GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 115 INGEKOMEN STUKKEN. N*. 246. Leiden, 24 November 1881. De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen de voor drachten van Burg. en Weth. tot vaststelling van staten van af- en over schrijving en van een suppletoiren staat van begrooting, dienst 1881, en tot verhooging der begrooting, dienst 1882, in ontvangst en uitgaaf met f 85Q0, voor de verbetering van de rioleering in de buurt van het Ziekenhuis en daarmede samenhangende werken, de gelden te vinden door eene geldleening. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 247. Leiden, 24 November 1881. Onder overlegging van de betrekkelijke stukken geven wij Uwe Verga dering in overweging aan W. H. Van Zanten Jr. tot wederopzeggens ver gunning te verleenen tot het plaatsen van een houten hoofd in de Sin gelgracht en het leggen van gezonken rails als daarbij omschreven en zulks overeenkomstig de voorgestelde voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiderdorp, 2 November 1881. Aan HH. Leden van den Raad der gemeente Leiden geeft de ondergeteekende Willem Hendrik Van Zanten Junior, fabrikant te Leiderdorp met verschuldigde hoogachting te kennen, dat hij verzoekt in den Heerensingel over de laan, kadastraal bekend gemeente Leiderdorp, sectie A n°. 244 tijdelijk te mogen laten maken een houten hoofd om klei uit den aan het einde van die laan gelegen pol der te kunnen laden, alsmede dat hij verzoekt van het water tot genoemde laan, dwars over den Sin gel tijdelijk rails te mogen laten leggen, zoodanig dat zij voor rijtuigen of voetgangers niet hinderlijk kunnen zijn. 't Welk doende enz. W. H. Van Zanten Jr. Leiden, 23 November 1881. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van W. H. Van Zanten Jr. te berichten, dat bij haar geen bezwaar bestaat, tegen het tot wederopzeggens toe verleenen der gevraagde vergunning, onder verplichting om bij het opzeggen der vergunning, binnen veertien dagen alles op te nemen en in vorigen staat te herstellen, om onder toezicht van den Gemeente-Architect na verkregen goedkeuring van het Hoog heemraadschap van Rijnland. 1°. een houten hoofd, ter breedte van twee meters en anderhalven meter van den oeverkant uitspringende in de Singelgracht, te plaatsen tot over- storting van kleigrond van zijn land aan den Heerensingel, onder de ge meente Leiderdorp, sectie A. no. 244, tegen betaling van het recht, be paald bij art. 3 no. 2 van het tarief, vastgesteld den 5den Maart 1857, en onder verplichting tot vergoeding van schade door den pachter van het vischwater te lijden; 2°. in het Singelpad van de laan tot dat hoofd te leggen rails, zonder hinder voor de passage van rijtuigen, behoorlijk te onderhouden, ten ge noegen van het Gemeentebestuur en tegen betaling van het recht van drie en een halve cent per centiare 's jaars voor de daartoe gebruikte uitgestrektheid gemeentegrond. Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage, der Gemeente Leiden. N°. 248. Leiden, 25 November 1881. Onder overlegging der betrekkelijke stukken, hebben wij de eer U mede te deelen dat bij ons geene bedenking is tegen het verzoek van A. Zwa nenburg, om tegen 15 Januari 1882 eervol ontslagen te worden uit zijne tegenwoordige betrekking van tweeden onderwijzer aan de school der derde klasse n°. 1 en geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging hem dat ontslag tegen genoemd tijdstip te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Den Edel Achtb. Raad der Gemeente Leiden. De ondergeteekende 2de onderwijzer aan school n°. 1 der derde klasse, geeft bij dezen te kennen, dat hij benoemd is tot Hoofd der school te Schiermonnikoog, en verzoekt diensvolgens tegen 15 Jan. 1882 eervol ont slagen te worden uit zijne tegenwoordige betrekking. Met de meeste hoogachting heeft hij de eer te zijn van U Edel Achtb. De Dw. Dien. Leiden, 22 November 1881. A. Zwanenburg. Leiden, 24 November 1881. In antwoord op Uw apostille van gisteren, waarbij een verzoek van den heer A. Zwanenburg, 2de onderwijzer aan de openbare school 3d» klasse n°. 1, om met medio Januari 1882 uit zijne betrekking eervol te worden ontslagen, heb ik de eer U te melden, dat bij mij geen beden kingen bestaan tegen eene gunstige beschikking op adressants verzoek. A. Van der Harst, Aan den Heer Burgemeester der Hoofd van genoemde school, gemeente Leiden. N°. 249. Leiden, 24 November 1881. Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering hiernevens over te leggen een rapport der Commissie van Fabricage betrekkelijk het brengen van het Raamland aan den Hoogen Rijndijk onder Zoeterwoude in zoodanigen staat dat het als weiland kan worden gebruikt. Ons met dat rapport vereenigende geven wij Uwe Vergadering in overwe ging te besluiten dat het Raamland voormeld in het openbaar zal worden verpacht voor den tijd van zes jaren, ingaande 1 Januari 1882 onder bepaling dat door den pachter de in het rapport der Commissie van Fa bricage aangegeven werken voor zijne rekening moeten worden uitgevoerd onder de daarbij gestelde voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz. Leiden, 23 November 1881. Bij Raadsbesluit van den 22sten September dezes jaars is bepaald, dat het Raamland aan den Hoogen Rijndijk onder de gemeente Zoeterwoude vóór den eersten dier maand ter vrije beschikking van Burg. en Weth. moet worden gesteld, die omtrent het in goeden staat doen brengen, een voorstel aan den Gemeenteraad zouden kunnen doen. Na gedane opneming is gebleken, dat daartoe wordt vereischt. 