aan dit besluit werd evenwel de
voorwaarde verbonden dat, zoodra tot de demping wordt overgegaan, in
de door te trekken buis geene secreten of zinkputten mogen uitloopen.
Uit den aard der zaak kon met zoodanige voorwaarde door ons geen
genoegen genomen worden, aangezien thans reeds de riolen in de sloot
uitloopen en bezwaarlijk op andere wijze in de verwijdering der faecale
stoffen kan worden voorzien.
Door het bestuur van Oegstgeest werd aangevoerd dat, wanneer de wind
van de zijde van de stad komt, alsdan de faecalien zouden worden ge
dreven tot daar waar de buis eindigt, deze door de weinige strooming
zich aldaar zouden ophoopen en bij warm weder eenen ondragelijken
stank zouden veroorzaken. Aan dit bezwaar zoude naar het oordeel van
genoemd bestuur kunnen worden tegemoet gekomen door de bestaande
buis te brengen in de daarbij zijnde scheidsloot en die door te trekken
tot aan de haven van den Hollandschen spoorweg, in welk geval deze ge
meente geheel naar eigen inzicht kon handelen ten opzichte van de te
'eS8en buis van de scheidsloot af tot den Singel, mits beide geen gemeen
schap hebben. Wij gaven daarop te kennen dat de aangevoerde bezwaren,
onzes inziens, ongegrond moesten worden geacht.
De buis toch zal in allen gevalle onder het water worden gelegd, zoo
dat, ook wanneer de wind van de zijde van de stad komt, het water der
Singelgracht de faecalien niet in de richting van het Station zal kunnen
opdrijven, terwijl bij spuiing te Katwijk het Singelwater steeds naar de
zijde van het Galgewater stroomt en alsdan de faecalien zal medevoeren.
De uitloozing der privaten in de te leggen buis zal derhalve voor de ge
meente Oegstgeest geen hinder kunnen opleveren. Bovendien bestaat tegen
het plan om een buis te leggen naar de haven van den spoorweg o. a.
dit bezwaar dat de gemeente Leiden over die haven geene beschikking
heeft en mitsdien daartoe niet zoude kunnen overgaan zonder vergunning
van de spoorwegmaatschappij.
Wij wezen er verder op dat het hier gold eene dading waarbij uit den
aard der zaak beide partijen eenig beweerd recht opofferen, ten einde het
aanhangig geschil te beëindigen en dezerzijds werd beweerd dat de ge
meente Leiden vrijelijk althans over de helft van de sloot kan beschik
ken; dat verder de bestaande toestand van de sloot ook voor de inge
zetenen van de gemeente Oegstgeest hinder en last oplevert, zoodat de
demping mede in het belang zoude wezen van die gemeente, terwijl tot
die demping bezwaarlijk zoude kunnen worden overgegaan, wanneer mocht
worden bepaald, dat in de te leggen buis geene privaten mogen uitloozen.
Wij ontvingen daarop van het gemeentebestuur van Oegstgeest het be
richt dat de Gemeenteraad had besloten het aanhangig geschil te beëin
digen door de bepaling te laten vervallen dat geene uitloozing der priva
ten in de te leggen buis mag plaats hebben, mits die buis in zooveel
doenlijk hellende richting naar de Singelgracht worde gelegd, zoodat thans
tot het aangaan der bovenbedoelde overeenkomst, zoo Uwe vergadering
daartoe mocht willen besluiten, zoude kunnen worden overgegaan. Wij
geven U mitsdien in overweging ons college te machtigen het aanhangig
geschil ten aanzien van den burgerrechtelijken eigendom van bovenbedoeld
gedeelte sloot te beëindigen door het treffen van eene dading waarbij het
gemeentebestuur van Oegstgeest afziet en voor zooveel noodig afstand
doet van alle mogelijke rechten welke de gemeente Oegstgeest op de be
doelde sloot mocht bezitten en erkent het eigendomsrecht van de ge
meente Leiden en de eigenaren der aangelegen perceelen ieder voor de
helft en de gemeente Leiden en de voormelde eigenaren de verplichting op
zich nemen om, wanneer tot de demping van de sloot wordt overgegaan,
de buis gelegen in het reeds gedempte gedeelte sloot in zooveel doenlijk
hellende richting naar de Singelgracht te doen doortrekken tot daar waar
het te dempen gedeelte eindigt, zullende de te leggen buis minstens den
zelfden omvang hebben als de bestaande.
Wanneer nu zoodanige overeenkomst, na bekomen goedkeuring van de
Gedeputeerde Staten is gesloten, dan kan met de betrokken eigenaren in
nader overleg worden getreden omtrent de wijze waarop de demping,
zoo Uwe vergadering daartoe mocht besluiten, zal plaats hebben, over de
regeling der daaraan verbonden uitgaven en omtrent hetgeen verder met
de demping in verband staat, zullende de uitslag van dat overleg te zijner
tijd aan Uwe vergadering worden medegedeeld.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°- 4©. Leiden, 1 Maart 1883.
