89 art. 11, in dat opzicht, in tegenstelling met het vroegere reglement, veel vrijheid. Genoemd artikel luidt: „Indien de vloer van het schoolver- trek niet geheel van hout is, behooren althans de gangpaden en de vrije ruimte vóór den werkmuur met hout belegd en de zitbanken van voet planken of latten voorzien te zijn." Die laatste bepaling nu is hier ook toepasselijk, daar de gangpaden werkelijk van hout zijn. Mocht dus het door mij bedoelde werk niet op zich zelf volstrekt noodzakelijk zijn, dan zou ik den daarvoor uitgetrokken post wenschen te schrappen en evenals de op dezelfde school betrekkelijke som van 480, naar de onvoorziene uitgaven overgebracht te zien. Mijne vraag is of de ƒ5500 voor de Meisjes- en Jongensschool op de Oude Vest alleen bestemd is voor uitgaven volgens het voorschrift van de wet, of dat een gedeelte daarvan ook zal strekken tot inrichting van een Gymnastieklokaal, waarop zoowel door de Schoolcom missie als door het hoofd der school reeds herhaaldelijk is aangedrongen. Ik doe die laatste vraag alleen om voor mij persoonlijk inlichtingen te te bekomen. De Voorzitter. De heer De Goeje stelt als amendement op nummer 133 voor ook den post van ƒ1100, voor het maken van houten vloeren in de school aan de Gortestraat over te brengen. Wordt het amendement ondersteund Het amendement wordt voldoende ondersteund en wordt dus in be raadslaging genomen. De Voorzitter. In antwoord op de laatste vraag van den heer De Goeje of in de 5500 voor de school van den heer Van Dijk ook de inrichting van een Gymnastieklokaal begrepen is, diene dat dit niet het geval is. Voor die uitgave is een afzonderlijke post uitgetrokken op volgn. 144: Kosten voor de Kweekschool enz. Bij deze gelegenheid wensch ik nog mede te deelen dat de som van 5500 voor de school op de Oude Vest zeer belangrijk zal moeten ver hoogd worden, met het oog op het plan tot stichting van eene Kweekschool met daaraan verbonden Leerschool en Gymnastieklokaal. Later zal dit plan bij den Raad worden ingediend. Tegen het voorstel van de Commissie van Financiën om die som over te brengen naar den post voor onvoor ziene uitgaven bestaat dan ook allerminst bezwaar. De heer De Goeje stelt verder voor de 1100 voor de houten vloeren in de school aan de Gorte- straat over te brengen naar den post voor onvoorziene uitgaven. Burg. en Weth. kunnen zich daarmede wel vereenigen. De totale vermindering op volgn. 133 wordt dus nu 9480. Zoo geen der leden hoofdelijke stera° ming verlangt, zal ik het er voor houden dat het amendement van den heer De Goeje is aangenomen. Het amendement van den heer De Goeje wordt'zonder hoofdelijke stem ming goedgekeurd. De heer Bredius. Ik heb met ongenoegen opgemerkt, M. d. V., dat niettegenstaande de uitgaven dit jaar 43857 minder zijn geraamd dan verleden jaar, de('plaatselijke directe belasting verhoogd is met 15500, terwijl verschillende andere posten van ontvangst reeds aanmerkelijk zijn verhoogd. Dat is tengevolge van de verschillende inrichtingen en uitbrei dingen, welke in den laatsten tijd zijn en worden daargesteld. Voegen wij nu bij de thans weder verhoogde plaatselijke directe belasting de opcenten op de Rijksbelastingen en wat dies meer zij, dat door de bur gerij moet worden gedragen, dan komen wij tot een vrij hoog belasting- cijfer, en wordt die m. i. zwaar genoeg gedrukt, dan dat ik niet liever zou zien, dat de som van 9480, met welke de uitgaven zijn verminderd, zal strekken in mindering van de plaatselijke directe belasting, in plaats dat daarmede, zooals wordt voorgesteld, de post voor onvoorziene uitga ven zal worden verhoogd, die toch reeds voldoende is geoordeeld. °Ik maak daarvan een voorstel. De Voorzitter. Wij zijn nog niet aan die posten, dus uw voorstel is eenigszins ontijdig. De heer Bredius. M. d. V. De inkleeding van het voorstel deed mij veronderstellen, dat tegelijk met het schrappen dier som van de uitgaven, ook zou zijn aangenomen het voorstel van de Commissie van Financiën. De Voorzitter. Bij het volgnummer voor onvoorziene uitgaven of bij de plaatselijke directe belastingen kan dienaangaande door U een voorstel worden gedaan. De beraadslaging wordt gesloten. Volgn. 