86 De Voorzitter. Toch niet, de voordracht strekt om het traktement van f 1000 te verhoogen met f 200, dat is dus f 1200. De heer Donner. Maar daarbij wordt eenigszins de verbintenis aange nomen om later den post weder te verhoogen. De Voorzitter. De Memorie van Toelichting van het Dagelijksch Be stuur kan toch natuurlijk nooit den Raad binden, hoe dan ook. De heer Donner. Maar die Memorie houdt de regeling dan toch in. De Voorzitter. Namens het Dagelijksch Bestuur stel ik voor om over den post te stemmen, geheel afgescheiden van de toelichting, en af te wachten eene nadere speciale voordracht van B. en W. om de positie van den opzichter Looman te regelen, waarbij dan tevens kan worden uitge maakt of hem de nieuwe titel zal worden verleend, die is aangegeven. Ik meen dat dit de eenvoudigste weg is om uit de moeilijkheid te geraken. De beraadslaging wordt gesloten. Overeenkomstig het voorstel wordt besloten. Volgn. 62 wordt thans zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgns. 6365 worden zonder beraadslaging en hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 66. Jaarwedden van keurders, wegers, meters, rooimeesters en dergelijke. De heer Damsté. M. d. V. Hier wordt evenals vorige jaren f 250 uit getrokken voor de tegenschatterswanneer mijne informatiën juist zijnis dat salaris wel wat hoog voor het weinige werk, dat er voor gedaan wordt. Ik zal dit jaar mijne stem aan den post geven, maar zou aan de overweging van B. en W. willen aanbevelen om bij eventuele vacature in het college van tegenschatters dit punt opzettelijk na te gaan. De Voorzitter. Er zijn vijf schatters, zoodat ieder f 50 'sjaars be komt. Wanneer de heer Damsté de discussie gelieft na te lezen, die hier is gehouden, toen deze post voor het eerst op de begrooting kwam, dan zal hij zien dat de aanleiding er toe juist is geweest de moeilijkheid om personen te vinden voor de functie van tegenschatter geschikt en genegen om de betrekking te aanvaarden. De heer Damsté. M. d. V. Ik blijf bij mijne meening dat de tegen schatters ruim betaald worden voor het weinige werk dat zij doen. De beraadslaging wordt gesloten. Volgn. 66 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 6784 worden zonder discussie of hoofdelijke stemming goed gekeurd. Volgn. 85. Onderhoud en aankoop van voorwerpen van waarde of belangrijk voor de oudheidkunde en de geschiedenis der kunst. De heer Cock. Wanneer ik mij niet vergis, wordt er voorgesteld dit nummer met f 100 te verhoogen. De Voorzitter. Het cijfer is niet verhoogd, het is hetzelfde als ver leden jaar. De heer Cock. Dank U, M. d. V.Kortheidshalve wil ik al dadelijk verklaren dat ik onder de tegenstemmers wensch gerangschikt te worden. De Voorzitter. Ik weet niet of andere leden er evenzoo over denken als de heer Cock en zal dus het nummer in stemming brengen. Volgn. 85, in stemming gebracht, wordt aangenomen met 19 stem men tegen 4, die van de heeren Cock, Dercksen, Bredius en Donner. Volgn. 86 en 87 worden goedgekeurd. De Voorzitter. In verband met een in het vorig jaar daartoe te kennen gegeven wensch, zal ik thans ieder hoofdstuk afzonderlijk in stemming brengen. Hoofdstuk I, wordt met algemeene stemmen aangenomen. Algemeene beraadslaging over Hoofdstuk II, Kosten voor werken en inrichtingen tot openbaren dienst bestemd. De heer Quant. M. d. V.Ik wenschte over Hoofdstuk II eenige oogenblikken het woord te voeren. Bij dit Hoofdstuk, waarin ik zoo gaarne een post had opgenomen gezien tot demping van de sloot, of liever gezegd modderpoel, langs den Stationsweg, zou