42
In dat geval zal van perceel n°. 8 der alsnog te verkoopen aldaar ge
legen gronden eene strook van 2 meters moeten afgenomen worden.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden.
Geeft met passende gevoelens te kennen het bestuur der vereeniging
Musis Sacrum alhier:
dat in het gebouw noch op het terrein dier vereeniging tot heden
duinwaterleiding is aangebracht, en wel om reden men vroeger te dier
plaatse te ver verwijderd was van de aanvoerbuis der Duinwater-Maat
schappij
dat men steeds in 't vooruitzicht leefde, dat voor de nieuw aangebouwde
huizen langs het Plantsoen een aanvoerbuis zou worden gelegd, waardoor
de aansluiting voor Musis Sacrum zou vergemakkelijkt en minder kost
baar worden
dat die toestand thans echter, eenigszins gewijzigd, bestaat, daar niet
voor de huizen door het Plantsoen, maar toch achter die huizen door de
vierde Binnenvestgracht eene aanvoerbuis der Duinwater-Maatschappij is
gelegd, waardoor met weinige meters pijp te leggen door den grond der
gedempte Binnenvestgracht en het Plantsoen, de zoo gewenschte aanslui
ting voor Musis Sacrum zou kunnen plaats hebben; redenen waarom het
bestuur voornoemd beleefd verzoekt, om van Uw college de noodige ver
gunning te mogen erlangen, ten einde de aansluiting met de aanvoerbuis
in de vierde Binnenvestgracht op genoemde wijze te doen plaats hebben,
't Welk doende, enz.
Het bestuur der vereeniging Musis Sacrum.
H. W. F. Bakker, Voorzitter.
Leiden, 9 Mei 1882. J. T. Hessels, Secretaris.
Leiden, 24 Mei 1882.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het adres van het bestuur
der vereeniging Musis Sacrum te berichten dat de kortste weg om aan
de Duin waterbuisleiding voor dat gebouw te worden verbonden is de
waterleiding in de Gedempte Binnenvestgracht, die door 35 a 40 meters
pijplengte kan worden bereikt, mits een strook gronds van twee meters
breedte van het onverkochte perceel n°. 8 op de Plantage daarvoor aan
dat perceel wordt onttrokken en onbebouwd ter beschikking blijft, ten
einde in onvoorziene gevallen de buisleiding te kunnen onderzoeken of
te herstellen. Bij verkoop van het bedoelde perceel n°. 8, zou er alsdan
op gelet moeten worden, dat de grootte minder wordt.
Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage,
der gemeente Leiden.
NO. 93, Leiden, 1 Juni 1882.
Door den pachter van de opbrengst der tolgelden enz. aan het Zijlhek,
L. Van der Lubbe, is bij nevensgaand adres aan den Gemeenteraad vrij
stelling verzocht van de betaling der nog door hem verschuldigde pacht
som ten bedrage van 2437.50, zijnde de pacht van 1 April 1881 tot
en met uit. April 1882, bedragende de pachtsom per jaar 2250.
Met het oog op de verplichting van Leiden om wat de opbrengst der
tolgelden enz. meer bedraagt dan f 700 per jaar aan de gemeente Alke
made uit te keeren, hebben wij, alvorens de zaak bij Uwe vergadering
aanhangig te maken, het Gemeentebestuur van Alkemade verzocht ons te
willen mededeelen of die gemeente bereid zoude wezen den pachter kwijt
schelding te verleenen van de betaling van het verschuldigde voor zoo
veel betreft de pachtsom meer bedraagt dan f 700, te rekenen van 1 April
1881 tot uit. April 1882, in welk geval dan Alkemade minder zoude
ontvangen f 1679.17 en, in geval van gunstige beschikking op het ver
zoek door Leiden, deze gemeente minder zoude ontvangen f 758.33
Wij hebben daarbij aan Alkemade medegedeeld dat, naar onze over
tuiging, de in het adres medegedeelde feiten, die eene belangrijk mindere
opbrengst ten gevolge hebben gehad, alleszins juist waren; dat de pachter
inderdaad niet in staat was het alsnog verschuldigde te voldoen, en dat,
vermits deze gedurende zijnen pachttijd overigens steeds redenen tot te
vredenheid had gegeven, er, onzes inziens, voorzeker termen bestonden
op het adres gunstig te beschikken.
Intusschen hebben Burg. en Weth. van Alkemade ons bericht dat de
Gemeenteraad geen vrijheid heeft gevonden in de bedoelde kwijtschelding
te treden, met het oog op de zoo groote uitgaven welke ten laste dier
gemeente komen.