1°. het afgraven van 39 bepuinde paden der raamstellingen met hunne bermen, het ontgraven van den hoogen grond en het storten daar van in de grebben, tot 't verkrijgen van een vlak terrein. 2°. Het omspitten der bodems van die paden, een steek diep. 3°. Het eggen der geheele oppervlakte en het bezaaien, met klaver-, haver- en graszaad om vervolgens te worden gerold; Daarvoor zal naar het oordeel van bevoegde landbouwers, het Raam land tot een goed weiland worden gemaakt, waartoe eene som van on geveer ƒ2000 wordt vereischt. De Commissie van Fabricage is van oordeel, dat die verbetering kan worden verkregen door middel van openbare aanbesteding, of door haar als voorwaarde te stellen bij eene openbare verhuring voor den tijd van zes jaren, onder behoorlijk toezicht op de uitvoering van het voorgeschre ven werk. In aanmerking nemende dat het belang van den huurder zeer nauw verbonden is met de voorgestelde verbetering en de daartoe vereischte middelen alzoo zouden worden aangewend met de meeste zorg en wel licht ook met de minste kosten, vindt de commissie daarin grond, om voor te stellen, dat bij openbare verhuring voor den tijd van zes jaren ook die voorwaarden in het huurcontract worden opgenomen. Aan Heeren Burg. en Weths. De Commissie van Fabricage, der Gemeente Leiden. Na kennisneming van de voordracht van Burg. en Weth. aangaande het in orde doen brengen van het Raamland onder Zoeterwoude hebben wij de eer U mede te deelen dat wij het met voornoemd college in het belang der gemeente achten dat het land in het openbaar worde verpacht en aan den pachter de verplichting worde opgedragen om voor zijne reke ning de voorgeschreven werken te doen uitvoeren. Intusschen wenschen wij hierbij nog het volgende onder Uwe aandacht te brengen. In de eerste plaats zal een termijn moeten worden bepaald binnen wel ken de werken moeten gereed zijn, waarvoor, onzes inziens, gevoegelijk de 45den April 1882 zoude kunnen worden vastgesteld. Vervolgens verdient het aanbeveling de wijze van betaling der verschul digde pachtsom zoodanig in te richten dat de pachter in het eerste jaar niet te zwaar worde gedrukt, met het oog op de belangrijke uitgaven die voor de verbetering van het land al dadelijk te zijnen laste komen. Ter tegemoetkoming aan dit bezwaar zoude kunnen worden bepaald dat de pachtsom in vijf termijnen moet worden betaald, waarvan de eerste ter mijn vervalt op ultimo December 1883, zoodat alsdan de pachter over het eerste jaar van de pacht alleen zal worden belast met de kosten die voor het in goeden staat brengen van het land moeten worden gemaakt. Ten slotte bestaat de mogelijkheid dat er voor de gemeente gedurende den loop van de pacht behoefte zal ontstaan om van het Raamland voor een of ander doel, waarbij het belang der gemeente is betrokken, gebruik te maken. Ook in dit geval zal in de op te maken pachtvoorwaarden moeten worden voorzien, zoodat het gemeentebestuur zich het recht moet voor behouden om de pacht ten voorschreven einde na kennisgeving binnen zekeren termijn op te zeggen. Uit den aard der zaak zal alsdan de'pach ter behoorlijk moeten worden schadeloos gesteld en het zal, naar het ons voorkomt, voldoende wezen bij eventueele opzegging den pachter eene schadevergoeding toe te kennen gelijkstaande met de pachtsom over één jaar en zulks in evenredigheid met de grootte van den grond die hem wordt ontnomen. Wij geven Uwe Vergadering op grond van het vorenstaande mitsdien in overweging te besluiten dat het Raamland onder de gemeente Zoeterwoude voor den tijd van zes jaren, ingaande 1 Januari 1882, in het openbaar als weiland zal worden verpacht en dat in de voorwaarden van de pacht o. a. zal worden opgenomen de verplichting van den pachter om het land overeenkomstig de voorschriften van Burg. en Weth. en ten genoegen van dat college vóór den 15den April 1882 in orde te doen brengen; de bepaling dat de pachtsom in minstens vijf termijnen zal moeten worden voldaan, waarvan de eerste termijn vervalt den laatsten December 1883, alsmede het recht van Burg. en Weth. om de pacht geheel of gedeeltelijk ten allen tijde op te zeggen, mits den pachter daarvan minstens drie maanden te voren schiftelijk worde kennis gegeven, in welk geval de pachter geheel of ge deeltelijk wordt ontheven van de betaling van pacht en hem tevens eene schadevergoeding wordt toegekend tot een bedrag gelijkstaande met de pachtsom over één jaar en zulks in evenredigheid tot de grootte van het ingenomen gedeelte gronds. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 250. Leiden, 24 November 1881. Ingevolge raadsbesluit van 18 October 1877, goedgekeurd door de Gedep. Staten bij beschikking van den 29sten dier maand, werd bij akte van 27 November d. a. v. aan het Rijk in eigendom afgestaan het terrein aan den Vestwal tusschen de Kaiserstraat en den Vliet, zijnde een gedeelte ter grootte van 700 centiaren van het perceel kadastraal bekend onder sectie A n°. 624, en van het Rijk in ruiling overgenomen een stuk grond groot ongeveer 132 centiaren, behoorende tot het terrein van het Zoöto- misch kabinet, onder bepaling dat door het Rijk aan de gemeente Leiden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1881 | | pagina 1