6
zoo dit mocht worden aangenomen, het aldus geamendeerde voorstel van
Burg. en Weth. Wanneer nu dat voorstel, al of niet geamendeerd, wordt
goedgekeurd, is daardoor beslist dat het gebouw aan het kerkgenootschap
zal verhuurd worden, zoo het de huur althans zal willen aanvaarden.
De voorwaarden namelijk zijn, ook wat den termijn aangaat, anders, dan
die waarop het gebruik gevraagd is.
De heer Juta. Dus slechts voor den tijd van vijf jaren?
De Voorzitter. Juist, en voor f 25 öf f 150. Het is mij evenwel niet
bekend of het kerkgenootschap met die laatste som genoegen zal nemen.
De heer Cock. Ik wenschte gaarne ingelicht te worden of er zekerheid,
of, bij gebreke daarvan, althans waarschijnlijkheid bestaat dat het Her
vormde Kerkgenootschap met het voorstel van een verhoogden huurprijs,
zooals door den heer Donner is voorgesteld, genoegen zal nemen.
De Voorzitter. Het is mij geheel onbekend.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer Donner wordt, in stemming gebracht,
verworpen met 12 tegen 7 stemmen, die van de heeren Juta, Bredius,
Damsté, Land, Le Poole, Donner en Quant.
Het Voorstel van Burg. en Weth. wordt hierop aangenomen met 15
tegen 4 stemmen, die van heeren Damsté, Land, Donner en Knappert.
IV. Voordracht tot aflossing van een gedeelte der 4'/2 percents-geld-
leening.
(Zie Ing. St. n°. 10 en 19.)
Zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
V. Verzoek van Commissarissen van Musis Sacrum, om een loozing voor
hemelwater te leggen.
(Zie Ing. St. n°. 11.)
Zonder discussie of hoofdelijke stemming toegestaan.
VI. Verzoek van de wed. J. W. Speet, om een plankijs te leggen.
(Zie Ing. St. n°. 11.)
Zonder discussie of hoofdelijke stemming toegestaan.
VII. Verzoek van A. J. Voermans, om eene stoep te leggen en boomen
te doen rooien.
(Zie Ing. St. N°. 11.)
De heer Quant. Uit het rapport, M. de V., van de Commissie van
Fabricage blijkt dat die boomen werkelijk eenigen hinder verschaffen en
naar mij stellig verzekerd is, is dit van dien aard, dat het verhuren van
de bovenwoning daarmede in nauw verband staat. Ik erken ten volle,
dat het wenschelijk was geweest dat bij het bouwen deze huizen een
weinig meer achterwaarts waren geplaatst geworden; nu dit echter wer
kelijk het geval niet is, zou ik wel willen vragen of het niet mogelijk
zoude zijn aan het verzoek van Voermans te voldoen Alleen de misstand
die het wegnemen van die boomen zou veroorzaken is de reden, waarom
de Commissie van Fabricage een ongunstig advies uitbrengt. Daar tegen
over staat echter het belang van den betrokken persoon, die, door het
bouwen van die woningen tot het verfraaien van dien weg heeft mede
gewerkt. Ik zou dus willen vragen of de Commissie van Fabricage niet
terug zoude kunnen komen op haar rapport en alsnog aan het verzoek
van adressant voldoen.
De heer Damsté. Ik kan mij volstrekt niet vereenigen, M. d. V. met
hetgeen zooeven door den.geachten vorigen spreker is gezegd. Wanneer
deze boomen worden weggenomen, stellen wij ons bloot dat al die boomen
aan de trekvaart weggenomen moeten worden, wanneer die luidjes goed
vinden huizen tegen de boomen te plaatsen. Men moet waarlijk in zijne
hersenen geprikt zijn, om juist daar een huis te zetten. Schoone wandel
wegen hebben wij niet al te veel en wij mogen in onzen schik zijn met
het Leiderdorpsche hek, Endegeest en Wouterenbrug, en nu zouden wij alleen
ten pleiziere van Voermans drie boomen wegnemen, die nog zoo goed
groeien, dat gaat toch niet. Hadden wij de boomen geplant toen de huizen
stonden, dan was het een ander geval, maar de man heeft de woningen
tegen de boomen gezet.
De heer Quant. Naar aanleiding van het gesprokene door mijn geacht
medelid den heer Damsté, moet ik verklaren dat zijne bezwaren wel wat
overdreven zijn. Het verder gedeelte van het jaagpad is van het land afge
scheiden door een sloot; alleen langs dat gedeelte, waar de perceelen zijn ge
bouwd is de sloot gedempt; en er kan dus geen sprake van zijn dat alle
boomen weggenomen moeten worden.