ik gaarne eenige inlichtin gen van het Dagelijksch Bestuur ontvangen omtrent zijne plannen in dat opzicht. Wel blijkt uit eene correspondentie met het bestuur der gemeente Oegstgeest, dat die gemeente weinig bezwaar maakt om tot demping van bedoelde sloot over te gaan, maar tevens dat zij even sterk als altijd aan haar zoogenaamd eigendomsrecht blijft vasthouden. Nu is echter de toestand daar ter plaatse van dien aard, zoowel met het oog op de openbare gezondheid als op de veiligheid van het verkeer, dat een spoe dige verbetering daarin, werkelijk urgent mag genoemd worden. Ik zou daarom van het Dagelijksch Bestuur wenschen te vernemen welke zijn plannen zijn om in deze zaak tot een einde te komen, want heb ik juist gezien, dan is op het laatste schrijven van Burg. en Weth. dd. 1 Sep tember nog geen antwoord van het gemeentebestuur van Oegstgeest ontvangen. De Voorzitter. De brief van 1 September is beantwoord, en ik meende zelfs dat de heer Quant dat antwoord kende, omdat hij den inhoud er van zoo juist weergaf. De gemeente Oegstgeest heeft geen bezwaar tegen de demping wanneer die gevraagd wordt, maar zij beweerde eigenaresse van de sloot te zijn. Wij hebben daarom voorgesteld, aangezien de gemeente Oegstgeest geen belang in het bezit der sloot stelt, ofschoon zij beweert eigenaresse te zijn, dat dan-de drie partijen, gemeente Oegstgeest, aangrenzende eigenaars en de gemeente Leiden gezamenlijk bij akte verklaren dat de toestand is, zooals hij hier wordt opgevat en die overeenkomt met het kadaster. Wij hebben daarop ten antwoord gekregen, dat Oegstgeest tot het toestaan van de demping bereid is, maar onder zekere voorwaarden. Dit antwoord slaat niet op ons voorstel en tevens zijn de voorwaarden onaannemelijk. Maar, ook al ware het antwoord van Oegstgeest, zooals wij het gewenscht hadden, dan was de zaak nog niet uit; de eene helft zoude dan zonder tegenspraak behooren aan de gemeente Leiden en de andere aan de eige naars der aangrenzende erven. Eene eventueele demping zoude dus ook dan niet kunnen geschieden zonder medewerking van die eigenaars. Op het oogenblik is dus de zaak nog niet in staat van wijzen. Dat in dezen stand van zaken er nog geen quaestie kan zijn om zelfs maar een memorie- post op de begrooting te brengen, zal geen verder betoog behoeven. De heer Quant. Ik dank U, M. d. V., voor de gegeven inlichtingen, het laatste schrijven van Oegstgeest had ik niet onder de stukken ge vonden, doch misschien heb ik het over het hoofd gezien. Ik wensch deze zaak bijzonder aan de aandacht van het Dagelijksch Bestuur aan te bevelen. De heer Juta. M. d. V. Ik zou de vrijheid willen nemen om, indien de financiëele toestand het eenigszins gedoogt, aan te bevelen dat voortge gaan werd met het dempen van het opengebleven gedeelte Binnenvest gracht tot de Mare. Dat stukje is vroeger open gebleven na de demping van het gedeelte Binnenvestgracht achter de Sociëteit Amicitia en den daar bij gelegen molen. Het riool dat in dit gedempte gedeelte gelegd is, voert de vuile stoffen naar het niet gedempte gedeelte. Dat de toestand daar door dagelijks verergert, laat zich gemakkelijk denken. Wanneer er weder een voorstel tot demping gedaan wordt, hoop ik dat dit grachtje het eerst in aanmerking zal komen. De Voorzitter. Het doet mij genoegen dat ik den heer Juta een be vredigend antwoord kan geven. Het eerste punt, dat voor demping in aan merking zal komen, is het door hem bedoelde gedeelte Binnenvestgracht. Zoo als de heer Juta zich zal herinneren is, bij de demping van het eerste ge deelte, de zaak besproken men wilde toen de gevolgen afwachten van die demping alvorens verder te gaan; maar ik geloof dat het zoowel bij het Dagel. Best. als bij de Comm. van Fabr. nu reeds vast staat dat de toestand, zooals hij nu is, stellig voorziening vereischt. Ik meen dan ook nu wel te kunnen verklaren dat in den loop van dit of in het volgende jaar een voorstel dienaangaande bij den Raad zal worden ingediend. De heer Juta. M. d. V.! Ik dank U voor de gegeven inlichtingen. Volgn. 