14 college zal het niet bevreemdend vinden, dat wij eene verbinding makende zonder uitzicht om iets vergoed te krijgen voor de exploitatie er van, het oog hebben op per onzen spoorweg aan te voeren of te vervoeren goede ren en andere vervoeren aan een in gemeen overleg wellicht te treffen regeling moeten overlaten. Het zal U wel onverschillig zijn per welken spoorweg de steenkolen worden aangevoerd, zoodat, zelfs al werd de lijn LeidenWoerden uitgesloten, dit geen gemeentebelang zou raken, maar die uitsluiting bestaat slechts in de verbeelding, want de gemeente neemt geenerlei verplichting op zich, om de steenkolen over het verbindingspoor aan te voeren en de concurrentie blijft dus even goed als nu bestaan, slechts met dit verschil, dat wij beter in staat zullen zijn de gemeente naar wensch te bedienen en dus ons zelf een zeer geoorloofd voordeel hebben verschaft. Zouden wij echter van dit voordeel misbruik willen maken ten koste van de gemeente, dan zal deze laatste onzen concurrent bereid vinden, om ons het vervoer te ontnemen en de straf zou dus voor ons niet uitblijven. Waartoe de zeer interessante tabel omtrent de afstanden moet dienen, is ons niet volkomen duidelijk, daar de adressante in haren brief van 10 November 1879 terecht mededeelt, dat wij over eene langere lijn dezelfde steenkolen zouden kunnen aanvoeren voor dezelfde vracht en op dezelfde voorwaarden als zij. De afstand doet niets ter zake en van alle opgenoemde mijnen vervoe ren wij naar Leiden tegen dezelfde prijzen als via Woerden. Voor de concurrentie tusschen de verschillende mijnen is derhalve geen wijziging in de voorwaarden noodig. Ons advies zou zijn om aan de Nederl. Rhijn-Spoorweg-Maatschappij te berichten, dat de te Utrecht gevolgde wijze minder in het voordeel der gemeente geacht moet worden, dan het voorstel van HH. Comm. van de Stedel. Gasf., maar dat desniettemin kan verzekerd worden, dat de ge meente het belang van concurrentie volkomen erkent en dus geenerlei bepaling zou willen opnemen, welke die concurrentie zou vernietigen. Dat om die reden de gemeente geenerlei verplichting heeft aangegaan, omtrent het over den verbindingsspoorweg vervoeren van een zekere hoe veelheid goederen, veel minder dus zich verbonden heeft, om alle steen kolen over den Hollandschen spoorweg te ontvangen. De Raad van administratie der Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij, Aan Heeren Burgemeester en T. W. Westerwoude, President. Wethouders van Leiden. W. Van Loon, Secretaris. Leiden, 3 Februari 1882. Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek hebben de eer U naar aanlei ding der stukken, ingezonden door de Nederl. Rijnspoorweg-Maatschappij, ter fine van advies in hunne handen gesteld, als hun gevoelen het navol gende op te merken: Adressante wenscht, dat in het te sluiten contract met de Holl. IJzeren Spoorweg-Maatschappij, waarvan de hoofdzakelijke voorwaarden door ons den Gemeenteraad zijn voorgesteld, eene voorwaarde worde opgenomen waarbij de Holl. IJzeren Spoorweg-Maatschappij verplicht wordt om tegen billijke vergoeding ook de per Nederl, Rijnspoorweg aangebrachte of voor vervoer over die lijn bestemde goederen over den verbindingsweg te vervoeren. Zij grondt haar wensch op drie gegevens: 1°. Eene correspondentie met het Gemeentebestuur van 's Gravenhage. 2°. Op de geographische ligging der verschillende bestaande spoorweg routen, nader aangegeven door eenen overgelegden afstandswijzer. 