133 wórdt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgns. 134141 worden zonder beraadslaging en hoofdelijke stem ming goedgekeurd. Volgn. 142. Kosten voor het onderwijs in kunsten en wetenschappen. De heer Donner. M. d. V. In dit volgnummer is ook opgenomen eene toelage ad 250 aan het bestuur der vereeniging tot geregeld schoolbe zoek ten behoeve van Herhalingsschool. Die toelage wenschte ik bij amen dement er uit te lichten, zoodat dan de post zou worden uitgetrokken tot een bedrag van f 3125. Ten vorigen jare heb ik mij tegen die toelage verzet en ik blijf ook dit jaar op hare wegneming aandringen. Bij de vorige begrooting was deze post noch eenigszins gerechtvaardigd, omdat wij toen nog geen eigen Herhalingsschool hadden, maar nu wij die hebben op last van de wet, meen ik dat het niet meer te rechtvaardigen valt, dat aan eene particuliere inrichting voor dit doel subsidie wordt gegeven. Mij dunkt, de wet op het Lager Onderwijs werpt de liberale richting reeds genoeg in den schoot en geeft haar een rijke gelegenheid om alles wat men wenscht of begeert dubbel en dwars te verkrijgen. Dat zien wij da gelijks, en daarvan getuigt ook weder deze begrooting. Indien nu de schoolwet de voorstanders der Openbare school reeds zoo gunstig is, en zelfs meer aanbiedt dan er gevraagd wordt, mag men dan zijne hand ook nog naar de andere zijde uitstrekken, om te grijpen wat men krijgen kan? Ik oordeel dat de Raad hieraan niet medeplichtig mag zijn, hij heeft zich aan de wet te houden, en die wet geeft meer dan genoeg De heer Cock. M. d. V. 1 Het zij mij vergund, bij al hetgeen door den vorigen spreker tot toelichting van zijn amendement is aangevoerd en met veel waarvan ik zeer goed kan medegaan, nog ééne opmerking te voegen. Hoe vele en gewichtige gronden ook door den heer Donner zijn bijgebracht, is er echter één, die door hem niet of althans niet genoeg in het licht is gesteld en die mij toch voorkomt voor deze vergadering van zeer veel gewicht te zijn. Waar n.l. zooals hier het geval is, de Staat voorgaat en ook in dit onderdeel van het lager onderwijs voorziet, zou het eene afwijking van den tot nu toe gevolgden regel zijn, naast de Staats-Herhalingsschool bovendien nog eene bijzondere Herhalingsschool te subsidieeren. In vroegere jaren liet het subsidie voor de hier bedoelde instelling zich nog verdedigen; men had toen onmiddellijk het excuus bij de hand, dat onder de toenmalige schoolwet in dezen tak van lager onderwijs door het Rijk niet genoegzaam werd voorzien. Sedert de invoe ring van de nieuwe schoolwet is dit excuus vervallen. Onder deze wet moeten de Gemeenten ook voldoend Staats-Herhalingsonderwijs geven en bekostigen. Er kan bijgevolg geen sprake meer zijn van eene leemte. Keurt men dus thans dezen post goed en geeft men subsidie aan eene particuliere Herhalingsschool, naast een openbare door de Regeering be volen stichting van denzelfden aard en strekking, dan verandert men ge heel van stelsel en betreedt men den weg van het subsidieeren van bijzondere scholen in het algemeen. Gaat men eens dien weg op, dan ligt het voor de hand dat de antirevolutionairen ook voor hunne bijzon dere scholen bij den Raad om subsidie zullen aankloppen. Zij zullen, vol komen naar billijkheid, zeggen: wij zijn kinderen van dezelfde gemeente, ingezetenen van dezelfde stad, wat gij voor den eenen doet, doe dat nu ook voor den anderen. Toon nu dat gij eerlijk zijt door ook onze druk bezochte bijzondere scholen te steunen. Nu betwijfel ik het zeer of de meerderheid van den Raad tot dit laatste zou willen overgaanik houd het er zelfs voor dat slechts bij eene zeer geringe minderheid zoodanig verzoek gunstig zou ontvangen worden. Ik meen dus aan de leden van den Raad die de liberale richting zijn toegedaan en die hier de groote