GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 5 INGEKOMEN STUKKEN. N*. 8. Leiden, 8 Januari 1883. De Comm. van Fin. heeft geene bedenkingen tegen den staat van af- en overschrijving ad 500, overgelegd bij de voordracht van Burg. en Weth. van 4 Januari jl., Ingekomen Stukken n°. 3. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financien enz. N°. 9. Leiden, 8 Januari 1883. De Comm. van Fin. heeft de eer, omtrent het voorstel van Burg. en Weth. tot wederverhuring der Armenkerk, te berichten dat haar dit voor stel weinig aannemelijk schijnt te zijn. Zij acht het reeds in den regel minder wenschelijk dat de gemeente aan eenig kerkgenootschap een kerk gebouw ten gebruike verschaft, al zij dit tegen betaling van eenigen huur prijs. Maar bovendien is in dit geval aan dergelijk contract een bijzonder bezwaar verbonden. Het kerkgenootschap heeft in billijkheid aanspraak op dat gebruik, omdat het gebouw zijne tegenwoordige waarde voor een groot deel te danken heeft aan herstellingen en verbeteringen op kosten van dat kerkgenootschapvandaar dan ook de voorgestelde lage huurprijs 25) tegenover eene assurantiesom van 8000. Uwe commissie meent dat deze ingewikkelde toestand niet behoort te worden bestendigd en op dezen grond kan zij met het gedane voorstel niet instemmen. Om tot eene bevredigende oplossing te geraken zoude verkoop te ver kiezen zijn boven verhuur. Als een billijke koopprijs zou aan den kerke- raad kunnen worden voorgesteld eene som, evenredig aan den toestand van het gebouw vóór de bedoelde herstellingen en verbeteringen. Met het oog op de tegenwoordige waarde van dergelijke panden meent uwe commissie als cijfer te mogen stellen 6000, een bedrag dat in vergelijking dus ook veel hooger komt dan de thans door Burg. en Weth. voorgestelde huurprijs. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N®. ÏO. Leiden, 10 Januari 1883. Krachtens de voorwaarden der ingevolge raadsbesluiten van 21 Novem ber, 12 en 30 December 1878, goedgekeurd door de Ged. Staten bij be schikkingen van 16 December 1878 en 14 Januari 1879, aangegane 4'/2 percents geldleening ad 125000, moet jaarlijks minstens 2x/2 percent van het nominaal bedrag der aangenomen inschrijvingen worden afgelost, terwijl telken jare in de maand Januari de schuldbrieven bij loting in het openbaar worden aangewezen, die met 30 Juni d. a. v. aflosbaar zijn en van dien dag ophouden rente te dragen. Op de begrooting voor 1882 is te dien einde op Volgn. 160, Aflossing van bijzondere geldleeningen, een bedrag van 3250, uitmakende 2J/2 percent van 125000, uitgetrokken. Intusschen zal tot eene meerdere aflossing kunnen worden overgegaan, daar op den dienst 1882 gelden zijn ontvangen, die wegens verkoop van gemeente-eigendommen of wegens andere ontvangsten uit haren aard moeten worden aangewend tot kapitaalvorming of aflossing van schuld, terwijl daarbij mede in aanmerking moeten worden genomen de gelden die wegens verkoop van inschrijving op het Grootboek in ontvangst op de begrooting zijn uitgetrokken. Op die begrooting komt voor eene som van 7800 in ontvangst op Volgn. 54, wegens verkoop van inschrijving, op Volgn. 48, Opbrengst van den verkoop van gemeente-eigendommen 10500 en in uitgaaf op Volgn. 173, Aankoop van inschrijving 175Q0. Blijkens ons rapport van 6 April 1882 (Ing. Stukken n°. 57) betrek king hebbende op de onlangs aangegane 4 percents-geldleening, is reeds vóór het vaststellen van het bedrag dier leening op de volgende posten der begrooting, dienst 1882, gerekend, als: Volgn. 54, Verkoop van in- schrijving 7800 en wat Volgn. 