De Voorzitter. In de eerste plaats moet ik herinneren dat de Comm.
van Fabr. in deze zaak heeft afgedaan, tenzij de zaak opnieuw naar Burg.
en Weth. worde gerenvoijeerd en door dezen weder in hare handen wordt
gesteld; doch ik betwijfel of ook dan wel een ander advies uitgebracht
zou worden. Met recht geloof ik te kunnen zeggen dat de Gemeenteraad
alle verzoeken toestaat, wanneer dit maar eenigszins mogelijk is en dit
kan geschieden zonder nadeel voor den publieken dienst: Zeer zeker strek
ken alle adviezen van de Comm. van Fabr. daartoe, wanneer het publiek
belang of de belangen van anderen, door de inwilliging van eenig ver
zoek niet worden geschaad. Volkomen kan ik mij echter vereenigen met 't
geen door den heer Damsté is gezegd; adressant heeft zijne huizen tegen
de boomen aan geplaatst en nu gaat het niet aan daarna met eene klacht
te komen dat die hoornen hem in den weg staanMet minstens evenveel
recht zouden wij hem kunnen zeggen „breek uwe huizen af want zij hin
deren onze boomen!" Wanneer Voermans zijn verzoek had ingediend, vóór
hij begon te bouwen, dan had hij waarschijnlijk ook een afwijzende be
schikking ontvangen en zijne huizen meer naar achteren kunnen plaatsen,
om zich dezen last te sparen; nu heeft hij den hinder waarover hij zich
beklaagt geheel aan zichzelven te wijten. Wel verre van daarin eene reden
te vinden om het advies van den heer Quant te volgen, geloof ik dat
wij dan een zeer gevaarlijk precedent zouden stellen en dan bij een volgend
geval onder dezelfde omstandigheden, ieder adressant het recht zou heb
ben te vergen met dezelfde toegevendheid behandeld te worden als waar
mede nu de heer Quant Voermans zou wenschen te behandelen.
De heer Quant zal zeker wel splitsing van het verzoek verlangen?
De heer Quant. Zeer gaarne, M. de V. 1
De Voorzitter. Ik breng dus nu het eerste gedeelte van adressant's
verzoek in stemming n.l. om een stoep te leggen.
Wordt met algemeene stemmen toegestaan, waarna het tweede gedeelte
van het verzoek wordt afgewezen met 18 stemmen tegen één, die van
den heer Quant.
VIII. Verzoek van de IJselstoomtramwegmaatschappij, om den stoom
tram te mogen doen doorrijden tot in het Noordeinde.
(Zie Ing. St. n°. 11.)
Wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming verworpen.
IX. Verzoek van D. A. J. Hoogenstraaten, om een stoep te leggen.
(Zie ing. St. n°. 12.)
Zonder discussie of hoofdelijke stemming toegestaan.
X. Verzoek van J. Korpershoek, om een tochthuisje te plaatsen.
(Zie Ing. St. n°. 13.)
Zonder discussie of hoofdelijke stemming toegestaan.
XI. Verzoek van P. Alma en Jhr. Meijer, over een bestrating van den
Morschsingel.
(Zie Ing. St. n°. 14.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Quant. Met het advies van Burg. en Weth. om, uit hoofde
van de groote onkosten, aan het inwilligen van het verzoek verbonden,
daarop afwijzend te beschikken, kan ik mij wel vereenigen.
Intusschen zoude ik de vraag willen stellen of niet op andere, min
kostbare wijze aan den wensch van adressanten zou kunnen worden tege
moet gekomen, en wel op de wijze, zooals dat in de Plantage is geschied,
door het leggen van steenen trottoirs.
De Voorzitter. Het doet mij genoegen den heer Quant te kunnen
mededeelen dat daartoe reeds last is gegeven, en dat wanneer vorst en
sneeuw het niet hadden belet, de trottoir waarschijnlijk reeds zoude ge
legd zijn. Ook voor betere afwatering zijn maatregelen genomen. Ik geloof
dat daarmede, hoewel adressanten niet juist verkrijgen zullen wat zij
vroegen, aan de bezwaren die zij hadden toch voldoende wordt tege
moet gekomen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het verzoek wordt zonder hoofdelijke stemming verworpen.
XII. Bezwaarschrift van W. G. Godzen tegen den aanslag van C. E.
Duyts op het kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1882.
(Zie Ing. St n°. 15.)
De heer Deroksen. Ik wenschte stemming, M. de V.
Op het bezwaarschrift wordt afwijzend beschikt met 18 stemmen. De
heer Dercksen hield zich buiten stemming.
XIII. Voordracht tot het verleenen van remissie van schoolgeld aan
P. A. Monshouwer.
(Zie Ing. St. n°. 18.)
Wordt met algemeene stemmen toegestaan.
XIV. Vaststelling van het Derde Suppletoir kohier der plaatselijke
directe belasting, dienst 1882.
De Voorzitter. Met het oog op de bekende gevoelens van den heer
Dercksen, zal ik het voorstel in stemming brengen.
Aangenomen met 18 stemmen. De heer Dercksen hield zich buiten
stemming.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten.
I*S
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.