85 Ik geloof op al deze gronden dat er geen voldoende reden is waarom de Raad het eerste gedeelte van het voorstel van Burg. en Weth. niet zou aannemen. De heer Juta. M. d. V. Ik wil alleen doen opmerken dat de ingang, dien de heer De Goeje bedoelt, dicht bij de Haarlemmerstraat ligt, ter wijl de ingang in de Sionssteeg zich midden in de Vrouwenkamp bevindt er is dus nog al verschil. Maar bovendien, dat de ingang van een be staande inrichting slecht gelegen is, moet voor ons geen reden zijn om een tweede ook slecht te vestigenintegendeel die omstandigheid moet voor ons eene reden te meer zijn om te zorgen, dat geen tweede inrichting in denzelfden ongelukkigen toestand kome. De beraadslaging wordt gesloten. Het eerste gedeelte van het voorstel wordt hierop in stemming gebracht en aangenomen met 13 stemmen tegen 10, die van de heeren: Cock, Dercksen, Bredius, Zaalberg, Zaaijer, Damsté, Juta, Donner, Verster en Knappert. Het tweede gedeelte wordt hierop eveneens aangenomen met 17 tegen 6 stemmen. Tegen hebben gestemd de heeren: Cock, Dercksen, Bredius, Damsté, Donner en Verster. Op voorstel van den heer Donner wordt de vergadering voor 10 minu ten geschorst. De vergadering wordt heropend. Aan de orde is X. De begrooting van de ontvangsten en uitgaven der gemeente voor 1883. (Zie Ing. St. n°. 200). De algemeene beraadslagingen worden geopend en, daar niemand het woord verlangt, weder gesloten. De Voorzitter. Ik stel voor om, zooals wij dat gewoon zijn, eerst de uitgaven te behandelen. Wanneer geen der leden daartegen bezwaar maakt, zal ik de volgns. achtereen noemen. Ieder lid dat dan over een der num mers wenscht te spreken, kan dan het woord vragen. Deze wijze van be handeling zal zeker den spoed bevorderen. Over hoofdstuk I, Huishoudelijk Bestuur, in het algemeen, wordt geen beraadslaging gevoerd. Volgns. 5861 worden goedgekeurd. Volgn. 62. Jaarwedden van de bouwkundigen en van de opzichters der gebouwen, der wegen en dergelijke. De heer Donner. Slechts een enkel woord, M. d. V. Ik zal voor het voorstel tot verhooging van het salaris van den heer Looman tot het voor gestelde bedrag van f 1500 niet stemmen. Wel wil ik, zonder eenige toe zegging of verbintenis voor het vervolg, eene verhooging van f 200 toe staan. De heer Looman is nog te kort hier geweest, en ik weet niet of hij reeds zulke belangrijke diensten aan de gemeente heeft bewezen, of in de gelegenheid is geweest zooveel proeven van zijne bekwaamheid te geven, om nu reeds bij voorbaat te zeggen dat het traktement na verloop van drie jaren tot f 1500 zal klimmen. Met den vorigen opzichter hebben wij mede alzoo gehandeld. Nu dunkt mij, dat hier die sprong op eenmaal wat groot is. Ik stel voor om het salaris van den opzichter Looman te verhoogen met f 200, zonder dat de Raad voor de toekomst gebonden zij. De Voorzitter. Ik doe den heer Donner opmerken, dat op het oogen- blik niets anders door het Dagelijksch Bestuur is voorgesteld. De verdere verhooging van bezoldiging voor den betrokken ambtenaar zal natuurlijk afhankelijk zijn van voortdurenden ijver en nauwgezette plichtsbetrachting. Wordt nu de post, zooals in de bedoeling van Burg. en Weth. ligt, het volgende jaar f 100 hooger uitgetrokken, dan zal er natuurlijk over be raadslaagd worden, en de leden van den Raad, die tegen de verhooging mochten gekant zijn, zouden dan een voorstel kunnen doen om de bezol diging op den ouden voet uit te trekken. Wat nu de redenen aangaat, waarom Burg. en Weth. langzamerhand de bezoldiging van den opzichter Looman willen verhoogen, zij dienen rekening te houden met de traktementen der zelfde ambtenaren in andere gemeenten. En, wanneer wij die vergelijking maken, dan