43
Zitting Tan Donderdag 2 Maart 1882,
geopend 's namiddags te half drie.
Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen
1°. Onderzoek van den geloofsbrief enz. van het benoemd lid van den Gemeen
teraad, Mr. N. K. F. Land.
2°. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1882. Kos
ten van het huis van bewaring enz. (27 en 34).
3°. Voordracht tot wijziging van het tarief voor de tolheffing aan den
Rijnsburgervliet. (29 en 35).
4°. Idem betrekkelijk het rooien van een boom aan den Stationweg. (30).
5®. Verzoek van de Leidsche Duinwatermaatschappij, om duinwater te leve
ren aan de ingezetenen van Katwijk. (31).
6°. Idem van P. J. De Jong, tot het doen rooien van een boom aan den
Heerensingel. (32).
7®. Staat van af- en overschrijving op de begrooting voor 1881 van het
Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (33).
8°. Voordracht betrekkelijk de verbinding van de Stedelijke Gasfabriek
met den Hollandschen IJzeren Spoorweg. (271, 23, 28 en 36).
Tegenwoordig 19 leden, als: de lieeren Bredius, Van der Zweep, Wil-
helmy Damsté, Zaaijer, Buys, Dercksen, Le Poole, Van Wensen, Driessen,
Bool, De Goeje, Zaalberg, Knappert, De Fremery, Verster, Scheltema, Juta,
Du Rieu en De Laat de Kanter.
De heeren Hartevelt, Quant, Van Dissel en Cock, hebben kennis gege
ven, dat zijverhinderd zijn de Vergadering bij te wonen; de eerste we
gens ongesteldheid, de tweede door afwezigheid uit de stad, de heeren Van
Dissel en Cock omdat zij een andere Vergadering moeten bijwonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
16 Februari jl. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
1°. Missive van de Ged. Staten, dd. 7/14 Tebruari B. n°. 314 (3e afd.)
G. S. n°. 22, waarbij wordt medegedeeld dat aan deze gemeente voor
1882 als rijksbijdrage in de kosten van het lager onderwijs bij wijze van
voorschot eene som van f 43242,zal worden uitgekeerd.
2®. Missive van den heer G. F. Alsche, waarbij deze mededeelt dat hij
de benoeming tot lid van het bestuur van het Heilige Geest- of Arme
Wees- en Kinderhuis aanneemt.
3°. Dat de Gemeenteraad van Delft bij besluit van 24 Febr. jl. heeft
goedgekeurd de bepaling aangaande vrijdom van tolgeld welke door den
Raad bij besluit van 16 Febr. jl. aan het tarief voor de hcfTing van tol
voor het gebruik van het jaagpad langs den Vliet tusschen Leiden en
den Leidschendam is toegevoegd.
Deze worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Adres van C. H. Timmermann, houdende verzoek tot afstand van
gemeentegrond aan het Utrechtsche Veer.
2°. Adres van J. De Graaf te Leiderdorp, houdende verzoek tot afstand
van een gedeelte gemeentegrond achter de woning aan de Spanjaardsbrug
te Leiderdorp.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
3°. Twee adressen van de Gebr. Van Hoeken en J. Van Hoeken, hou
dende verzoek tot het leggen van eene losse brug over de Slaagsloot in
verband met de aansluiting van de Gasfabriek met den Holl. IJzeren Spoorweg.
Te behandelen bij punt 8 der agenda.
4°. Verslag van het college van Professor en Curatoren van het Semi
narium der Remonstrantsche Broederschap, over 1881.
De Voorzitter deelt vervolgens mede:
dat nog tot leden der Commissie tot voorlichting van Burg. en Weth.
bij het opmaken van het kohier der plaats, dir. belasting benoemd zijn
de heeren Mr. N. L. J, Van Buttingha Wichers, B. A. Van Linden en
A. L. De Sturler.
Dat het R.-K. Parochiaal Armbestuur bij vonnis van de Arrond. Recht
bank te 's Gravenhage niet ontvankelijk is verklaard in de door hem tegen
de gemeente Leiden ingestelde rechtsvordering in zake de plaatsing van het
R.-K. Armbestuur op de lijst der instellingen van weldadigheid.