Van eene geheele kwijtschelding der nog verschuldigde pacht vanwege
de gemeente Leiden kan alzoo, op grond van de weigering der gemeente
Alkemade, geen sprake zijn zoodat, casu quo, alleen vrijstelling kan wor
den verleend wat betreft het bedrag van f 700 per jaar, hetwelk ten
bate van de gemeente Leiden komt.
Uit het boven medegedeelde blijkt dat er, naar onze overtuiging, termen
bestaan die kwijtschelding te verleenen, zoodat wij Uwe vergadering in
overweging geven den adressant te ontheffen van de verplichting tot be
taling van de alsnog verschuldigde 758.33 voor den tijd van 13 maan
den, berekend naar een bedrag van f 700 per jaar.
Nog kunnen wij U mededeelen dat met aanvang van 1 Mei de opbrengst
van het tolhek enz. is verpacht voor f 1470 per jaar, waaruit blijkt dat
de voordeelen belangrijk zijn verminderd in vergelijking met de voor vijf
jaren gehouden verpachting.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Geeft eerbiedig te kennen:
Leendert Van der Lubbe, tolgaarder aan het Zijlhek onder Leiderdorp;
dat hij op den 27"ten Maart 1877 met ingang van 1 Mei daaraanvol
gende gedurende vijf jaren pachter is geworden van de voordeelen der
invordering van de tolgelden enz. aan het Zijlhek onder de gemeente Leider
dorp, voor eene som van tweeduizend tweehonderd vijftig gulden per jaar;
dat die voordeelen bestaan in het genot van het grasgewas langs den
Zijldijk, de jaag- en trekloonen en de tolgelden aan het Zijlhek;
dat de jaag- en trekloonen in de laatste drie jaren zeer weinig heb
ben opgebracht, voornamelijk omdat, terwijl in 1877 slechts vier sleep-
booten op de Zijl in dienst waren, waarvan de meeste niet tot Leiden
doorvoeren, de sleepdienst telken jare uitgebreider is geworden, zoodat
nu reeds zestien sleepbooten geregeld de Zijl bevaren;
dat deze omstandigheid heeft veroorzaakt, dat aan de jaagloonen on
eindig meer ten koste gelegd moest worden dan de opbrengst dier loonen
was, en ook de trekloonen daardoor aanzienlijk verminderd zijn;
dat de tol voor rijtuigen en voetgangers ook veel minder heeft opge
bracht, dan waarop rekwestrant, met het oog op den toen bestaanden
toestand konde rekenen, tengevolge van omstandigheden, welke bij den
aanvang der pacht niet konden worden voorzien
dat toch, tengevolge van de bekende beslissing van den Hoogen Raad
over de rechtskracht van algemeene maatregelen van inwendig bestuur,
de overtreding wegens het niet-betalen van tolgelden niet strafbaar wordt
geacht en de personen, die ter zake van die overtreding terecht staan,
èn door den Kantonrechter te Leiden èn door de Arrondissements-Recht-
bank te 's Gravenhage worden ontslagen van rechtsvervolging
dat bovendien ongeveer twee jaren geleden door den Kantonrechter te
Leiden is beslist, dat op grond van in vroeger tijden verkregen rechten,
alle personen, die eigenaars zijn van een aan de Zijl gelegen stuk grond
voor zich en de hunnen zijn vrijgesteld van het betalen van tolgeld;
dat eindelijk de uitbreiding van den stoombootdienst veroorzaakt, dat
oneindig minder personen van den weg gebruik maken dan vroeger, daar
het vervoer per stoomboot zeer laag is gesteld, zoodat de meeste per
sonen van de stoombooten gebruik maken;
dat tengevolge van al die omstandigheden, waarop rekwestrant niet
heeft kunnen rekenen, bovenbedoelde pachtovereenkomst aan hem, in
plaats van voordeel, groot nadeel heeft berokkend;
dat rekwestrant vermeent, dat sommige dier omstandigheden hem recht
zouden geven ontbinding der overeenkomst te vragen
dat hij echter steeds de overeengekomen som aan de gemeente Leiden
heeft voldaan en tot April 1881 de volle pachtsom heeft betaald;
dat hij zich daardoor in schulden heeft moeten steken en thans geheel
buiten staat is de pachtsom van 1 April 1881 tot 1 Mei 1882 te betalen
Redenen, waarom rekwestrant zich tot den Gemeenteraad van Leiden
wendt met eerbiedig verzoek dat hij moge worden vrijgesteld van de
betaling der nog door hem te dier zake verschuldigde som.
