5 Maar dèit is de vraag niet. Wij hebben thans eenvoudig te doen met de geschiedenis van de Armenkerk, die mij op het oogenblik niet volko men duidelijk voor den geest staat. Wel meen ik mij te herinneren dat het vroeger eene Hoogduitsche kerk was, omdat zoo Duitschers of personen uit andere landstreken hier kwamen, eenig gebouw hun aangewezen werd om daarvan voor het houden van hunne godsdienstoefeningen gebruik te maken. Men meende toen dat een dergelijke bemoeiing geheel op den weg van den magistraat lag. Hoewel het nu in den aard der zaak ligt dat hier van een recht der Hervormde gemeente geen sprake kan zijn, is het echter niet tegen te spreken dat de geschiedenis der kerk de zaak eenigszins ingewikkelder maakt, dan anders wel het geval zou zijn. Eveneens is het zeker dat de herstellingen, of liever gezegd de verbeteringen door het kerkgenootschap aangebracht, zwaar moeten wegen, trouwens wordt dit ook bij het vast stellen eener eventueel te eischen koopsom in aanmerking genomen. Ik voor mij zie dan ook geen bezwaar tegen het voorstel van Burg. en Weth., om de huur voor den tijd van vijfjaren tegen den minimen prijs van f 25 's jaars toe te staan, te minder omdat daardoor tijd gegeven wordt om na te denken wat later met het gebouw zal geschieden. Het is licht te begrijpen dat die f 25 's jaars, in mijn oog niet anders zijn, dan, evenals bij erfpacht, een erkenning van het eigendomsrecht der burgerlijke gemeente. Wij zouden misschien het gebruik voor niet geven, zoo wij niet bevreesd waren, dat de titel wellicht ongemerkt zou veran deren. Alleen om den titel van bezit te behouden, vragen wij dus een uiterst geringen huurprijs waardoor het eigendomsrecht van de gemeente gereserveerd wordt. Dit is echter niet het eenige voordeel aan de aan neming van het voorstel verbonden. Wellicht toch dat gedurende den tijd van dat uitstel de denkbeelden omtrent scheiding van kerk en staat zich nog krachtiger dan thans zullen ontwikkeld hebben. De heer Juta. Het amendement, M. d. V., van den heer Donner heb ik ondersteund, omdat het geheel afgescheiden was van het tweede ge deelte van zijn voorstel. Ik zal nooit medegaan met een voorstel om dit stadsgebouw te verkoopen, vooral nu de gemeente zooveel ten koste legt om gebouwen te stichten. Met den heer Bool ben ik het eens dat de voor gestelde huurprijs niet is in overeenstemming met den door den heer Donner genoemden verkoopprijs. Maar juist omdat ik mij met den ver koopprijs niet kan vereenigen, zal, hetgeen de heer Bool heeft opgemerkt wel niet op mij slaan. Ik geloof inderdaad dat de door den heer Donner voorgestelde huurprijs niet te hoog is voor het Nederl. Herv. kerkgenoot schap. Men moge het nu ter wille zijn, het financieele belang van de ge meente mag men toch ook niet voorbijzien. Het is volkomen waar dat het kerkgenootschap zeer veel aan het ge bouw ten koste heeft gelegdmaar het moet daarbij niet vergeten wor den dat gedurende die 25 jaren volstrekt geen huur betaald is. Daarbij komt dat die uitgaven voor ongeveer de helft besteed zijn aan inwendige ver fraaiingen en verbeteringen, die alleen betrekking hebben op den dienst welke in het gebouw verricht wordt; zooals het orgel, kerkbanken en zoo al meer. Die verbeteringen moeten hier buiten rekening gelaten worden, en alleen die kosten in aanmerking worden genomen, welke gestrekt heb ben om het gebouw zelf te onderhouden. Daarom ondersteunde ik het amendement van den heer Donner en ge loof niet dat de Gemeenteraad eene onbillijkheid zou begaan, door dien voorgestelden huurprijs vast te stellen. De heer Van Dissel. Ik wensch te herinneren, M. d. V. dat de vraag door den kerkeraad aan den Gemeenteraad gericht tweeledig is. Eerstens vraagt men het gebouw voor 25 jaar in huur te mogen hebben en 2° enkel de kosten van onderhoud en assurantie te betalen. Het voorstel van Burg. en Weth. sluit in zich in plaats van 25 jaar slechts voor 5 jaar te verhuren en in plaats van volstrekt geen huur, een kleinen huurprijs te vorderen, waardoor in beginsel is uitgemaakt dat geen lokalen aan eenig kerkgenootschap kosteloos worden afgestaan. Op een vrij duidelijke wijze