30 heden domineert, morgen onderligt. Hoe licht kan dus niet de toestand over een jaar of zelfs over een half jaar veranderd zijn, en wel zoo dat gebruik te maken van de diensten der Rijnspoorweg-Maatschappij voor ons het meest voordeelig wordt. De zaak komt thans hierop neer, dat wij ons, bij aanneming van het contract, feitelijk de mogelijkheid zullen be nemen, gedurende een termijn van tien jaren langs de Rijnspoor kolen aan te voeren, tenzij wij jaarlijks de som aan rentegarantie bedongen, willen opofferen. Dat is mijn bezwaar. Ik laat de betrekkelijke verdien sten der verschillende Spoorweg-Maatschappijen geheel buiten rekening en gevoel niet den minsten lust die tegenover elkander te wegen maar wat ik niet kan toegeven is dat de gemeente Leiden voorzichtig handelt, wan neer zij tien jaren lang met gebonden handen tegenover de Holl. Spoor weg-Maatschappij staan blijft. Als ik dus naar middelen zoek, naar andere wegen om betere voorwaarden te verkrijgen, denk ik niet aan het belang der Rijnspoorweg-Maatschappij, maar aan het belang der gemeente Leiden. Dat wij dus zoekende gevaarloopen alles te verliezen, vrees ik niet want wij moeten niet vergeten dat, al moge ook de nieuwe regeling voor de Gasfabriek van groot gewicht zijn, zij althans niet minder groote waarde 'heeft voor de Holl. Spoorweg-Maatschappij. Immers deze waarborgt zich feitelijk het uitsluitend vervoer en dat zonder eenige wezenlijke risico om dat de gemeente de rente waarborgt van het op te nemen kapitaal. Ik geloof dan ook niet dat men zich beangst behoeft te maken dat de Holl. Spoorweg-Maatschappij zoo licht er toe komen zal om de onderhandelin gen af te breken. Het is op dien grond dat ik zou wenschen af te wach ten wat de Rijnspoorweg-Maatschappij wil voorstellen, en dit des te liever omdat zij de gelegenheid gemist heeft hare belangen voor te dragen. De heer Bool. Ik geloof dat hetgeen door den heer Buys in de laatste plaats is aangevoerd volkomenjuist zou zijn, wanneer de toestand nog dezelfde was als hij hedenmorgen was, maar sedert dien tijd heeft de zaak eene belangrijke verandering ondergaan. Het is waar dat het hier een monopolie geldt; het is dit uit den aard der zaak, doch de thans voor gestelde redactie van art. 4' zal de bevoegdheid tot het gebruikmaken der verbindingslijn voor de Rijnspoorw.-Maatsch. veel gemakkelijker maken, daar nu de Holl. Spoorw.-Maatsch. de bepaalde verplichting op zich neemt die vervoeren niet te bemoeilijken. Dit is eene wezenlijke verbetering van het ontwerp-contract. De heer De Fremery. Omtrent het vervoer en het gebruik van den verbindingsweg van het Rijnstation naar het terrein van de Gasfabriek moet ik opmerken, dat de vordering van de Holl. spoor inderdaad billijk en niet overdreven is. De Holl. Spoorw.-Maatsch. handelt in ons belang, in het belang van de Gasfabriek en van de gemeente. Wanneer geen enkele wagon over de Holl. spoor wordt aangevoerd en alles over de Rijnspoor gaat, dan zal de Holl. spoor slechts een vergoeding van het door haar voorgeschoten kapitaal van 10 pCt. 9000 ontvangen. Van dit bedrag moet voor Intrest 5 pCt. of 4500 worden uitgekeerd, voor onderhoud van den weg is 3 pCt. noodig dus 2700, stel voor aflossing 2 pCt. of 1800, dan geeft inderdaad het uitgeschoten kapitaal slechts eene matige en zeker geen overdreven winst. Ik moet ook nog opmerken dat wanneer éénmaal het contract gesloten is, de verbindingslijn niet voor 10, maar voor 20, 30 ja 40 jaren dienst zal doen of eigenlijk voor altijd, want de kostbare aan sluiting die 7000 winst waarborgt, zal wel nimmer worden opgebroken. Ook al kwam er later eene andere verbindingslijn, dan zou deze lijn toch blijven bestaan en de concurrentie wellicht nog in het voordeel zijn en van de gemeente en van de Gasfabriek. De Voorzitter. De heer Driessen heeft nog aangevoerd dat de tarie ven met den dag veranderen. Ik wil dit in het midden latendoch de concurrentie in het vervoer van de steenkolen verhindert juist, dat die veranderingen tevens verhoogingen zijn. De Holl. IJzer. Spoorw. berekent geen hoogere vracht, ofschoon zij over een veel langeren weg moet ver voeren dan de Rijnspoorw.