GEMEENTERAAD YAN LEIPEM. 27 INGEKOMEN STUKKEN. o N°. 58. Leiden, 28 Maart 1882. Mr. Regenten der R.-O. Armen en van het Wees- en Oudeliedenhuis hebben de eer U als dubbeltal ter keuze van een lid van hun college on derstaande voordracht aan te bieden: 1°. de heer Mr. O. H. P. Klaverwijden, 2*. J. G. F. Hoelen, ten einde te voorzien in de vacature ontstaan door het overlijden van den heer Mr. J. 1* Klaverwijden dd. 18 December A. P. Mr. Regenten voornoemd, L. O. Quant, Voorzitter. Aan den Gemeenteraad J, J. Van Heeswijk, Secretaris, van Leiden. N°. 59. Leiden, 12 April 1882. De Commissie van Financiën heeft onderzocht de in hare handen ge stelde rekening van de kamer van koophandel en fabrieken alhier, over den dienst van 1881 en daarop geene aanmerkingen hebbende, heeft zij de eer U voor te stellen die goed te keuren in ontvangst tot eene som van f 475, in uitgaaf tot eene som van f 418,19'/j zoodat van de toege stane gelden uit de gemeentekas niet is gebruikt f '58,80%, hètgeen den rendanten in mindering zal strekken van dè toelage over 1882. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën enz. N*. 60. Leiden, 12 April 1882. üs r De Commissie van Financiën heeft de eer D te berichten dat het onder zoek der rekening van het gereformeerde Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis van 1881, tot geene bedenkingen heeft geleid. Zij stelt mitsdien voor deze goed te keuren in ontvangst op de som van f 15356,01 Yj, in uitgaaf op de som van f 13648,93, alzoo opleverende een batig saldo van f 1707,08Y2, onder bepaling dat daarvan in de eerst volgende rekening verantwoording zal behooren te worden gedaan. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N*. «1. Leiden, 3 April 1882. Bij de vaststelling van de verordening houdende reglement voor eene Hoogere Burgerschool voor Meisjes werd de opmerking gemaakt dat ook de verordening op de Hoogere Burgerschool voor jongens aan eene her ziening zoude moeten worden onderworpen, omdat daarin enkele bepalin gen voorkwamen, waarin daden van beheer en bestuur werden opgedra- dragen aan de Commissie van Toezicht, hetgeen, ook naar het oordeel van den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs, in strijd werd geacht met de gemeentewet, krachtens welke wet het beheer over gemeente inrichtingen behoort tot de competentie van het Gemeentebestuur. Door de aanneming van de voorgestelde bepalingen in het reglement voor de Meisjesschool heeft Uwe Vergadering zich met het'bovenbedoeld be ginsel vereenigd, zoodat het reglement voor de Jongensschool daarmede in overeenstemming zal moeten worden gebracht Wij hebben uit dien hoofde een gewijzigd reglement ontworpen en daar omtrent het advies van de Commissie van Toezicht en den Inspecteur in gewonnen. eT. s In ons ontwerp waren overigens geene belangrijke wijzigingen van het be staande reglement aangebracht. Alleen was vervallen de vacantie van 8 dagen omstreeks Pinksteren. Overeenkomstig ons voorstel had namelijk Uwe Ver gadering geene Pinkstervacantie voor de Meisjesschool aangenomen en het kwam ons voor, dat daaraan evenmin voor de Jongensschool behoefte be stond, zoowel met het oog op het aanzienlijk aantal vacantiedagen in het algemeen, als op den geringen tijd, die tusschen Paschen en Pinksteren en tusschen laatstgenoemde kerkelijke feestdagen en den aanvang der zomervacantie gelegen is. Blijkens de hierbij overgelegde adviezen konden zoowel de Commissie van Toezicht als de Inspecteur Zich met ons ontwerp in hoofdzaak ver eenigen slechts omtrent enkele punten bestond verschil van zienswijze. Wat de verlenging der Paaschvacantie betreft in verband met de voor genomen afschaffing der Pinkstervacantie vereenigen wij ons gaarne met den wensch der Commissie, zoodat wij te dien aanzien dé volgende bepa ling in het reglement hebben opgenomen „Behalve deze vacantie staan de lessen nog stil omstreeks Kerstmis 