18 XIV. Verzoek van F. G. Zirkzee, tot overbouwing van een gedeelte dér Kennewegsteeg. (Zie Ing. St. n°. 43). t Zonder discussie of hoofdelijke stemming toegestaan. XV. Voordracht betrekkelijk den afstand van een gedeelte sloot langs het Delftsche trekpad aan H. W. J. C. Swaan. (Zie Ing. St. n°. 46 en 53). De Voorzitter. Er is omtrent deze zaak eene missive van Burg. en Weth. van Delft ingekomen, dien ik den Secretaris verzoek voor te lezen. De Secretaris doet voorlezing van de nader ingekomen missive. Ten vervolge op ons schrijven van 4 Maart 1882, n°. 211, hebben wij de eer U te berichten, dat de Raad dezer gemeente in zijne Vergadering van den 10den dezer heeft besloten in het verzoek van den heer Swaan te 's Gravenhage te treden, behoudens de goedkeuring van den Raad Uwer gemeente en van Gedep. Staten. Dezerzijds is de voorwaarde gesteld, dat de kosten van het rooien der 32 boomen ten laste komen van den adressant. Burgemeester en Wethouders van Delft, F. M. De Vries van Heyst. De Secretaris, Soutendam. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. De Voorzitter. Ik stel voor de voordracht onder hetzelfde voorbehoud als de gemeente Delft aan te nemen. Waarschijnlijk zal die clausule wel niet bepaald noodig zijn, daar de boomen worden verkocht om te worden gerooid en de kosten daarvan dus vanzelf ten laste van den kooper ko men. Speciale kosten van anderen aard zijn er, voor zoover mij bekend is, niet. Het zou echter kunnen gebeuren en ik zie daarom geen bezwaar, dat wij ook in ons besluit hetzelfde voorbehoud opnemen. De heer Zaaijer. Ik zou aan U de vraag wenschen te richten, M. d. V., of werkelijk de rooiing van de hier bedoelde 32 boomen onvermijdelijk is om de bouwplannen van den heer Swaan ten uitvoer te brengen. Er staan 2 seriën, een van 25 en een van 7 boomenofschoon nu wel in het verzoek van den heer Swaan staat: „terwijl eindelijk de boomen zeer ongeregeld geplaatst, den bouw zouden ontsieren" moet ik toch ver klaren dat deze 25 boomen zoo regelmatig aan den kant van de sloot zijn - geplaatst, als boomen van zekeren leeftijd dit kunnen zijn. Het komt mij daarom wenschelijk voor, wanneer de verwijdering niet hoog noodig is, dat deze boomen daar blijven staan ten einde het jaagpad althans eenige schaduw te laten. Wel zegt de heer Swaan, dat de schaduw van de boomen door die van de huizen zal worden vervangen, doch, wanneer De Voorzitter. Het voorstel is in handen van de Comm. van Fin. gesteld: het door haar uitgebracht rapport is echter nog niet gedrukt. Ik kan evenwel mededeelen dat zij zich met de voordracht heeft vereenigd. De voordracht wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Verlangt nog een der leden het woord te voeren? De heer De Goeje. Ja, M. d. V. Gaarne zoude ik van Burg. en Weth. eenige inlichtingen wenschen te ontvangen over de Jongensschool 2da klasse. Reeds in den zomer van het vorige jaar was het voorloopig plan door Burg. en Weth. gemaakt en in handen der Schoolcommissie gesteld, die het daarop met de meest mogelijke haast onderzocht heeft. Sedert dien tijd hebben wij van het geheele plan niets meer gehoord. Hoewel overtuigd, dat dit zeker niet aan gebrek aan ijver bij Burg. en Weth. ligt, zou ik toch gaarne, zoo het mogelijk was, iets naders omtrent den stand der zaak vernemen. Ik behoef hier nauwelijks te zeggen, dat de behoefte aan een geschikt schoolgebouw groot is en dat de gang van het onder wijs er bepaald onder lijdt, dat een deel der leerlingen voortdurend in andere lokalen moet geplaatst blijven. De Voorzitter. Iri antwoord op de vraag van den heer De Goeje kan ik mededeelen dat het voorstel in quaestie in het begin van Octobér ver zonden is. Uit een schrijven, later van den districts-schoolopziener ont vangen, blijkt dat deze het reeds den volgenden dag in handen van den rijksbouwkundige heeft gesteld om advies. Nadat het daar nu maanden lang geweest was, is het eindelijk acht of tien dagen geleden, teruggeko men. Hiermede wensch ik echter volstrekt niet geacht te worden eene be schuldiging uit te spreken tegen den rijksbouwkundige. Deze ambtenaar toch ontvangt, naar mij werd medegedeeld, uit alle oorden van Nederland gelukkig voor hem dat Nederland zulk een klein land is alle tëekenin- gen en bestekken voor het bouwen en herstellen van