173, Aankoop van inschrijving betreft op de 2000 van de af te lossen schuldvordering ten laste van de voor malige Hoofdkerken en op de 5000 uit de winst der gasfabriek, terwijl de 10000 in ontvangst en uitgaaf uitgetrokken wegens verkoop van grond aan de gedempte Binnenvestgracht bij het Plantsoen buiten aan merking blijven, omdat die verkoop tot dusverre nog niet heeft plaats gehad. Voor de vaststelling van het eerlang af te lossen bedrag der 4y2 percents geldleening ad 125000, zal dus alleen in aanmerking moeten worden genomen hetgeen over den dienst 1882 werkelijk ontvangen is wegens verkoop van gemeente eigendommen, en daartoe behooren 1®. 438.50 van C. Goekoop Az., F. Stokhuijzen Az. en A. Stokhuijzen, B. Huurman, L. De Jong, F. J. Filippo IIz., voor grond aan het Plantsoen 2°. 15 van J. Van der Plas voor grond in de Fabiaanspoort; 3°. f 36 van Mr. H. Hemmingson, voor een gedeelte sloot aan den Hoo- gen Rijndijk; 4°. 1597.75 van Vrouwe C. M. Steengracht, echtgenoote van C. A. A. Baron Van Pallandt, P. M. Snickers en J. II. Willink, voor grond aan de Haarlemmer trekvaart; 5°. 43 van de firma Jaeger C0., voor een gedeelte water der Maresingelgracht 6°. 1300 van F. Van Leeuwen, voor grond aan de Haarlemmer trekvaart 7®. 320 van D. J. Ciggaar, als voren 8°. 192.50 van H. Huyg, als voren; 9°. 774.50 van M. Boot, weduwe van A. Van Moorsel, als voren 10°. 112 van de Kon. Nederl. Grofsmederij, voor een gedeelte Bin nenvestgracht; en 11°. 200 zijnde de helft van de koopsom van een gedeelte sloot aan de Delftsche trekvaart aan H. W. J. C. Swaan, komende de andere helft dier koopsom aan de gemeente Delft, te zamen uitmakende een bedrag van 5029.25, waarbij gevoegd de verplichte aflossing van 2y2 percent ad 3250, eene som van 8279.25 voor aflossing bestemd wordt verkregen. Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging te besluiten dat van de meerbedoelde 4'/2 percents geldleening in dit jaar acht schuldvorderingen elk ad ƒ1000 en een ad ƒ250 zullen worden afgelost en bieden U hierbij ter vaststelling aan een suppletoiren staat, strekkende tot verhooging van de begrooting, dienst 1882, in ontvangst en in uitgaaf met ƒ5000, in ontvangst Volgn. 48, Opbrengst van den verkoop van gemeente-eigendommen, en in uitgaaf Volgn. 160, Aflossing van de bijzondere geldleeningen, op welken post, gelijk boven werd opgemerkt, reeds een bedrag van 3250 voor aflossing van bedoelde leening is uitgetrokken. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. 11. Leiden, 11 Januari 1883. Onder overlegging van de rapporten der Comm. van Fabr. op de ver zoeken van Commissarissen der vereeniging Musis Sacrum, om eene loozing voor hemelwater te leggen naar de Singelgracht, de wed. J. W. Speet om een plankijs te leggen in de vierde Binnenvestgracht, A. J. Voermans tot het doen leggen van een stoep en het rooien van boomen langs het Haagsche trekpad en het Bestuur der IJsel-Stoomtramweg-Maatschappij om den tramweg tot in het Noordeinde door te trekken, geven wij Uwe Vergadering in overweging overeenkomstig de conclusiën dier rapporten te besluiten en alzoo de beide eerstgenoemde verzoeken, en dat van Voer mans wat de stoep betreft, onder de voorgestelde voorwaarden in te willi gen en op de beide laatstgenoemde afwijzend te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, den 16 December 1882. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen, Commissarissen der Ver eeniging „Musis Sacrum" alhier, dat zij van het gebouw in de Plantage af naar den Singel eene afleiding voor het hemelwater wenschen te maken, waarvoor beleefdelijk de toestemming Uwer Vergadering wordt verzocht. 