14 dagen, de week vóór Paschen en de Paaschweek." Art. 21 was door ons overgenomen uit het reglement van de Meisjes school en luidde mitsdien in ons ontwerp als volgt: „De leerlingen, die genoegzame vorderingen gemaakt hebben, worden tot eene hoogere klasse bevorderd. De anderen moeten ten tweeden male het onderwijs in dezelfde klasse bijwonen. Evenwel kan hij, die in enkele vak ken niet voldaan heeft, zich bij de opening der lessen aan een nieuw examen in die vakken onderwerpen. „De voorstellen omtrent de bevordering worden door den Directeur, na overleg met de betrokken leeraars, ingediend aan de Commissie van Toe zicht en door deze, met haar advies, ter bekrachtiging aan Burg. en Weth toegezonden." Vermits wij ons geheel konden véreenigen met de tegen de tweede alinea door de Commissie aangevoerde bezwaren, terwijl de beslissing om trent de bevordering bovendien, naar ons oordeel, niét gerekend kon wor den onder de daden van beheer, hehoorende tot de competentie van het Gemeentebestuur, hebben wij voorgesteld de tweede alinea te doen ver vallen en daarvoor in de plaats te stellen „De Commissie van Toezicht beslist omtrent de bevordering." Intusschen bestaat tegen deze redactie, zooals uit de stukken blijkt, bij den Inspecteur bezwaar, die wenscht, dat bij bevordering dëzelfde regel gevolgd wordt als voor de toelating tot de school is bepaald, met welke zienswijze de Commissie zich evenwel niet kan vereenigen. Het komt ons voor dat de vraag, of deze alinea zal worden geredigeerd overeenkomstig hét gevoelen van de Commissie, dan wel overeenkomstig dat van den Inspecteur, ook wat de gevolgen in de praktijk betreft, van minder aanbelang kan worden geacht, terwijl, ook bij aanneming van eene redactie als dóór den Inspecteur wordt verlangd, de bezwaren die tegen het oorspronkelijk ontwerp, bekrachtiging van de voorstellen tot 'bevorde ring door Burg. en Weth., geheel zijn opgelost. Wij zouden daarom in overweging wenschen te gevéh tèn aanzien van de overgangs-examens eene diergelijke bepaling Óp te nemen als voor de toelatings-examens is vastgesteld en de tweede alinea van art 21 te dóën' luiden als volgt: „De overgangs-examens worden afgenomen door eene Commissie, bestaande uit één lid van de Commissie van Toezicht, door dié Commissie aan te wijzen, den Directeur der schóól"'en de leeraars door den Dirèctëur aan i J>5| Jfc3 JMV WiMt te wijzen. Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging, onder intrekking; v?itt de verordening houdendé reglement voor déHoogere Burgerschool Vkn 25 Augustus 1864 (Gem. blad n°. 14 van dat jaar) gewijzigd bij raads besluit van 24 Juni 1872 (Gem. blad n°. 6), tot dê vaststelling óVer te gaan van de hiernevens overgelegde cóncept-verordening. Bij aanneming van art. 21 stellen wij tevens voor om de tweede alinea van art. 21 van de verordening houdende reglement voor eene Hoogere Burgerschool voor Meisjes van 28 October 1880 (Gem. blad n#. 1 van 1881) daarmede in overeenstemming te brengen,en të/wfisigéB ajejfolgt „De overgangs-examens worden afgenomen door eene Commissie, be staande uit één lid van de Commissie van Toezicht door de Commissie aan te wijzen, de Directrice der school en de leeraressen door de Dlrec^ trice aan wijzen." ^«>11 «b tow en art. 20 aldus te lezen: - 3 „Jaarlijks worden, vóór het einde van, den cursus, tón overstaan vain de in art 21 vermelde commissie, openbare examens afgenomen." Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, ens, Leiden, 7 Februari 1882. lift 'Sei Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeenteLeiden.-■ Betreffende de door Uw college ontworpen en in onze handen ten fine van advies gestelde concept-verordening, houdende wijziging in het-regle- ment voor de Hoogere Burgerschool voor jongens, hebben wij de eer U mede te deelen, dat wij meenen ons te moeten nederleggen bij de voor gestelde veranderingen, daar zij in overeenstemming zijn met het-begin sel omtrent beheer en bestuur door den Raad, in zijne "Vergaderingen van 14, 21 en 25 October 1880, bij de behandeling en vaststelling- van het reglement voor de Hoogere Burgerschool voor meisjes, aangenomen. Wij willen echter niet ontveinzen dat het nut der voorgestelde veran deringen ons zeer twijfelachtig voorkomt, daar wij de overtuiging hebben dat de nieuwe artikelen, speciaal de artikelen 6, -17, 18, 21 en 23, slechts tot nutteloozen omslag zullen aanleiding geven, zonder dat de goede gang van zaken er iets door 'bevorderd wordt. Het meest springt dit in het oog bij het voorgestelde in art: 21. Tot heden tech werd over het al of niet overgaan der leerlingen naar hoogere klassen beslist in eene vêr- gadering van de commissie, waarbij de leeraren tegenwoordig warén en kon de uitslag op tijd aan de leerlingen worden kenbaar gemaakt. Vol gens het nieuwe reglement zullen de voorstellen tot bevordering aftm-Uw college ter bekrachtiging moeten worden aangeboden, onder overlegging van de schriftelijke adviezen van leeraren en commissie, waarvan het ge volg zal zijn dat gewoonlijk pas eenige dagen na afloop der examens,-de uitslag daarvan kan worden medegedeeld aan de leerlingen, die toch met het grootste ongeduld de beslissing over hun lot verbeiden} bovendien heeft het te meer bezwaar, omdat dan in elk -geval de leerlingen eerst bekend worden met den afloop der examens, wanneer vele leeraren reeds afwezig zijn en deze dus niet meer de noodige inlichtingen kunnen ver schaffen aan hen die voorwaardelijk- zijn bevorderd, --i Ju- Wat de regeling der vacantiën betreft, zoo komt-onz-de-afschaffing-der Pinkstervacantie billijk en nuttig voor; maar daartegen Over zouden Wij gaarne zien dat de Paaschvacantie tot veertien dagen werd uitgebreid.-. Wij gelooven dit ten nutte van het onderwijs. Van bet begin van Januari tot Juli is voor de leerlingen en sommige leeraars, die een groot aantal lesuren hebben, een te lang tijdvak om met een rusttijd van acht dagen te kunnen volstaan. Hierbij komt nog dat, vooral waar het de Hoogere Burgerschool voor jongens geldt, niet vergeten mag worden, dat juist'na de Paaschvacantie voor de leerlingen en de docenten een tijdvak van bijzon dere inspanning volgt, daar de overgangs-examens en al wat daarmede samenhangt moeten geregeld worden in overeenstemming met het op den vijfjarigen cursus volgend eindexamen. - Wij houden ons dan ook .overtuigd dat de kleine door ons gewenschte uitbreiding der Paaschvacantie, feitelijk slechts van vier dagen, geen schade aan het onderwijs zal toebrengen, integendeel wij stellen ons voor dat, na een behoorlijken rusttijd, de laatste periode van den cursus met fris- scher krachten zal worden afgelegd. - - - -- u v De Plaatselijke Commissie van toezicht Op dé' schólèn voor Middelbaar onderwijs te Leiden, H; Kern,"Voorzitter."' N. L. J. Van Buttingha Wiohers, Secretaris. 's-Gravenhage, 22 Februari 1882. Tegen het ontwerp-reglement der Hoogere Burgerschool, bij Uw schrij ven van 18 Februari j. 1; n° 194 aan mijn oordeel onderworpen, heb' ik geen bedenking, behalve tegen de voorgestelde wijziging van art. 21. Ik ben het geheel eens, dat bevordering der leerlingen tot hoogere klassen niet behoort tót de Competentie van het Gemeentebestuur} maar evenmin tot die van eene slechts met toezicht belaste commissie. Waarom ióïgt men bij de bevordering tot. eene hoogere klasse niet denzelfden regel, als bij de toelating tot de school? Het geldt hier nog veel meer een hois- houdelijken maatregel, daar de leeraren de leerlingen, die reeds minstens een jaar op school geweest zijn, veel beter kennen dan de jongens, die zich voor het eerst aanmelden. Het komt mij het meest doelmatig voor, dat voor elke klasse de commissie aan welke de beoordeeling van de be-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1882 | | pagina 1