meerderheid uitmaken, werkelijk een dienst te bewijzen door hun den raad te geven dit subsidie af te stem men, willen zij althans consequent zijn. Ik voor mij, zou van mijn stand punt voor het subsidie kunnen stemmen; zij niet. Dat ik desniettegen staande tegen dat subsidie, en dus voor het amendement van den heer Donner zal stemmen, ligt hoofdzakelijk daaraan, dat men alleen aan deze ééne, in de gunst staande, school voorstelt subsidie te geven en niet aan andere. De heer De Goeje. M. d. V. 1 Door den vorigen spr. is eene omstan digheid uit het oog verloren, waardoor al het klemmende van zijn betoog dat wanneer aan ééne bijzondere school subsidie gegeven wordt, men dit ook aan de andere moet doen, vervalt. Hij vergeet n.l. geheel dat de Ver eeniging ter bevordering van geregeld schoolbezoek, zooals wel bekend is, bestaat uit personen van de meest uiteenloopende richtingen, door wie de school is gesticht en in stand wordt gehouden, en dat deze school voor kinderen van elke gezindte toegankelijk is. Zoodra zij dat karakter zou verliezen, geloof ik dat er alle reden zou zijn om het subsidie te laten vervallen; nu niet. Men zou misschien niet tot het geven van eene toe lage zijn overgegaan, wanneer men niet gehoopt had, dat de Vereeniging hare taak zou uitbreiden en daardoor de gemeente ontheffen van de zor» voor het herhalingsonderwijs. Toen het nu bleek dat de gemeente toch door de wet tot het inrichten van herhalingsscholen werd gedwongen, heeft men het subsidie niet ingetrokken, en wel op dien grond, dat deze herhalingsschool op Zondag wordt gehouden en dat daardoor voor een groot deel dier kinderen, die zoo spoedig aan het verdienen moeten en waarop de heer Donner bij eene vorige discussie het oog hadeene gelegenheid wordt geopend om nog onderwijs te genieten, waarvan dan ook gretig gebruik wordt gemaakt. De reden, waarom het subsidie dus vroeger is bestendigd, is nu nog niet vervallen. De heer Donner. Het is hier de vraag niet of die commissie is samen gesteld uit de meest heterogeene bestanddeelen en ook niet of kinderen van de meest uiteenloopende richtingen de vrijheid hebben de school te bezoeken, maar het geldt hier het beginsel. Nu wij eenmaal door de wet zelf dergelijke scholen hebben, ligt het niet op onzen weg om ten twee den male hetzelfde te doen. De vorige maal heb ik gezegd: indien het nuttig en noodig is, wat ik niet inzie, om op Zondag herhalingsonderwijs te geven, belast dan daarmede de onderwijzers der gemeentescholen, want het ligt op den weg van die ambtenaren. Maar ondersteunen wij hier par ticulieren, dan zullen anderen ook om toelagen kunnen vragen, en terecht. De vorige maal heb ik op dezelfde gronden tegen dezen post geprotes teerd, maar de heeren schijnen het niet te willen begrijpen, dat men in strijd met de wet handelt. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Donner wordt in stemming gebracht en met 12 tegen 11 stemmen verworpen. Tegen hebben gestemd de heerenDe Fremery, De Clercq, Bool, Land De Goeje, Zaalberg, Zaaijer, Damsté, Juta, Quant, Van Wensen en de Voorzitter. De heer Donner. Slechts met één stem hebt gij het gewonnen, het vol gende jaar hopen wij er weder op terug te komen. Volgn. 142 wordt thans onveranderd goedgekeurd. Volgns. 143 en 144 worden zonder beraadslaging en hoofdelijke stem ming aangenomen. Volgn. 145, Kosten van de inrichting voor de opleiding van O. I. ambte naren, op verzoek van den heer Cock in stemming gebracht, wordt met 20 tegen 3 stemmen goedgekeurd. Tegen hebben gestemd de heerenCock, Dercksen en Verster. Volgn. 146 wordt zonder beraadslaging en hoofdelijke stemming goed gekeurd. 00 Hoofdstuk VII wordt, in stemming gebracht, met 21 tegen 2 stemmen aangenomen. Tegen hebben gestemd de heeren: Donner en Verster. De Voorzitter. Ik stel U voor MH., thans onze werkzaamheden af te breken en die voort te zetten heden avond te 7 uren. Dienovereenkomstig wordt besloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1882 | | pagina 11