-Maatsch. en dientengevolge, ik herhaal het, is verreweg het grootste gedeelte van het vervoer uit de steenkolenmijnen in handen van de Holl. Spoor. Dagelijks verliest de Rijnspoor. De heer Buys wees op het wenschelijke van de concurrentie der twee Maatschap pijen. Ik meen voldoende aangetoond te hebben, dat die concurrentie, voor zoover wij er belang bij hebben, blijft bestaan en buiten den kring van dit contract ligt. Het argument ontleend aan den tijd van 10 jaren waar voor wij ons verbinden, heb ik niet best begrepen; dit zou hoogstens een bezwaar kunnen heeten, wanneer de Raad dezelfde billijkheidsbegrippen bezat als de Rijnspoorw.-Maatschap. Het contract zal toch voor 10 jaren moeten gesloten worden, dat is eene hoofdvoorwaarde. Hoe meegaande men zich de Holl. Spoorw.-Maatsch. ook moge voorstellen, zou ik eene wijzi ging in die voorwaarde niet aanraden. Ik ben overigens niet in het fond van de zaak getreden, doch heb alleen willen aantoonen, dat wij niet geheel en al onbekend zijn met de billijkheidsbegrippen van de Rijn spoorw.-Maatsch. Wanneer wij nu daarvan reeds zooveel weten en het volgens onze opinie voor de belangen der gemeente geheel onverschillig is of de kolenaanvoer ook langs de Rijnspoor mogelijk is te maken, dan vragen wij met allen ernst of het voorstel, ter elfder ure gedaan, aan leiding kan geven tot uitstel voor onbepaalden tijd. Ik zie althans geen kans nu te zeggen wanneer wij de leden van den Raad weder bijeen zullen roependit zal in de eerste plaats afhangen van de bezwaren die door de Rijnspoor zullen ingediend worden, en van de adviezen welke wij daarop zullen moeten inwinnen. De heer Knappert. Zooeven hebt U, M. d. V.de goedheid gehad aan te toonen hoe men gekomen is tot 9 als vergoeding door de Nederl. Rijnspoor te betalen voor het vervoer van hare waggons, van af het station Wittepoort tot aan de brug over de singelgracht bij de Gasfabriek. Dat bezwaar heeft ook voor mij gegolden. Moet nu echter die 9 zóo be grepen worden, dat „anderen" die goederen per Holl. Spoor aanvoeren kunnen volstaan met ƒ4.per waggon, in eens af, en niet nog eens 2.50 hebben te betalen voor trekkracht van af het station Rijnsburger- poort tot aan den verbindingsweg en dus die f 9 alleen ziet op de waggons van de Rijnspoor, of begrijp ik het misschien niet goed. De Voorzitter. U schijnt niet juist verstaan te hebben, öf ik heb iets gezegd dat ik niet bedoelde. Ik heb bedoeld dat het tractieloon van het station tot aan de verbindingslijn 2.50 bedroeg en dat maakt met de andere 2.50 voor het tractieloon van het eene station naar het andere en de 4 voor het gebruik van de verbindingslijn de bepaalde 9. De heer Knappert. Juist, M. d. V.! Maar zou dat tarief ook gelden voor anderen dan de Gasfabriek; zouden ook anderen, behalve de ƒ4 per waggon nog een meerder bedrag moeten betalen De Voorzitter. Neen, dat is alleen voor het gebruik dat de vreemde Spoorw.-Maatsch. van de andere lijn maakt. De lijn is toch aangelegd ten dienste van de Holl. Spoorw.-Maatsch. en zoover zij niet loopt over den gemeenschappelijken weg kan zij natuurlijk het gebruik beperkeif of er zich althans voor doen betalen. Zoo betaalt zij 2.50 voor iederen waggon die vafi de lijn van de Rijnspoor gebruik maakt en omgekeerd de Rijnspoor evenveel per waggon op de Hollandsche lijn. Doch dit geldt enkel voor het verkeer tus- schen de beide stations. Wanneer echter de Rijnspoor waggons naar de andere zijde wil zenden, betaalt zij ook daarvoor 2.50, en dan ƒ4, zoo als iedereen, dat maakt een minimum van 9. Verlangt nog een der leden het woord? De motie tot uitstel wordt verworpen met 10 tegen 4 stemmen, die van de heerenVerster, Bredius, Driessen en Buys. De algemeene beraadslaging wordt geopend. De heer Du Rieu. Ik moet mijne spijt uitdrukken dat het rapport van de Comm. van Fin,, dat geteekend is 27 April, gisteren in den voormid dag eerst door mij werd ontvangen. Wil men dus nog eens iemand anders daarover