zien we, dat wanneer de heer Looman het maximum traktement heeft bekomen, zijne bezoldiging nog lager is, dan die van zijne ambtgenooten in andere ge meenten. De heer Donner. M. d. V. Ik kan niet toegeven dat het voorstel van het Dagelijksch Bestuur hetzelfde is als het mijne. Burg. en Weth. heb ben aan den heer Looman uitzicht gegeven op eene maximum-bezoldiging van f 1500, en ik zou bijna zeggen dat ons dit in de zedelijke verplich ting brengt om het volgend jaar dat uitzicht te verwezenlijken. Om nu den Raad daartegen te vrijwaren, zou ik wenschen dat mijn voorstel werd aangenomen om den heer Looman eene jaarwedde toe te kennen van f 1200, zonder meer, zonder verdere verbintenis. Wij zullen er straks nog een bewijs van krijgen, hoe vasthoudend men is aan een post, een maal op de begrooting gebracht, ook zonder dat men zich voor de toe komst verbonden heeft. De heer Juta. Door het geven van goedkeuring aan dezen post, heb ik niets anders op het oog dan het cijfer dat is uitgetrokken en ik ge loof niet dat wij daardoor zouden gebonden zijn tot aanneming van een verhoogd cijfer in de volgende begrooting. Daarvan kan trouwens geen sprake zijn, wij zijn alleen gebonden tot hetgeen wij voteeren, dat is aan het thans voorgedragen cijfer, wanneer dit wordt goedgekeurd. De Voorzitter. Ik ben het geheel met den heer Juta eens, maar ik zie geen middel om aan het bezwaar van den heer Donner te gemoet te komen. Dat geachte lid heeft voor zichzelven de reserve gemaakt, dat bij zich door zijn votum slechts gebonden acht voor de thans voorgedragen f 200, maar verder niet. Die reserve is, dunkt mij, voor hem voldoende en ieder lid der Vergadering kan haar ook maken. Wanneer de bepaling, die thans als het voornemen van Burg. en Weth. in de Mem. van Toel. is opgenomen, was geformuleerd in een bepaald voorstel, dan zou men dit kunnen verwerpen of amendeeren, maar hier geldt het niets dan eene toelichting waarin het gevoelen is medegedeeld van de Commissie van Fabricage, waarmede zich het Dagelijksch Bestuur heeft vereenigd, en het voornemen van dit laatste om het volgend jaar een voorstel te doen. Een amendement op de toelichting is ondenkbaar en zou niets aan de zaak veranderen, maar daar de Raad zich niet verbindt, zie ik geen noodzakelijkheid tot eenigen maatregel. De heer Donner. Ik lees hier M. d. V.„Door de Commissie van Fabricage is voorgesteld de jaarwedde van den opzichter G. Looman, thans bedragende f 1000, thans te verhoogen tot f 1500, in dier voege dat de verhooging voor 1883 bedraagt f 200 en voor de jaren 1884, 1885, 1886 telkens f 100, zoodat het bedrag van f 1500 ingaat met 1 Januari 1886." Nu wil ik vragen, of de heer Looman, en wie ook, wanneer de redactie blijft bestaan, iets anders er uit zal lezen dan dat de geheele verhooging is aangenomen, tenzij de vergadering het tegendeel verklare. Wanneer wij dezen post, zooals hij daar staat, voteeren, nemen wij de geheele verhoo ging aan. Mijne bedoeling was eenvoudig eene verhooging van f 200 toe te staan, zonder verbintenis voor de toekomst. Ik zie niet in dat dit niet zou kunnen, en de vorm ons hier zou in den weg staan. De Voorzitter. Mij dunkt, mijnheer Donner, dat uw protest het vol gend jaar genoegzaam zal zijn om eene te groote uitbreiding van het voor stel te verhinderen. De heer Donner. Maar, M. d. V., waar staat dan te lezen, dat wij het volgend jaar weder daarover zullen stemmen? De Voorzitter. Dat staat nu nog nergens, maar bij de begrooting van het volgend jaar zullen Burg. en Weth. voorstellen den post met 100 te verhoogen. Wanneer U dan meent die niet te mogen toestaan, hebt U alle gelegenheid er tegen te stemmen. De heer Bool. Ik zie geen