't Welk doende, H. W. F. Bakker, President. J. T. Hessels, Secretaris. Leiden, 9 Januari 1883. De Comm. van Fabr. heeft de eer op het request van Commissarissen der Vereeniging „Musis Sacrum" te berichten, dat bij haar geen bezwaar bestaat tegen het verleenen der gevraagde vergunning, om eene loozing voor hemelwater te leggen uit het gebouw naar de Singelgracht, van aarden buizen door het Plantsoen in het gangpad en den grasberm, zon der beschadiging der wortels van het boomgewas, onder toezicht van den Gemeente-Architect, mits zorgende voor de herstelling van den openge graven grond, door vergoeding der daarop loopende kosten en tegen be taling van het recht, bepaald bij art. 3, n°. 11 van het Tarief, vastge steld den 5del» Maart 1857. Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage. der gemeente Leiden. Aan Edel Achtbare Heeren Burg. en Weth. der gemeente Leiden. Geeft ondergeteekende met den meest verschuldigden eerbied kennis, dat zij verzoekt om het plankijs, bestaan hebbende achter haar erf gelegen in het Jan-Willemshof in de Looiersstraat, weder te mogen plaatsen op de breedte (1.50 M.) zooals de bestaande, doch ter lengte van het geheele erf, waarvoor zij reeds van Heeren Hoogheemraden van Rijnland de ver- eischte toestemming heeft. UEds Achtbare toestemming tegemoet ziende, Gedaan te Leiden, Hetwelk doende enz., den 27 November 1882. Wed. J. W. SpeetRamakers. Leiden, 9 Januari 1883. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van de Wed. J. W. Speet te berichten, dat bij haar geen bezwaar bestaat tegen het verleenen der gevraagde vergunning, om tot vervanging van het vroeger bestaand plankijs aan de voormalige leerlooierij in de vierde Binnenvest gracht, te plaatsen een houten plankijs ter lengte van 24 Meters en ter breedte van anderhalven Meter, waardoor voor de breedte van de door vaart, tot het aldaar bestaande schuitenhuis van de firma De Heijder Co. nog vijf meters zouden overblijven, maar op voorwaarde dat op haar kosten de diepte der gracht langs het plankijs op twee Meter beneden A.P. wordt be houden, overigens tot wederopzeggens toe en tegen betaling van het recht be paald bij art. 3, n°. 20 van het tarief, vastgesteld den 5aen Maart 1857, en behoudens bekomen vergunning van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage. der gemeente Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Adrianus Jacobus Voermans, Kleederbleeker, wonende aan het Haagsche en Delftsche trekpad gemeente Zoeterwoude dat bij raadsbesluit van 23 Mei 1878 aan N. Van der Poel is ver kocht het gedeelte sloot, aan de gemeente Leiden in eigendom toebe- hoorende aan het Haagsche en Delftsche trekpad gelegen dat adressant dien grond van N. Van der Poel heeft overgenomen en bebouwd met vier woonhuizen geteekend n°. 166, a, b en c; dat hij ten eerste verzoekt om op den grond, de gemeente Leiden toe- behoorende, langs de vier perceelen één doorgaande stoep te mogen leggen, 0,90 meter uit den gevel; ten anderen, twee boomen staande voor zijn nieuwgebouwde woningen te doen wegnemen welke haar zeer ontsieren en, bij het aanbreken van den zomer niet alleen alle licht en lucht zullen beletten binnen te dringen, maar ook invloed zal uitwerken op de verhuur der bovengedeelten. Redenen waarom hij zich tot Uwe Vergadering wendt, met beleefd verzoek op zijn tweeledig verlangen gunstig te willen beschikken. 't Welk doende enz., Zoeterwoude, 4 December 1882. A. J. Voermans.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1883 | | pagina 3