80
f
150
280
30
200
200
240
heer Buys zich de benoeming tot lid der Commissie van Financiën laat
•welgevallen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
III. Voordracht betrekkelijk eene beplanting van de Nieuwe Beestenmarkt.
(Zie Ing. St n°. 192 en 199).
De heer Quant. Een enkel woord slechts. Nu door de vroegere adres
santen niet nader op hun verzoek wordt teruggekomen, kan ik mij zeer
goed met het advies van het Bestuur der afd. Leiden van de M. v. L,,
en de naar aanleiding daarvan thans gedane voordracht vereenigen. Intus-
schen doet het mij genoegen dat er een onderzoek naar den toestand der
veemarkten elders is ingesteld. Gaarne zou ik nu zoo mogelijk nog van
U vernemen, M. d. V., op welke plaatsen men onderzocht heeft en
wenschte daarbij dan de namen dier plaatsen in de gedrukte stukken
opgenomen te zien.
De heer Juta. M. d. V.! Ik wenschte U wel te vragen of niet juist
op die hoogte, waar nu voorgesteld wordt boomen te planten midden in
de straat waar vroeger de Korte Langegracht was, een riool is gelegen,
dat zich op de hoogte der school van de derde klasse in tweeën splitst.
De Voorzitter. Dit is wel het geval op de Lammermarkt, doch op
de voormalige IJzerengracht die in dit voorstel bedoeld wordt, niet.
In antwoord op den heer Quant kan ik nog mededeelen, dat ik de
opgave der plaatsen waar het onderzoek geschied is, ik geloof althans
dat dit zijne bedoeling is op het oogenblik niet voor mij heb. Ik zal
die in eene volgende raadszitting mededeelen.
De heer Du Rieu. M. d. V. Ik moet mij tegen deze voordracht ver
klaren, want ik geloof dat de beplanting met boomen, die hier wordt
voorgesteld, meer hinderlijk zal zijn voor de circulatie op de markt, dan
nuttig door de schaduw, die men na verloop van jaren, er van zal kunnen
verkrijgen.
De heer Donner. M. d. V. Ik moet mij ook tegen dit voorstel verkla
ren om dezelfde redenen als reeds genoemd zijn. Bovendien, in het jaarge
tijde, dat de schaduw haar dienst kan bewijzen, is de markt het minst
bezocht, en in het voor- en najaar, wanneer de markt het drukst bezocht
wordt, is zij er niet, en kan men haar ook ontberen.
De Voorzitter. Ik wensch alleen op te merken dat dit voorstel is ge
daan om een proef te nemen. Uit ons eerste voorstel, waarvan de behan
deling werd uitgesteld, blijkt dat het Dagelijksch bestuur van oordeel was,
dat de bedoelde beplanting eer na- dan voordeelig was. Doch het blijkt nu
dat de gevoelens der deskundigen zeer verdeeld zijn en daarom hebben
wij gemeend geen bezwaar te moeten maken tegen het voorstel van de
Maatschappij van Landbouw. Uit het nemen van een proef zal nu kunnen
blijken, wie de zaak bij het rechte eind heeft, de voor- of de tegenstan
ders dezer beplanting.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel tot beplanting van de Nieuwe Beestenmarkt wordt met
17 tegen 4 stemmen aangenomen.
Tegen stemden de heeren: Du Rieu, Donner, Verster en Van Wensen.
IV. De begrooting der Stads Bank van Leening voor het dienstjaar 1883.
(Zie Ing. St. n°. 193).
Wordt met algemeene stemmen goedgekeurd.
V. De begrooting van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis.
(Zie Ing. St. n°. 203).
Zonder discussie met algemeene stemmen goedgekeurd, terwijl tevens
het subsidie voor die instelling wordt bepaald.
VI. De voordracht tot het verleenen van restitutie van betaald school
geld aan L. Scheltus van IJsseldijk.
(Zie Ing. St. n®. 196).
Zonder discussie of hoofdelijke stemming aangenomen.
VII. Het verzoek mej. A. C. Japikse, om eervol ontslag als derde onder
wijzeres aan de school der 4da klasse n°. 1.
