117
Binnenlandsche Zaken, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven
dienovereenkomstig te besluiten.
De betrekkelijke stukken zijn in de Leeskamer ter inzage voor de leden
nedergelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 25 November 4881.
Wij hebben de eer U voor te stellen, aan den heer J. J. A. A. Frant-
zen, leeraar in de Hoogduitsche taal aan het Gymnasium alhier, onder
nadere goedkeuring van den Minister van Binnenlandsche Zaken, ook nog
voor het jaar 1882 de lessen in de Fransche taal op te dragen, waarmede
hij tot 1 Januari a. s. is belast.
Dit voorstel steunt op de overweging, dat de heer Frantzen, dien wij
volkomen voor zijne taak berekend achten, met bekwaamheid en ijver ge
durende geruimen tijd de tijdelijke opdracht heeft waargenomen en dat
zijne lessen in de Fransche taal met zeer veel vrucht door de leerlingen
worden gevolgd.
De heer Inspecteur der Gymnasia, wiens advies wij overeenkomstig art.
15 der verordening van 5 Juli 1879 n°. 3 overleggen, heeft zich met
onze voordracht vereenigd.
Curatoren van het Gymnasium alhier.
C. Cock, Voorzitter.
Aan den Gemeenteraad alhier. F. Was, Secretaris.
N°. 254. Leiden, 28 November 1881.
In de zitting van 17 Nov. jl. werd besloten de behandeling van de
aanvrage van H. M. Dibbetz en H. G. Van Sillevoldt om gebruik te ma
ken van den zuidelijken berm van den Hoogen Rijndijk ten behoeve van
een ontworpen stoomtram tusschen Leiden en Gouda aan te houden, ten
einde alvorens inlichting in te winnen aangaande de plannen van C. Bok
aan wien krachtens raadsbesluit van 2 October 1880 diergelijke vergun
ning was verleend ten behoeve van een stoomtram naar Woerden. Ter
uitvoering van dit besluit zijn door ons de noodige inlichtingen bij den
heer Bok voornoemd ingewonnen, van wien daarop nevensgaand schrijven
is ontvangen, waaruit blijkt dat van het plan tot den aanleg van een
Stoomtram tusschen Leiden en Woerden nog niet is afgezien.
Op dien grond komt het ons voor dat er wel termen aanwezig zijn om
nog niet over te gaan tot de intrekking van de vroeger aan den heer Bok
verleende vergunning en de beslissing daaromtrent, ook in verband met
de toegezegde nadere inlichtingen, nog aan te houden evenzeer als de be
slissing aangaande het verzoek van de HH. Dibbetz en Van Sillevoldt,
waartoe wij de vrijheid nemen te adviseeren.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
's-Gravenhage, 23 November 1881.
Aan Edel Achtbare Heeren Burgemeester en Wethouders
Gemeente Leiden.
Edel Achtbare Heeren.
der
In antwoord op Uwe geachte missive dd. 19 dezer n°. 942, heb ik de
eer U Edel Achtb. te berichten, dat door mij nog steeds pogingen wor
den aangewend tot het tot stand komen der Stoomtrambaan Leiden
Woerden. Mogelijk dat de resultaten verkregen met andere Stoomtrams,
de bezwaren van vele eigenaren van barm hebben gewijzigd en zij thans
eerder genegen zijn hunne barm te verkoopen; ook is het mogelijk dat
de waterstaat thans gestemd is tot concessiën. Ik hoop U Edel Achtb. echter
binnen eenige maanden definitief te berichten of deze zaak al of niet tot
stand komt, waartegen naar het mij voorkomt, bij U Edel Achtb. geen
bezwaar kan bestaan, aangezien de door den Raad aan mij gestelde ter
mijn nog niet is verstreken en andere aanvragers wel mèt dezelfde moeielijk-
heden zullen hebben te kampen.
Hoogachtend heb ik de eer te zijn,
U Wel Ed. Achtb. Dw. Dienaar,
Corns. Bok.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.