Aan de orde is:
I. Onderzoek van den geloofsbrief enz. van het benoemd lid van den Ge
meenteraad, Mr. N. K. F. Land.
De Voorzitter. Mag ik de heeren Bredius, Dercksen en Bool verzoe
ken de Commissie uit te maken tot onderzoek van den geloofsbrief enz. van
het nieuw benoemd lid, den heer Land? Met het oog daarop schors ik
de Vergadering.
De heer Juta komt ter Vergadering.
De Vergadering wordt heropend.
De heer Bredius. M. d. V. 1 De Commissie, belast met het onderzoek
van den geloofsbrief enz., van het nieuw benoemd raadslid, Mr. N. K. F. Land,
heeft de eer kenbaar te maken dat al de bij artikel 17 der Gemeentewet
gevorderde stukken in behoorlijke orde bevonden en ook verder geene
bezwaren tegen de toelating van dien heer gerezen zijn, weshalve zij daartoe
dan ook adviseert.
ZrrmoviBSLAo 1882,
De Voorzitter. Ik stel voor overeenkomstig de conclusie der Com
missie te besluiten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dienovereenkomstig besloten.
De Voorzitter. Ik bedank de leden der Commissie voor de door hen
verrichte taak.
II. Staat van af- en overschrijving op de begrooting dienst 1882. Kos
ten van het huis van bewaring enz.
(Zie Ing. St. n°. 27 en 34).
Met algemeene stemmen goedgekeurd.
De Voorzitter. Alvorens tot de behandeling van punt III over te
gaan, verander ik de openbare zitting in eene met gesloten deuren.
De Vergadering wordt heropend.
III. Voordracht tot wijziging van het tarief van de tolheffing aan den
Rijnsburgervliet.
(Zie Ing. St. n°. 29 en 35).
Met algemeene stemmen goedgekeurd.
IV. Voordracht betrekkelijk het rooien van een boom aan den Stationsweg.
(Zie Ing. St. n°. 39).
Zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
V. Verzoek van de Leidsche Duinwater-Maatschappij, om duinwater te
leveren aan de ingezetenen van Katwijk.
(Zie Ing. St. n«. 31).
De heer Juta. Alvorens mijne stem uit te brengen, M. d. V., zou ik
gaarne eenige inlichtingen ontvangen. Ik lees dat volgens art. 2 den Con
cessionarissen de verplichting is opgelegd er voor te zorgen, dat steeds een
voldoende hoeveelheid zuiver drinkwater aanwezig zij. Nu stel ik mij voor,
wanneer deze voordracht wordt aangenomen, dat het gebruik zeer zal toene
men bovendien zal de hoeveelheid water benoodigd voor deze gemeente
jaarlijks grooter worden, ook met het oog op eene mogelijke uitbreiding
van hare grenzen. Het debiet zou na tien, vijftien of twintig jaren, wel
eens zoo groot kunnen worden, dat in de behoeften dezer gemeente niet meer
geregeld zoude kunnen worden voorzienzoodat eene uitbreiding der reser
voirs en eene vergrooting van de toestellen, die nu gebezigd worden om
het water aan te voeren, noodzakelijk zoude worden. Met andere woorden
dat de duinwaterleiding niet meer voldoende is om in het groote debiet
te voorzien en eene uitbreiding noodig zal zijn. Ik vrees dat de kosten
dier uitbreiding gedeeltelijk op de gemeente Leiden zullen neerkomen en nu
zou ik gaarne wenschen te vernemen of deze zienswijze juist is; zoo ja
dan zal m. i. het oogenschijnlijk voordeel dat nu voorgespiegeld wordtin
de toekomst blijken te zijn: nadeel. Dan heb ik nog een ander bezwaar
en wel van financiëelen aard. Men stelt voor aan de buitengemeenten het
water te leveren op dezelfde voorwaarden, als waarop dit aan de ver
bruikers in de gemeente Leiden wordt verstrekt. Men moet echter niet
vergeten dat deze meerendeels belastingschuldig zijn en dat dezen, behalve
den prijs, die zij voor het water betalen zich jaarlijks aanzienlijke opoffe
ringen getroost hebben, door de geheele of gedeeltelijke renten van het
aanlegkapitaal te betalen, dat in de laatste jaren, zoo ik meen f 23000
bedroeg. Het tarief voor Leiden zal dus niet kunnen gelden voor buiten
gemeenten, die niets hebben bijgedragen in de kosten der rentegarantie.