wordt daardoor te kennen gegeven: „reken er op dat het gebouw weldra aan de bestemming, die gij er aan geeft zal onttrokken worden, daar wij het binnen weinige jaren voor ons zeiven kunnen noodig hebben." Mij dunkt, dit is een geleidelijke overgang van een zieken toestand in een gezondenmen breekt daardoor de verhouding tusschen het gemeentebestuur en den kerkeraad niet met een schok, maar langzamerhand, en dit heeft veel voor. Ik geloof ook dat de belangen van de gemeente zeer gekant zijn tegen den verkoop; omdat het gebouw bij deze of gene gelegenheid te pas kan komen en men met behoud van het gebouw toch geen kosten heeft te maken, ook niet die van het onderhoud. Nu meen ik dat de huurprijs ook niet hooger gesteld behoeft te wor den. Het kerkgenootschap zou daardoor wel niet te gronde gaan, maar de gemeentekas zou ook zeer onbeduidend gebaat worden door een honderd gulden, die daarin meer zouden gestort worden. Het beginsel is gehand haafd en dit acht ik de hoofdzaak. Ik zie dus volstrekt geen reden om af te wijken van het voorstel van Burg. en Weth., waarmede ik mij vol komen vereenig. De Voorzitter. Slechts een paar opmerkingen. In de eerste plaats dat ik mij nagenoeg geheel kan vereenigen met hetgeen is aangevoerd door den heer Van Dissel, die, naar het mij voorkomt de beteekenis van het voorstel van Burg. en Weth. klaar en duidelijk heeft uiteengezet. In de tweede plaats wenschte ik te herinneren aan hetgeen door den heer Damsté is medegedeeld omtrent den slechten toestand waarin 25 jaren geleden het gebouw verkeerde, toen het door het Hervormd Kerk genootschap in gebruik werd genomen, en de vele kosten daaraan door dat kerkgenootschap besteed, om het in den tegenwoordigen staat te brengen. En dan meen ik daaraan de vraag te mogen vastknoopen, of men het bij eenig nadenken niet zeer onbillijk zou vinden, wanneer wij nu, terwijl er sprake van is het gebouw aan dezelfde corporatie die het in zulk een goeden toestand gebracht heeft, te verhuren, ons voor de verhooging van den huurprijs beriepen op de meerdere waarde van het gebouw, die alleen een gevolg is van de groote kosten, die door het genootschap zelf besteed zijn. Wat het denkbeeld betreft van het gebouw te verkoopen, wil ik reeds nu verklaren daar bepaald tegen te zijn. De heer Juta heeft zeer terecht opgemerkt dat wij dikwijls bij gebrek aan localiteiten, genoodzaakt zijn geweest die voor groote sommen te stichten. Nu is de Armenkerk wel niet groot genoeg voor de doeleinden die de heer Juta, indien ik mij niet vergis, meer speciaal op het oog had, n.l. voor het onderwijs, doch dit neemt niet weg dat de gemeente niet te veel eigendommen heeft en dus wel voorzichtig mag zijn met zich te ontdoen van hetgeen zij nog bezit; dit is dan ook voornamelijk de reden geweest waarom Burg. en Weth. voorgesteld hebben den termijn te bepalen op 5, in plaats van de 25 jaren, die gevraagd waren. In één opzicht ben ik het niet met den heer Juta eens, dat, namelijk de groote kosten door het kerkgenootschap besteed, voornamelijk zouden moeten teruggebracht worden tot het inwendige gedeelte. Het is niet tegen te spreken dat ook daaraan veel is ten koste gelegd, maar ik be roep mij alweder op den heer Damsté, die in deze zeker bevoegd is om te oordeelen, dat ook het gebouw zelf, toen het, 25 jaren geleden, in gebruik werd gegeven zeer slecht was; nu verkeert het in een alle- zins gunstigen toestand. Dit zoude voorzeker na een 25-jarig gebruik het geval niet kunnen zijn wanneer er geene belangrijke kosten aan waren besteed. Ik wil er nog slechts dit bijvoegen, dat mogelijk de huurprijs laag is; maar, wanneer men op grond daarvan de huur verhoogt, dan vordert de billijkheid ook dat de gemeente de kosten van onderhoud enz. op zich neme. Wanneer men bedenkt dat deze op den huurder rusten, dan is de huurprijs niet zoo laag als hij aanvankelijk schijnt. Door den heer Bool is er reeds op gewezen, dat wanneer wij een huurprijs van f 330 vragen voor een gebouw, dat met het oog op de verbeteringen door anderen er aan gebracht, getaxeerd is op eene waarde van f 6000, wij dan inderdaad eene som eischen die buiten alle verhou