16
N®. 31. Leiden, 23 Februari 1882.
Tegen de inwilliging van nevensgaand verzoek van de Leidsche Duin
watermaatschappij, betrekkelijk de levering van duinwater aan de ingeze
tenen van Katwijk bestaat bij ons college in geenen deele bezwaar, omdat
daardoor de belangen dezer gemeente niet worden benadeeld, terwijl in
tegendeel eene uitbreiding van het debiet niet anders kan strekken dan
ten voordeele der gemeente.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging, met wijziging van
het raadsbesluit van 4 Juli 1878, aan de Leidsche Duinwatermaatschappij
vergunning te verleenen tot het verstrekken van Duinwater aan ingezetenen
van de gemeente Katwijk onder dezelfde voorwaarden waaronder het water aan
de ingezetenen der gemeente Leiden wordt verstrekt en onder bepaling dat
door die vergunning geene verandering wordt gebracht in de volgens art.
2 der concessie op concessionarissen rustende verplichting.
Bij dit artikel namelijk is aan concessionarissen de verplichting opge
legd er voor te zorgen dat het aangevoerde duinwater steeds in voor de
verbruikers voldoende hoeveelheid en zuiver aanwezig zij.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen
de Leidsche Duinwater-Maatschappij gevestigd te Leiden, Rapenburg n°. 10.
Dat bij Uw besluit van 4 Juli 1878 aan requestrante vergunning is
verleend om water te verstrekken aan de ingezetenen van Katwijk, wo
nende tusschen den Zwarten weg en het logement de Roskamdat thans
het Gemeentebestuur van Katwijk wenscht dat deze vergunning moge worde
uitgestrekt tot andere gedeelten der gemeente en wel tot Katwijk aan
Zee. Dat het bekend is dat een groot gedeelte dier gemeente van goed
drinkwater is verstoken en het Gemeentebestuur zich bereid verklaard
heeft een groot deel der aanlegkosten te vergoeden.
Dat de bereidwilligheid en medewerking van het Gemeentebestuur van
Katwijk tijdens den aanleg der werken van de Leidsche Duinwater-Maat
schappij aanleiding geven om die gemeente, die zich vele opofferingen ge
troost om Katwijk aan Zee tot een groote badplaats te herschapen, in
die onderneming te steunen, door haar te verschaffen goed en drinkbaar
water, zonder hetwelk de vreemdelingen de plaats niet zullen bezoeken.
Dat adressante deze zaak bizonder bij U durven aanbevelen, daar zij
voor haar en dus ook voor de gemeente Leiden, wier belangen zoo nauw
verbonden zijn, niet onvoordeelig is. Dat de gemeente Katwijk voor tien
pCt. der aanlegkosten, na afrekening van het door haar te betalen subsidie,
door abonnenten waarborgt en het niet twijfelachtig is, dat met vermeer
derd bezoek van Katwijk aan Zee het getal verbruikers zal toenemen,
terwijl de exploitatiekosten voor de adressante zeer weinig zullen toene
men en buiten eenigen twijfel deze des te gemakkelijker te dragen worden,
naarmate het getal afnemers vermeerdert.
Dat voor die uitbreiding geene vergrooting van gebouwen, machineriën
of filters noodzakelijk is, en de waterstand, die op dit oogenblik gemid
deld 1.56 meter is tegen die van 1.45 meter op 19 Februari 1881, niet
tegenstaande het vermeerderd gebruik te Leiden, de zekerheid geeft dat
geen nieuwe uitgravingen daarvoor in de duinen noodzakelijk zullen zijn.
Dat adressante overtuigd is dat het Gemeentebestuur van Leiden die
zich opofferingen getroost heeft om ten bate der gezondheid van de inge
zetenen een duinwaterleiding mogelijk te maken, niet zal aarzelen eene
gemeente aan die leiding gelegen in dien weldaad te doen deelen, terwijl
dit geschieden kan, in elk geval, zonder geldelijke schade voor zijn gemeente.
Reden waarom de adressante zich tot U wendt met het eerbiedig ver
zoek dat het U moge behagen haar te vergunnen aan de ingezetenen van
Katwijk water uit hare leiding te verstrekken, en wel op dezelfde voor
waarden, waarop het water aan Leidens ingezetenen wordt geleverd.
Leiden 18 Februari 1882. 't Welk doende enz.,
De Leidsche Duinwater-Maatschappij,
W. Van der Vliet.
J. Ph. Bosch Reitz.
N®. 33. Leiden, 23 Februari 1882.
Onder verwijzing naar nevensgaand rapport van de Commissie van Fa
bricage geven wij Uwe Vergadering in overweging om afwijzend te be
schikken op het verzoek van P. J. De Jong tot het doen rooien van een
boom aan den Heerensingel.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
De ondergeteekende Philippus Jacobus De Jong wonende Heerensingel
Zijlwijk (n°. nog onbekend) geeft met den verschuldigden eerbied aan UEdel
Achtbaren te kennen, dat door het bouwen van twee woonhuizen ge
noemd huis en het daar nevensstaande huis, een boom staat voor het
midden der brug die tot toegang dient van genoemde huizen.
Verlangde aan UEdel Achtbaren dat deze boom gerooid zal worden.
Hopende dat UEdel Achtbaren daar gunstig op zal adviseeren.
Hetwelk doende,
Leiderdorp, 2 Februari 1882. P. J. De Jong.
Leiden, 22 Februari 1882.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het adres van P. J. De
Jong te berichten, dat bij beschikking van den 8sten December des vorigen
jaars, waarbij vergunning is verleend voor het leggen van een brug over
de Singelsloot aan den Heerensingel, eene voorwaarde is gesteld, die het
rooien van een boom onnoodig maakte, welke voorwaarde alzoo bij de
uitvoering van het werk had behooren in acht genomen te worden om
een onverhinderden toegang te verkrijgen, zoodat het verzoek tot het
rooien van den boom voor geen gunstige beschikking vatbaar is.
Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage,
der gemeente Leiden.
ff
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.