't Welk doende enz.,
L. Van der Lubbe.
N°. 94. Leiden, 5 Juni 1882.
Zooals aan Uwe Vergadering reeds bij onderscheidene gelegenheden is
medegedeeld, voldoet het lokaal op het Pieterskerkplein sedert geruimen
tijd niet meer aan de behoefte van de daarin geplaatste Jongensschool
2ae klasse, zoodat dan ook eenige klassen uit dat schoolgebouw zijn
moeten worden verwijderd en het onderwijs genieten in het bovenlokaal
van de Gehoorzaal.
Dringend noodig is het dat in dien toestand zoo spoedig mogelijk de
noodige verandering worde aangebracht, ook met het oog op de uitbrei
ding van het onderwijs op genoemde school tengevolge van de gewij
zigde verordening op de regeling van het lager onderwijs alhier.
Een plan van verbouwing der school is opgemaakt en aan de goed
keuring van de onderscheidene school-autoriteiten onderworpen en daarbij
is gerekend op de aantrekking van eenige perceelen grenzende aan het
schoollokaal, die voorloopig, behoudens de toestemming van Uwe Verga
dering, zijn aangekocht.
Nadat evenwel het voorstel tot verbouwing gereed was om aan Uwe
vergadering te worden aangeboden, is bij de Plaats. Schoolcomm. de vraag
gerezen of het niet wenschelijk ware voor de Jongensschool 2ae klasse
een nieuw lokaal in te richten, vermits naar alle waarschijnlijkheid het
verbouwd lokaal binnen eenige jaren te weinig ruimte zoude aanbieden
voor het aantal leerlingen, terwijl alsdan het lokaal op het Pieterskerk
plein zoude kunnen worden verbouwd voor de op te richten school 3ae
klasse n°. 4, waartoe eerlang zal moeten worden overgegaan, zijnde dit
gedeelte der gemeente zeer geschikt voor de plaatsing van zoodanige school
in verband met de ligging der drie andere scholen van dezelfde soort.
De juistheid van de opmerking der Schoolcommissie erkennende, zijn
wij onverwijld overgegaan tot het instellen van een onderzoek aangaande
eene geschikte plaats voor de oprichting van een lokaal voor de Jongens
school 2da klasse, en het is ons gebleken dat het Caecilia-Gasthuis in de
Vrouwenkamp daarvoor voldoende gelegenheid aanbiedt en wel in dat
gedeelte hetwelk uitkomt aan de Kerksteeg.
De eenige toegang tot de school zoude dan met het oog op den toe
stand waarin deze buurt verkeert, moeten komen aan de zijde van de
Vrouwenkamp, met afsluiting door eenen muur van de Kerksteeg aan
de zijde van de Vrouwenkamp, ten einde te verhinderen dat de leerlin
gen hij het gaan naar en het verlaten van de school genoemde steeg
passeeren.
De Schoolcommissie, omtrent dit plan gehoord, is van oordeel dat be
doeld gedeelte van het Caecilia-Gasthuis gevoegelijk voor de oprichting der
school zoude kunnen worden gebruikt, met het oog op de aldaar beschik
bare ruimte, doch zij aarzelt die meening te onderschrijven met het oog
op de buurt waarin het Caecilia-Gasthuis is gelegen, in verband met de
plaatsing van eene school bestemd voor knapen van 9—16 jaren oud uit
den middenstand der burgerij, terwijl de daaraan verhonden bezwaren
naar hare meening niet worden opgeheven door de voorgestelde afsluiting
van de Kerksteeg. Wel zullen dientengevolge de leerlingen van de Mare
komende, de school kunnen bezoeken door de Vrouwenkampstraat en die
van de Oude Vest komende, door de Scheistraat of Hazewindsteeg, maar
toch zal de weg blijven bestaan van de Haarlemmerstraat door de Sion-
steeg naar de Vrouwenkampsteeg, terwijl zich in of bij de Sionsteeg eri
aanliggende stegen onderscheidene publieke huizen bevinden.
Intusschen heeft de Commissie in overweging gegeven om, alvorens
definitieve plannen te doen opmaken en de zaak in bijzonderheden te be
handelen, aangaande de vraag van de plaats eene beslissing van Uwe
vergadering in beginsel uit te lokken, ten einde zoo deze beslissing in