(Zie Ing. St. n°. 205).
Het ontslag wordt eervol verleend ingaande met 1 Dec. a. s.
VIII. De rekening der plaatselijke Schoolcommissie voor 1881.
(Zie Ing. St. n®. 202).
De heeren De Goeje en Juta verlaten de Vergadering.
De rekening wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen goed
gekeurd.
De heeren De Goeje en Juta nemen hunne plaatsen weder in.
IX. Voordracht tot verleenen van een subsidie aan de Practische Am
bachtsschool.
(Zie Ing. St. nos. 190, 197, 198 en 204).
De heer Damsté. M. d. V. Ik vertegenwoordig de minderheid in de
Commissie van Financiën bij de behandeling van deze zaak; ik meen dat
men, bij een hoofdelijken omslag als in de begrooting voor het volgend
dienstjaar is voorgesteld van 137,000, omzichtig moet zijn met het
brengen van nieuwe vaste posten op de begrooting.
Wat nu de zaak betreft, die het hier geldt, heb ik voor mij zelf de
overtuiging niet, dat eene Practische Ambachtsschool het nut zal stichten
dat de° oprichters er zich van voorstellen. Om eene zaak als deze te be-
oordeelen, moet men, dunkt mij, bij de meesters, de bazen te rade gaan.
De gevoelens nu van deze deskundigen zijn zeer verdeeld. Ik heb hier in
de stad bazen van beteekenis gesproken, die zeer tegen de zaak zijn inge
nomen, het zijn mannen die groote zaken doen en wier karakter mij een
waarborg is, dat hun oordeel zeker niet op zwakke gronden zal rusten.
In Rotterdam, waar men een Ambachtsschool heeft, sprak ik een baas,
die 50 a 60 knechts aan het werk heeft. Ook deze was volstrekt niet
ingenomen met de Ambachtsschool. Dit nu verwonderde mij zeer, want
ik heb de Ambachtsschool in Rotterdam gezien en deze maakte een zeer
gunstigen indruk op mij, want naar mijn bescheiden meening, gaat men
daar uiterst practisch te werk. Niettegenstaande dat alles was de baas, die
drie jongens van de Ambachtsschool in zijn dienst gehad heeft, met de
inrichting alles behalve ingenomen. Hij drukte zich daaromtrent woorde
lijk aldus uit: „Het zijn heertjes die daar vandaan komen, men heeft
er niets aan." Op denzelfden winkel was een meesterknecht, die voor mij
ook gewerkt heeft, een flink werkman, een man uit duizend, en deze ver
klaarde dat hij zijn jongen niet op de school wilde hebben, maar hem
eenvoudig op den winkel hield omdat hij daar meer leerde, doch wel op
de Teekenschoo).
Wanneer ik dus naga hoe de gevoelens van de verschillende werkbazen
op dat punt verdeeld zijn, dan komt het mij niet raadzaam voor een uitgave
van 2500 en dat is slechts een begin van het begin voor die
school te voteeren.
In Utrecht kost de Ambachtsschool 7000, waarvan de gemeente
4000 bijdraagt. Ik heb hier voor mij liggen het Rotterdamsch verslag
over 1880/81 en daar begint men op pag. 1 al te klagen. Daar staat
„Moest het Bestuur reeds in het vorige jaar gewag maken van de be
langrijke vermindering van het ledental, hetgeen tengevolge der tijdsom
standigheden niet ten onrechte was gevreesd, thans ziet het zich ander
maal verplicht op vermindering te wijzen" enz. Aan het slot staat
„De financieele omstandigheden zijn toch verre van gunstig, niet zeer
bemoedigend."
Nu beginnen wij met te geven 2500 aan eene particuliere commissie.
Duizend guldens worden door de ingezetenen bijgedragen, nu, maar men
ziet in het aangehaalde verslag hoe de ervaring te Rotterdam geleerd
heeft dat die som die thans 1000 bedraagt, in het volgend jaar tot
800 kan verminderen, om later nog meer te dalen. Dan zal men weder
bij de gemeente aankloppen, en zoo zal het, vrees ik, altijd doorgaan.