ding is tot hetgeen waarop wij recht hebben. Ik wil het nogmaals met nadruk herhalen dat wij zoodoende eigenlijk renten eischen van sommen die door het genootschap zelf en niet door ons zijn besteed om aan het gebouw de waarde te geven, die tot maatstaf van dien huurprijs wordt genomen. De heer Damsté. Mag ik den heer Donner even vragen welken huur prijs hij wilde stellen Ik heb dien niet goed verstaan. De heer Donner. Honderd vijftig gulden. De heer Damsté. Dank U! Volgens mijne overtuiging, M. d. V. is het kerkgebouw, zooals het was, f 6000 waard, maar nu is de waarde veel grooter, het is echter moeilijk den prijs te benaasten, na de vele verbeterin gen welke zijn aangebracht. Om het gebouw terug te nemen, publiek te verkoopen of eene andere bestemming te geven, is onbillijk. Daarom wenschte ik het gebouw onderhands te verkoopen. De heer Donner. Ik heb de beteekenis van de voordracht niet in dien zin opgenomen, zooals die door den heer Van Dissel is uitgesproken en door U, M. d. V. beaamd is geworden. Maar nu het mij duidelijk is ge maakt waarom de huurtijd slechts op 5 jaren is gesteld, en de zooge naamde huurprijs op f 25, nu blijf ik mijn voorstel, den huurprijs op f 150 te brengen, met te meer kracht handhaven. Ik wil dit gebouw noch aan de Nederl. Herv. gemeente noch aan eenige andere gemeente voor niet geven, maar begeer tegelijk vast te houden aan de oorspronkelijke be stemming en de geschiedenis er van. Het gebouw is sinds onheugelijke tijden gewijd geweest aan den godsdienst; het is daarvoor gesticht gewor den en nooit tot een ander doeleinde gebruikt. Ik begeer niet mede te werken, om dit gebouw, zoolang er nog be hoefte is het voor den godsdienst te gebruiken, aan zijne oorspronke lijke bestemming te ontrukken. Laat de Raad een billijke huur vorderen, en dit geschiedt bij' de aanneminsr van mijn amendement. Door de aan neming van het amendement zal de Raad bewijzen de belangen der stad te behartigen, en zal het gebouw aan zijne oorspronkelijke bestemming gewijd blijven. De Voorzitter. Door de laatste toelichting door U gegeven, geloof ik, dat men op twee gedachten blijft hinken. Wanneer de gemeente afstand doet van het gebouw ter wille van het kerkgenootschap, en het blijkt later dat wij daaraan behoefte hebben, dan is dit een stap in dezelfde richting die door U wordt afgekeurd. Met betrekking tot den huurprijs herhaal ik nog eens, dat de 25 gulden verhoogd moeten worden met de kosten van onderhoud en assurantie, die betaald moeten worden door het kerkgenootschap, dat het in gebruik heeft. Er is ook in verband met het door den heer Donner aangevoerde nog een punt waarop het, dunkt mij, de moeite waard is de aandacht te vestigen. Wanneer namelijk later besloten mocht worden tot verkoop, dan zoude die, zooals de heer Van der Zweep zeer juist opmerkte, publiek, aan den meestbiedende moeten geschieden en niet onderhands kunnen plaats hebben aan het Hervormde kerkgenootschap, zonder ook een stap doen in de verkeerde richting, door den heer Donner zoo zeer afge keurd daar het in dat geval zeer wel mogelijk zou zijn dat ook anderen dan kerkgenootschappen wenschten mede te dingen. Daardoor zouden wij tevens gevaar loopen dat, tegen den wensch van den heer Donner, het gebouw aan zijn tegenwoordige bestemming werd onttrokken. De heer Donner. Het gebouw zou dan toch in ieder geval voor gods dienstig gebruik bestemd blijven, en dit is het wat ik wensch. De heer Juta. Ik weet niet of het amendement van den heer Donner zal worden aangenomen, maar ik meen op den voorgrond te moeten stellen dat ik bij het ondersteunen daarvan niet heb gedacht, dat aan het vorderen van een hoogere huur zou verbonden zijn het in het bezit laten van het gebouw aan het kerkgenootschap. Ik wensch volledige vrij heid te behouden voor de beslissing of de gemeente het kerkgebouw al dan niet aan zich wil trekken. Mijne stem heeft alleen betrekking op den huurprijs en verder niet. De Voorzitter. Ik zal natuurlijk eerst het amendement van den heer Donner in stemming brengen om den huurprijs op f 150 te brengen, en,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1883 | | pagina 3