Ten aanzien van het verzoek van B. Vliegenthart ter bekoming in eigen
dom van een gedeelte sloot langs het Raamland onder Leiderdorp, geven
wij Uwe vergadering in overweging, overeenkomstig de conclusie van het
nevensgaand rapport der Comm. van Fabr. te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan de Edel Achtbare Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leiden.
Geeft met den meesten eerbied te kennen Burger Vliegenthart, timmer
man, wonende te Oegstgeest;
dat hij de sloot, behoorende voor de eene helft tot zijne eigendommen
aan den Maresingel, kadastraal bekend gemeente Leiderdorp sectie A nom-
mers 371 en 1532, en voor de andere helft tot nommer 2469, Raamveld,
zijnde het eigendom van de Vereenigde Gast- en Leprooshuizen te Leiden
en consorten, wenscht te dempen van af den Stadssingel tot aan den
noordkant van het bruggetje, hetwelk over bedoelde sloot ligt;
dat hij het te dempen gedeelte van gemelde sloot, thans nog behoorende
tot nommer 2469 en groot 38 centiaren, in eigendom wenscht te ver
krijgen.
Redenen waarom hij zich tot UEdel Achtbaren wendt met het beleefd
verzoek hem dit gedeelte sloot in koop af te staan op zoodanige voorwaar
den als UEdel Achtbaren zullen gelieven te bepalen.
't Welk doende enz.,
Oegstgeest, Februari 1883. Burger Vliegenthart.
Leiden, den 27 Februari 1883.
De Comm. van Fabr. heeft de eer op het request van B. Vliegenthart
te berichten, dat het dempen van een gedeelte der sloot langs het Raam
land aan den Maresingel onder de gemeente Leiderdorp, zal strekken tot
verbetering van den toestand aldaar, die bij gemis van behoorlijke door
strooming, voor de openbare reinheid en gezondheid veel te wenschen
overlaat.
De Commissie heeft derhalve geen bezwaar tegen de inwilliging van het
verzoek om tot het dempen van die sloot, de helft in eigendom af te
staan, bekend ten name der Vereenigde Gasthuizen bij het kadaster der
gemeente Leiderdorp, onder sectie A n®. 2469, en zulks ter grootte van
38 centiaren, onder de volgende voorwaarden:
1°. dat de demping geschiedt voor rekening van den requestrant en na
den afloop door den eigenaar van het Raamland wordt afgeschei
den door een behoorlijk rasterwerk, in voldoenden staat door hem te
stellen en te onderhouden, onder toezicht van den Gemeente Architect
2°. dat de eigendomsoverdracht geschiedt voor eene som van achtender
tig gulden, benevens de daarop loopende kosten.
Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage,
der Gemeente Leiden.
N°- 41. Leiden, 1 Maart 1883.
Onder referte aan nevensgaand rapport der Commissie van Fabricage,
geven wij Uwe Vergadering in overweging afwijzend te beschikken op
het verzoek van J. M. Van Vliet, om duikers te leggen naar den Vliet.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: de ondergeteekende J. M.
Van Vliet, Metselaar, wonende Witte laan, onder de gemeente Zoeterwoude
dat adressant aan het Delftsche Jaagpad aan den Vliet, tien woningen
doet bouwen onder de gemeente Zoeterwoude en voor die woningen twee
duikers wenschte te leggen door genoemd Jaagpad, in den Vliet uitmon
dende, waartoe hij bij deze van UEd. Achtb. beleefdelijk de noodige ver
gunning vraagt.
Zoeterwoude, 21 Februari 1883. 't Welk doende enz.,
J. M. Van Vliet.
Leiden, 27 Februari 1883.
Tengevolge van het bouwen van tien woningen, op een gedeelte van
Vreewijk, aan het Delftsche Jaagpad onder de gemeente Zoeterwoude,
wordt bij het hiernevens teruggaand request van J. M. Van Vliet, ver
gunning gevraagd tot het leggen van twee duikers door genoemd pad
naar den Vliet, met de bedoeling om de faecale stoffen in dat water te
doen uitloozen.
Wanneer zulk een plan toegepast werd op de geheele bebouwing van die
nieuwe wijk onder de gemeente Zoeterwoude, zouden de Vliet en de Singel
gracht verontreinigd worden door eene aanzienlijke hoeveelheid faecale
stoffen, die door den Vliet binnen de gemeente komende, de openbare
gezondheid zouden schaden.
Op dien grond heeft de Commissie van Fabricage bezwaar, door het
verleenen der gevraagde vergunning daartoe mede te werken en voor
verdere aanvragen den weg te banen, zoodat zij zich verplicht acht, het
nemen eener afwijzende beschikking voor te stellen.
Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage.
der gemeente Leiden.