3°. Op het contract door de gemeente Utrecht onlangs aangegaan met de Nederl. Centraal-Maatschappij. Ad. I zij opgemerkt dat het niet in onze bedoeling ligt de concurrentie uit te sluiten of te bemoeilijken, doch dat de ligging der beide spoorweg stations alhier van dien aard is, dat directe aansluiting aan den Holl. IJzeren Spoorweg den kortsten verbindingsweg oplevert, en de Nederl. Rijn-Spoorweg-Maatschappij door den verbindingsweg van haar station buiten de Wittepoort tot dat der zustermaatschappij, evenzeer in verbin ding staat met den voorgestelden weg. Ad. II merken Comm. op, dat, ofschoon de afstandswijzer eene kortere verbinding aangeeft voor kolenvervoer via Emmerik naar station Leiden Wittepoort, dit niet belet dat de Hollandsche Maatschappij over eene lan gere lijn deze kolen kan aanvoeren voor dezelfde vracht en op dezelfde voorwaarden (zie regel 13 der missive van de Nederl. Rijn-Spoorweg- Maatschappij aan Burg. en Weth. van 's Gravenhage)waartoe zij door haar eigenbelang gedrongen wordt, wil zij op den duur gebruik kunnen maken van de belangrijke reductiën, die voor kolenvervoer bedongen wor den, naarmate het quantum te vervoeren wagens grooter wordt. Wordt die vracht voor haar, door te gering kolenvervoer te hoog, zoo wordt zij reeds dadelijk buiten gesloten, wanneer hare concurrente door grooter vervoer lagere vrachten heeft kunnen bedingen. Een sterk voorbeeld daar van, heeft juist het vorige jaar gegeven, toen, niettegenstaande den kor- teren weg de kolenmijn Holland haar sedert eenige jaren bestaand con tract voor het uitsluitend vervoer harer kolen met de Ned. Rijnspoorweg- Maatschappij verbrak om zich voortaan voor dit zeer omvangrijk vervoer met de Holl. IJzeren Spoorweg-Maatschappij te verbinden. Ten derde eindelijk beroept de adressante zich op het voorbeeld door de gemeente Utrecht gegeven, welke zoodanige voorwaarde als conditio sine qua non stelde in hare overeenkomst met den Centraal-spoorweg over den aanleg eener spoorwegverbinding tusschen de Gasfabriek en de be staande spoorwegen aldaar. Comm. hebben door de welwillendheid der gemeente Utrecht een afdruk van deze overeenkomst hekomen en daaruit geleerd: 1°. dat die verbin dingsweg is aangelegd geheel voor rekening der gemeente, 2°. dat de trekkracht voor het vervoer langs dezen weg zal verricht worden door de Ned. Centraal-Spoorweg-Maatscliappij en 3°. dat de vervoertarie- ven tusschen de Gasfabriek en het station Utrecht N.-C.-S. in bijzonder heden geregeld zijn. Bovendien aanvaardt de Ned. Centraal-Spoorweg-Maat- schappij het onderhoud dier baan als door haar f 4000 over het jaar aan vracht genoten is, en zoo niet, mag zij tot een maximum van f 1000 in rekening brengen wat haar die dienst heeft gekost, onder aftrek van éen vierde van al hetgeen zij voor vracht als boven omschreven ontvangen heeft; terwijl de gemeente zich de vrijheid heeft voorbehouden ook andere spoorwegmaatschappijen aan haar verbindingsspoor zoowel op de fabrieks terreinen als daarbuiten te doen aansluiten en van hunne hulp- of trek kracht over dat spoor zich te bedienen. Ook Comm. hebben de vraag overwogen of een aanleg geheel voor rekening der Gasfabriek preferent wasdoch na onderzoek bleek hun, dat de voorgestelde wijze verreweg het doelmatigste en het voordeeligste was, zoowel met het oog op de concurrentie met andere spoorwegen als op het vervoer per spoor van Engelsche kolen van het Nieuwediep waarbij van vrije concurrentie geen sprake kan zijn. Evenwel hebben Comm. in overleg met Burg. en Weth. een bepaling in het contract doen opnemen waarbij de Holl. IJzeren Spoorweg-Maatschappij op billijke voorwaarden verplicht is, ook vervoer van wagons van of naar de fabriek bestemd, voor of afkomstig van andere spoorwegen, toe te laten. Daarbij is dan natuurlijk in 't oog gehouden, dat de vergoeding der rente als dan gedragen dient te worden door den spoorweg, die van het verbindingsspoor gebruik maakt. Met het oog op de overweging en vooral op het feit dat de Holl. Maatschappij den verbindingsweg voor hare rekening aanlegt en onder houdt, alles tegen rentevergoeding in den vorm van tractieloon, hebben Comm. de eer U te adviseeren adressante te antwoorden dat de gemeente onder dankzegging voor de gegeven inlichtingen het belang van concur rentie volkomen erkent en dus geenerlei bepaling zal opnemen, welke de concurrentie zou vernietigen. Commissarissen voornoemd, De Fremery. Aan Burgemeester en Wethouders J. I. Van Wensen. van Leiden. J. C. Van der Zweep. N°. 