Om die redenen zie ik bezwaar in de gunning, hoe gaarne ik zou zien dat
de gemeente Katwijk van de leiding gebruik maakte, wanneer dit zonder
nadeel voor de gemeente Leiden kon geschieden; doch ik meen dat aan
de verbruikers te Katwijk of andere buitengemeenten een hooger tarief
moet gesteld worden dan in Leiden geldt. Dit zijn mijne bezwaren die ik
tegen het voorstel heb.
De Voorzitter. In de eerste plaats moet ik den heer Juta in herinne
ring brengen, dat dezelfde bezwaren, nu door hem te berde gebracht, tel
kens gehoord zijn wanneer in den Raad een soortgelijk verzoek aan de
orde was. De bedenkingen van den heer Juta komen mij ook nu geen
van beide gegrond voor. Eerstens het bezwaar dat het toestaan om water
te leveren aan de ingezetenen van andere gemeenten, aanleiding zou kun
nen geven tot financieele bezwaren voor de gemeente Leiden en tot ge
brek aan water. De aangehaalde bepaling van art. 2. „Concessionnarissen,
verbinden zich om steeds voor zuiver en in voldoende hoeveelheid voor
handen duinwater te zorgen," slaat natuurlijk op de gemeente Leiden om
dat deze alleen een contract met de Duinwater-Maatschappij gesloten heeft,
of met andere woorden, het is alleen met het oog op onze gemeente dat
die bepaling voor de Maatschappij verbindend kan zijn. De vergunning om
aan andere gemeenten te leveren kan dus aan dat artikel geen afbreuk doen
en het spreekt wel van zelf dat er nooit quaestie van kan zijn dat de Maat
schappij zich op die vergunning zou kunnen beroepen om minder water
aan de gemeente Leiden te leveren, dan voor de behoefte noodig bleek.
Maar buitendien, zoo het gevolg der vergunningen was dat meer water
werd verbruikt dan het maximum dat de Maatschappij met de tegenwoor
dige inrichting kan leveren, zou niets mij aangenamer zijn en zag ik
dit zelfs liever heden dan morgen gebeuren. Indien toch de Maatschappij
daardoor tot het aanleggen van nieuwe werken verplicht werd, zouden
wij er zeker van kunnen zijn, dat er voor rentegarantie niets meer te
betalen zoude zijn, maar daarentegen uit de inkomsten der Maatschappij
eene aanzienlijke bijdrage in de gemeentekas zou vloeien. Ik behoef daar
toe o. a. slechts te wijzen op het voorbeeld der Amsterdamscbe Duinwa
ter-Maatschappij. Wanneer ik mij niet vergis, was deze in '75 verplicht
een tweede aanvoerbuis te maken, waarvoor eene leening van 17 ton uit
geschreven werd, en sedert dien tijd zijn de dividenden dier Maatschappij
aanzienlijk gestegen. Het spreekt toch wel van zelf dat de zaken van
eene Maatschappij, die zich ten doel stelt water te verkoopen, voordeeli-
ger zullen gaan, naar mate zij meer van dat artikel omzet.
En nu wat het tweede punt betreft, n. 1. dat de ingezetenen van Kat
wijk niet bijdragen in de rentegarantie en dientengevolge aan een hou-