8896, zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 97. Kosten voor het verstrekken van en aanleg voor Duinwater. De heer Van Dissel. Omtrent dit artikel wordt in eene nadere memo rie voorgesteld, het op f 4000 terug te brengen, omdat de opbrengst der waterkranen in de laatste dagen grooter is dan werd geraamd. Nu zou ik echter in overweging willen geven van genoemden post niet de volle f 330 maar minder af te trekken, en wel om op die wijze wat meer te knnnen besteden voor den aanleg van straat-drinkkranen. Volgens de M. v. T. zijn deze vier in getal, wat, naar het mij voorkomt, voor een stad als Leiden, wel wat weinig is. Hoewel ik geloof dat de som voor vier stuks geraamd hoog genoeg zal wezen, zou ik toch meenen dat het beter was het geheele bedrag voor de drinkkranen wat hooger uit te trekken, ten einde bij de beslissing omtrent de plaatsen dit in wat ruimeren zin te kunnen opvatten. De Voorzitter. Naar aanleiding van het voorstel van den heer Van Dissel, om den post aan te nemen, zooals hij oorspronkelijk geraamd is, wensch ik mede te deelen, dat B. en W. bezig zijn met het zoeken naar kranen die niet al te gemakkelijk beschadigd en onbruikbaar kunnen ge maakt worden, en dat het zich laat aanzien dat binnen korten tijd een begin zal kunnen worden gemaakt met het nemen van proeven. Ik voor mij zie er geen bezwaar in den post op de begrooting te latenwanneer de te nemen proeven slagen zullen wij met genoegen meer geld voor dat doel besteden, dan wij aangevraagd hebben. De beraadslaging wordt gesloten. Volgns. 9799 goedgekeurd. Hoofdstuk II, met algemeene stemmen aangenomen. Volgn. 100. Onderhoud van huizen, torens, poorten en dergelijke. De heer Dercksen. M. d. V. Ik wenschte bij dit artikel alleen den wensch uit te spreken, dat eenigszins werd acht geslagen op de verlich ting van de bijzondere vertrekken in het Heerenlogement aan den Burg. Ik geloof niet dat het veel zou behoeven te kosten om daar verbetering aan te brengen. Schijnbaar zou zoodanige verbetering slechts in het be lang van de personen zijn, die van die vertrekken gebruik maken, maar dat is slechts in schijn het geval. Immers indien die personen eens be sloten een ander lokaal te gaan gebruiken, dan zou dit stellig niet zon der invloed blijven op de pachtsom welk door de gemeente kan worden verkregen. De Voorzitter. Ik ben gaarne bereid om dit punt te laten onderzoe ken, maar ik herinner mij niet van den huurder van den Burg eenige klacht te hebben gehoord. De heer Dercksen. Van de Notarissen toch wel. De beraadslaging wordt gesloten. Volgn. 100 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgns. 101106 worden zonder beraadslaging en hoofdelijke stemming goedgekeurd. Hoofdstuk III wordt, in stemming gebracht, met algemeene stemmen goedgekeurd. Over hoofdstuk IV (kosten van invordering der plaatselijke belastingen of middelen) wordt geen algemeene beraadslaging gevoerd. Volgns. 107108 worden zonder beraadslaging en hoofdelijke stemming goedgekeurd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1882 | | pagina 8