schoollokalen. Ieder plan, dat bij hem inkomt, krijgt natuurlijk eene plaats onderaan en wordt eerst als het aan de beurt is, onderzocht. Wanneer men dit in aanmer king neemt, is er misschien nog wel reden om zich te verwonderen en te verheugen over den spoed waarmede het voorgestelde plan is terugge komen. Intusschen kan ik den Raad mededeelen dat de deskundige het plan niet bij zich heeft laten liggen, maar het blijkbaar met ernst heeft onderzocht. Er zijn door hem wijzigingen in gebracht, die ik geloof dat inderdaad verbeteringen mogen genoemd worden; en wij stellen ons voor binnen weinige dagen een voorstel aan den Raad te doen om met het bouwen der school een aanvang te maken en de noodige fondsen daar voor beschikbaar te stellen. Tot mijn genoegen kan ik er nog bijvoegen dat de wijzigingen geen aanleiding tot meerdere kosten zullen geven, zoo dat wij hier zullen hebbenverbeteringen zonder verhooging van kosten, wat niet altijd samengaat. Verlangt nog een der leden het woord? De heer De Goeje. Ik dank U, M. d. V., voor de mij gegeven inlich tingen. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten. ERRATUM. In het verslag Raadszitting 2 Maart 1882 is eenê drukfout ingeslopen onder de tegenwoordige leden n. 1. wordt vermeld de Heer SCHELTEMA, die niet tegenwoordig was, terwijl de heer LIBRECHT LEZWlJN, die wel tegenwoordig was, niet wordt vermeld. ik mij niet bedrieg in de richting, zal men dan slechts 's morgens zeer vroeg en 's avonds zeer laat schaduw vinden en het overige gedeelte van den dag barre zon. Daarom zou ik wenschen dat de boomen bleven staan, zoolang hun ouderdom dit toelaat of dat, indien de rooiing onvermijde lijk is, zoo laat mogelijk tot wegneming worde overgegaan. De Voorzitter. Zoo geen der leden meer over het verzoek het woord verlangt, zal ik den heer Zaaijer beantwoorden. Het blijkt uit de voor dracht van de Commissie van Fabricage dat tot de rooiing niet zal wor den overgegaan vóór met het bouwen van woonhuizen een aanvang is gemaakt. Wanneer daarmede is begonnen, zullen de boomen echter niet kunnen blijven staan, tenzij men den eigenaar dwingen wilde de huizen achteruit te zetten. Men zal dan schaduw van de huizen krijgen en daar de boomen niet groot noch zwaar zijn, zal het verschil, waarop door den heer Zaaijer gewezen is, gering zijn. Ook verbeeld ik mij, dat het op het lange jaagpad weinig zal uitmaken of men daar al of niet 250 meter schaduw heeft; gesteld dat de boomen 10 meter ongeveer van elkaar zijn geplant, dan komt het daarop zoo wat neer. Ware het geheele pad met boomen bezet, dan geef ik gaarne toe dat de rooiing een misstand zou geven. In alle geval bestaat het voornemen om de boomen niet te rooien, voor de noodzakelijkheid daartoe gebleken is, zooals ook in het voorstel van de Commissie van Fabricage is opgenomen, waarvan het slot luidt: „aangezien daaraan geen dadelijke behoefte is, kan later, wanneer daartoe de noodzakelijkheid ontstaat, tot het rooien worden overgegaan." Daarmede meen ik, is aan het bezwaar en den wensch van den heer Zaaijer voldoende tegemoet gekomen. De heer Zaaijer. M. d. V.! Ik heb alleen gewild dat hier uit deze vergadering een stem zou opgaan om de wenschelijkheid uit te spreken, dat niet dan zoo laat mogelijk met het rooien der boomen een aanvang zou worden gemaakt. Nu blijkt dat dit ook geheel in de bedoeling der Commissie van Fabricage ligt, verklaar ik mij voldaan en breng U mijn dank voor de gegeven inlichtingen. De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. XVI. Verzoek van K. C. Feun, om te worden ontslagen van de huur van het pakhuis bij de Hooglandsche kerk. (Zie Ing. St. n#. 47 en 53). Zonder discussie of hoofdelijke stemming afgewezen. XVII. Voorstel betrekkelijk den aanleg van duinwaterbuizen in eenige straten en grachten der gemeente. (Zie Ing. St. n°. 49 en 53). De Voorzitter. Alvorens dit punt in behandeling te brengen, wensch ik eenê zitting te houden met gesloten deuren. De vergadering wordt heropend. De Voorzitter. Ik stel voor het punt aan te houden tot de volgende vergadering. XVIII. Voorstel tot onderhandsche verhuring van het Raamland onder Zoeterwoude. (Zie Ing. St. n°. 54). Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF. J'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1882 | | pagina 4