Bovendien beschouw ik de oprichting der school niet als een gemeente
maar veelmeer als een rijksbelang. Mocht die meening echter onjuist zijn,
dan zou ik toch nog tegen het geven van subsidie aan eene particuliere
commissie moeten stemmen. Is het werkelijk gemeentebelang, laat ons
dan ook beslissen dat er van gemeentewege eene Ambachtsschool zal
worden opgericht. Ik zou dit laatste ook vooral wenschen om hetgeen ik
in de stukken lees. Er wordt gevraagd voor het in orde maken van het
Caecilia-gasthuis, dus voor oprichtingskosten, 1800, terwijl de begroo
ting der oprichtingskosten woordelijk luidt aldus:
PRACTISCHE AMBACHTSSCHOOL.
Raming van kosten
A. Kosten van eerste oprichting.
150
Drie schaafbanken, voor 6 leerlingen elk.
Schaafbank en benoodigdheden voor de
meubelmakers
Gereedschap (stellen) voor 30 timmer
lieden en 5 meubelmakers
Werkbank voor 6 smeden
Een dubbelvuur met blaasbalg
Bankschroeven en aambeelden.
Smidsgereedschap en enkele werktuigen.
Voor grondstoffen tot het vervaardigen
van meer schaafbanken, werkbanken,
kasten, gereedschapskisten, tafels enz.
door de leerlingen in den eersten tijd.
Meubelen
Kachelsnihil
Dekking van mogelijke tekorten in de
400
150
ramingen
,1000
Giften voor de kosten
van oprichting.
Deze bedragen tot nog
toe ƒ2807
ƒ2807
Te zamen. ƒ2800
Om den sluitpost te maken, worden de onvoorziene uitgaven geraamd
op 1000.
Nu vraag ik of men aan eene commissie, die bij den Raad van Leiden
eene dergelijke begrooting durft indienen, waarbij de onvoorziene uitga
ven ruim een derde van het geheele bedrag uitmaken, of men aan eene
zoodanige commissie zeg ik geld mag geven.
Het is wel waar, een lid van den Raad wordt uitgenoodigd in de
Commissie zitting te komen nemen, doch ik zou het Raadslid wel willen
zien, dat deel zou willen uitmaken van eene Commissie die begint met
zoodanige begrooting bij den Raad in te dienen.
Oordeelt men dus dat eene Ambachtsschool in onze gemeente noodig
en nuttig is, laat men die dan van gemeentewege oprichten en aan het
Rijk subsidie vragen. Maar er bestaat, dunkt mij, buitendien nog een
groot gevaar. Ik vrees n.l. dat wij in groote moeilijkheden zullen gera
ken, door hier toezeggingen te doen aan alles wat nuttig mag geacht
worden. Wanneer men toch begint met op deze Ambachtsschool drie of
vier bepaalde vakken te onderwijzen, dan hebben, meubelmakers, lood
gieters, goud- en zilversmeden, boekbinders, drukkers, smeden, en wie
niet al, evenzeer recht om aanvragen te doen, ja dan, zou ik bijna zeg
gen, zouden de dames wel dwaas zijn indien zij ook geen pressie op den
Raad gingen uitoefenen om b. v. eene inrichting te verkrijgen voor de vor
ming van goede werk- en keukenmeiden. Ik kan het niet met mijn ge
weten overeen brengen om voor deze voordracht te stemmen.
De heer De Goeje. M. d. V. Ik wensch met een enkel woord te ant
woorden op hetgeen door den vorigen spreker is gezegd.
Een eerste bezwaar werd door hem hieraan ontleend, dat er verschei
dene bazen zijn, die met eene Practische Ambachtsschool niet veel op hebben.
Maar, M. d. V., van de Ambachtsschool, die men hier wil oprichten moet
juist verklaard worden, dat het initiatief geheel is uitgegaan van de bazen.
Alleen bazen zijn bijeengekomen om de zaak te bespreken; zij hebben