raadplegen, dan is men daartoe niet in de gelegenheid vóór de vergadering plaats heeft. De Voorzitter. Ten einde over dit punt breedvoerige discussie te voor komen, diene het volgende: Het stuk is wel gedateerd op 27 April, doch dit is de datum waarop het door den steller is afgewerkt en aan de leden der Comm. van Fin. ter goedkeuring en teekening is toegezonden. Eerst daarna gaat het naar de drukkerij en nadat het daar is afgedrukt kan het aan de leden van den Raad worden toegezonden. De tijd, die tusschen het stellen van het rapport en de toezending aan de leden van den Raad is verloopen is werkelijk niet zoo lang als het wel schijnt. De heer Driessen. Ik wensch ook te constateeren dat ik het laatste stuk eerst gisteren te twaalf uren heb ontvangen. De algemeene beraadslaging wordt gesloten. De art. 13 daarna zonder discHssie of hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 4. De Voorzitter. De heeren hebben op hunne plaats gevonden eene wijziging van de redactie, die in het oorspronkelijke minder duidelijk scheen. Thans wordt daarin aan de Maatsch. duidelijk de verplichting opgelegd om alle goederen over den verbindingsweg te vervoeren, die daarvoor worden aangeboden. Art. 58 wordt goedgekeurd. Art. 9. De Voorzitter. Dit art. is gewijzigd. In het oorspronkelijke art. 4 was het maximum bepaald, dat thans naar dit art. is overgebracht. Art. 1013 worden goedgekeurd. Art. 14. De Voorzitter. Dit art. is gewijzigd in zooverre dat de termijn van opzegging in plaats van op 6 maanden, op één jaar, is gesteld en de ver lenging slechts voor één jaar plaats heeft. De heer Knappert. M. d. V.Het heeft mij eenigszins verwofïde'rd dat er geene bepaling in het contract opgenomen is, wat er zal "moeten geschieden bij eventueele opzegging daarvan. Er wordt hier een weg ge legd die een kleine ton gouds zal moeten kosten, er zullen bruggen ge legd worden, waarvan de bediening aan de gemeente wordt opgedragen. Hoewel wij nu met den heer De Fremery hopen en wenschen dat die verbinding van langdurigen aard moge zijn, kan het toch niét ontkend worden, dat de toestanden wijziging in het contract kunnen brengen of het zelfs geheel kunnen te niet doen. Nu wensch ik te vragen: Gesteld dat na 10 jaren de gemeente of het spoor goedvindt het contract op te zeggen, behoort er dan geene bepaling in opgenomen te zijn omtrent de liquidatie der zaken. Zonder dat daarvan iets naders gestipuleerd is, zou het kunnen gebeuren dat de gemeente gedwongen werd ten eeuwigen dage de brug over de Singelgracht te bedienen, wanneer de Maatsch. die ver langde in stand te houden voor den aanleg van een haven of voor andere werken. Dit heeft mijne aandacht getrokken, en het is daarom dat ik meende hieromtrent een woord in het midden te moeten brengen. De Voorzitter. Ik geloof dat de vrees van den heer Knappert onge grond is. De weg loopt eensdeels over gronden die het eigendom zijn van de spoorw.-maatsch. voor een ander gedeelte over gemeente-eigendom en in art. 2 staat: Partij ter eener zal, voor zoover aan de gemeente toe- behoorende eigendommen noodig zijn, deze voor den duur der over eenkomst kosteloos aan partij ter andere in gebruik geven." Na tien jaren kan er dus van liquidatie geen sprake zijnde verbintenis zou een voudig te niet gaan omdat de tijd waarvoor zij gesloten werd, was ge ëindigd. Dan zou de partij ter andere verplicht zijn den grond te ontrui men. Er zou geen sprake kunnen zijn van eenig recht der Maatschappij om de terreinen bij voortduring in bezit te houden, aangezien in art. 2 opzettelijk is bepaald dat het gebruik slechts wordt gegeven gedurende den tijd der overeenkomst. De heer Knappert. Ik dank u voor de gegeven inlichtingen M. d. V. 1 Art. 14 wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming aangenomen. De heer Knappert. M. d. V. Ik ben niet ingelicht of de registratie in deze, in verband met de som, tot een zeker hoog bedrag is verschul digd. Is daaromtrent inlichting ihgewonndn bij het Bestuur der registia-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1882 | | pagina 6