ander middel om aan het bezwaar van den heer Donner te gemoet te komen dan dat hij eene motie voorstelle, waarbij de vergadering verklaart dat het artikel in zijn geest moet worden opgevat. De heer Donner. Ik begrijp zeer goed dat wij elk jaar tegen de ver hooging zullen stemmen, maar dat baat mij niet. Mijn wensch was dat niet in beginsel zou besloten worden tot f 1500 te kunnen komen. Dat heeft, naar mijn inzien, geen beteekenis. De heer Buys. M. d. V.! Ik wenschte slechts een enkel woord te zeg gen naar aanleiding van de opmerkingen van den heer Donner. Ook naar mijn inzien staat het vast dat de Raad zich op dit oogenblik tot niets verbindt. Wij nemen immers geen ander besluit dan om den post, die thans in behandeling is, voor 1883 te verhoogen tot f 7575. Toch is er in de bedenkingen van den heer Donner wel eenige grond. Naar het mij voorkomt ligt de fout bij de autoriteiten die den heer Looman op een salaris van f 1500 hebben aangesteld. Dat kon niet geschieden; hij had moeten worden aangesteld op f 1200, om, wanneer het volgend jaar de vermeerdering van dat salaris met 100 mocht worden ingewilligd, eene nieuwe aanstelling te ontvangen, tot het hoogere bedrag. Ik zie niet in hoe Burg. en Weth. iemand kunnen aanstellen op f 1500, terwijl het traktement, dat de Raad beschikbaar stelt, slechts f 1200 bedraagt. Intus- schen, wat er ook zij van de handeling van Burg. en Weth., de Raad blijft toch volkomen vrij om in het andere jaar de verhooging te weigeren, daar hij natuurlijk niet gebonden kan zijn aan de afwijkende beslissing door het college van Dag. Best. genomen. Hoezeer dus aan den eenen kant de Raad niet in het minst voor de toekomst gebonden is, want ik zou niet weten waar men dat bindende besluit eigenlijk zoeken moest ben ik het echter volkomen met dén heer Donner eens, dat het besluit van Burg. en Weth. steunt op een toe stand die niet bestaat, en het dus, zooals het daar ligt, niet had kunnen genomen worden. De Voorzitter. Ik gevoel mij genoodzaakt te erkennen dat de bezwa ren der heeren Donner en Buys mij niet duidelijk zijn. Burg. en Weth. hebben voorgesteld het traktement van den heer Looman, waarvoor op de begrooting was uitgetrokken 1000, te brengen op f 1200. Daartegen schijnt bij niemand bezwaar te bestaan. Verder deelen wij ons voornemen mede om dat traktement successievelijk te brengen op f 1500. Wanneer dus het voorstel daartoe is ingekomen, kan men zich immers daarmede al of niet vereenigen. De heer De Goeje. M. d. V.Mag ik U opmerkzaam maken op het geen in de memorie van beantwoording daaromtrent voorkomt, „wanneer thans niet besloten werd de jaarwedde successievelijk tot 1500 te verhoo gen." Het schijnt dus wel de bedoeling geweest te zijn, dat wij daarom trent een besluit zouden nemen. De Voorzitter. Ik herhaal dat m. i. de Raad natuurlijk slechts door eene bepaalde stemming zich verbindt. Nu zijn er echter voor den heer Donner en degenen, die zijn bezwaar deelen, slechts twee middelen om zijn bezwaar op te heffen. Een van beide: f bij motie worde uitgemaakt zooals de heer Bool aangaf welke beteekenis de Raad aan zijne stem ming wil gehecht zien, öf wel het Dagelijksch Bestuur geve de toezegging, dat het een speciaal voorstel zal indienen om het traktement en de positie van den opzichter te regelen. De heer Donner. Ik geloof dat wij het op het zuiverste terrein blijven door het eerste voorstel aan te nemen. Daarom stel ik als motie voor het salaris van den opzichter G. Looman te verhoogen tot f 1200. De Voorzitter. Dat is reeds voorgesteld in de begrooting. De heer Donner. Neen, daar wordt voorgesteld f 1500.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1882 | | pagina 7