24. Leiden, 6 Februari 1882. Onder overlegging van het verzoek van den heer H. W. J. C. Swaan tot demping van de Singelsloot langs den bouwgrond van Vreewijk aan den Witten Singel en van het daaromtrent ingewonnen bericht van de Commissie van Fabricage, geven wij Uwe Vergadering in overweging over- komstig de conclusie van genoemd rapport te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met de meeste onderscheiding te kennen: H. W. J. C. Swaan, assuradeur te 's Gravenhage, eigenaar van Vreewijk c. a., dat alsnu spoedig tot aanleg der onderneming op Vreewijk zullende worden overgegaan, requestrant U verzoekt hem te willen toestaan dat de Singelsloot langs den bouwgrond moge worden gedempt en ingericht tot wandelpad, met behoorlijke afwatering en wel: hetzij voor rekening van hem zelf; hetzij voor die der gemeente, waar tegenover in dat geval op den bouw grond aan den Singel uitkomend, bij bebouwing en bij verkoop, door den eigenaar de verplichting wordt gelegd om aan Uwe gemeente te betalen een jaarlijksche recognitie van f 1 per strekkende meter, makende over de circa 300 meters een jaarlijksche inkomst van f 300, ter dekking der kosten van aanleg groot f 3400 en van het geringe onderhoud. De recognitie zou ten allen tijde afkoopbaar zijn te stellen tegen den penning XXV; makende alsdan in kapitaal een bedrag uit van circa 7500. Trottoirs, desgeraden, zouden in elk geval, in aanleg en onderhoud ko men ten laste der bouwers, alles ten genoegen der gemeente. dat requestrant zich beleefdelijk voor een spoedig antwoord aanbeveelt. 't Welk doende etc., 's Gravenhage, 13 December 1881. Swaan. Leiden, 18 Januari 1882. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het adres van H. W. J. C. Swaan te 's Gravenhage, te berichten, dat daarbij vergunning wordt ge vraagd tot het dempen van de Singelsloot langs den bouwgrond van Vree wijk, aan den Witten Singel „hetzij voor rekening van hem zelf, hetzij voor die der gemeente" over eene lengte van ongeveer 300 meters en eene breedte van ongeveer 6 meters, en dat het dempen van die Singel sloot zal doen vervallen de officiëele en zichtbare grensscheiding tusschen de gemeente Leiden en Zoeterwoude aldaar. In den regel wordt de toegang van de Singels over de Singelslooten, naar de erven en woningen onder de aangrenzende gemeenten verkregen bij vergunning van den Gemeenteraad tot het leggen van bruggen, maar bij het gedeeltelijk dempen ven die slooten wordt er op gelet, dat geene feitelijke vereeniging wordt geboren tusschen de aangrenzende gemeenten, waaruit verschillende moeielijkheden in voorkomende gevallen kunnen ont staan, terwijl de officiëele grensscheiding wordt behouden en aangeduid. Om deze en andere bekende redenen is het niet wenschelijk het bebou wen van gronden langs de Singels te begunstigen of te bevorderen. Inmiddels kan aan het plan tot de bedoelde demping or.der dat voor behoud worden tegemoet gekomen, onder de volgende voorwaarden als: 1°. Dat het dempen geschiedt door en voor rekening van den adressant, en over de gebeele uitgestrektheid wordt gelegd eene behoorlijke loozing met kolken voor het hemelwater met uitloozingen door het Singelpad naar de Singelgracht; 2°. Dat de gedempte grond wordt aangelegd tot een wandelpad, na be hoorlijke begrinting buiten kosten der gemeente, maar voor hare rekening te onderhouden en de trottoirs voor de te bouwen wonin gen daaraan sluitende, zoodat de grensscheiding wordt aangewezen, door den aanvang van de trottoirs 3°. Dat het geheele werk wordt uitgevoerd op aanwijzing en onder toe zicht van den Gemeente-Architect. 4°. Dat voor het gebruik van den openbaren gemeentegrond tot het leg gen van kolken en loozingen, over eene uitgestrektheid van 300 meters wordt betaald eene jaarlijksche recognitie van f 0.50 de meter en voor elke uitloozing door het Singelpad naar de Singel gracht, het recht, bepaald bij art. 3 n®. 11 van het tarief, vastge steld den 5d8n Maart 1857. Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage, der Gemeente Leiden. Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1882 | | pagina 2