98 Wordt benoemd Mej. A. Schulz Lessig, hoofdonderwijzeres aan de Mu ziekschool alhier, met 17 stemmen. Er waren 2 biljetten in blanco gelaten. Gedurende deze stemming komt de heer Van Iterson ter Vergadering. V. Vaststelling van eene voordracht voor de benoeming van een lid in het College van Zetters. (Zie Ing. St. n®. 229). Met algemeene 20 stemmen wordt besloten op deze voordracht te plaat sen de heeren A. Boekwijk, stukadoor en P. Marks, huisverver te Leiden. VI; Verzoek van G. Walch, om ontslag als tweeden onderwijzer aan de Jongensschool l®4® klasse. (Zie Ing. St. n«. 230). Het ontslag wordt eervol verleend. VII. Verzoek om ontslag als derden onderwijzer aan die school, van G. J. F. Biegman. (Zie Ing. St. n°. 230). Ook dat ontslag wordt eervol verleend. f VIII. Voordracht betrekkelijk het niet toelaten van kinderen uit andere gemeenten op de scholen van de 3a® en 4a® klasse. (Zie Ing. St. n°. 228). De heer De Goeje. Toen in 1877 het vraagstuk van de kinderen der buitengemeenten die in Leiden onderwijs genieten, voor het eerst aan de orde kwam, heeft de Gemeenteraad bepaald, dat voor elk der kinderen die de scholen voor on- en minvermogenden bezochten eene bijdrage zou worden gevorderd van f 10 'sjaars, terwijl voor de andere kinderen het voorrecht der oude mildheid behouden bleef. Feitelijk verkregen wij daar door het geval dat voor de kinderen van den werkmansstand nagenoeg evenveel betaald werd als voor die der meergegoeden op de scholen 2a® klasse. Nu thans deze zaak andermaal aan de orde komt wenschen Burg. en Weth. wederom voorloopig slechts eene voorziening te nemen ten aan zien der kinderen die dei scholen der 3a« en 4a® klasse bezoeken. Ik zal daarmede moeielijk kunnen medegaan omdat ik het voorstel nog al hard oordeel en ook omdat het de quaestie praejudicieert. Het voorstel is daarom hard, omdat daardoor de kinderen die even buiten Leiden wonen, dicht bij de Doezabrug maar in de gemeente Zoeterwoude, geheel van onderwijs verstoken zullen worden, daar zij, om in Zoeterwoude .ter school te gaan, langer dan een uur zullen moeten loopen, hetgeen toch niet wel doenlijk is. Dit is bijna evenzeer het geval met de kinderen uit de gemeente Leiderdorp' die hier de school bezoeken, ook zij zullen eene lange wandeling moeten maken om in de kom der gemeente onderwijs te genieten. En gesteld dat de gemeentebe sturen van Leiderdorp en Zoeterwoude gezind zijn buurtscholen in de on middellijke nabijheid der stad te openen, die zullen toch onmogelijk vóór 1 April 1882 gereed kunnen zijn, van dien datum af zullen dus de kin deren voor een geruimen tijd van onderwijs verstoken zijn. Daarom komt mij het voorstel hard voor. Maar in de tweede plaats praejudicieert het voorstel de quaestie, omdat naar mijne meening moeilijk aan de kinderen van de meerge- goede ingezetenen der buitengemeenten een voorrecht kan worden ge schonken, dat aan de kinderen van den handwerksstand wordt ontzegd. Ik zou deze volstrekte uitsluiting niet gaarne zien toegepast, maar liever beproeven of niet een andere maatregel kon worden genomen. Ik zou daarom wenschen voor te stellen de beslissing aangaande dit voorstel te verdagen totdat Burg. en Weth. een algemeenen maatregel om trent alle kinderen zullen hebben voorgesteld. Aanleiding tot den thans door Burg. en Weth. voorgestelden maatregel zou alleen bestaan, indien tengevolge daarvan het niet meer noodig zou zijn uit meer dan een der scholen 3® klasse afdeelingen in hulplokalen te plaatsen, en vooral indien dan de oprichting van eene vierde school der 3® klasse zou kunnen wor den uitgesteld. Doch geen van beide is het geval. Alleen de school no. 1, die door 95 kinderen uit Zoeterwoude wordt bezocht, zal door de verwij dering dezer kinderen zijn gymnastieklokaal terugkrijgen, dat thans als schoollokaal wordt gebruikt, en dus ruimte voor de leerlingen winnen. Voor de school no. 2, uit welke eene afdeeling van 67 leerlingen in een hulplokaal geplaatst is, zal die maatregel niets geven, daar er geen enkele leerling uit de buitengemeenten is. Oppervlakkig beschouwd, schijnt het dat door de verwijdering van de 40 leerlingen uit buitengemeenten die de school no. 3 bezoeken, het tekort van 40 plaatsen juist zal worden aangevuld. Dit zal echter niet het geval zijn, daar de 40 kinderen van de buitengemeenten tot verschillende klassen behooren. Heeft dus het voor deel dat door den voorgestelden maatregel terstond zou worden verkre gen, niet veel te beteekenen, het staat vast dat de oprichting van eene vierde school toch niet zal kunnen worden uitgesteld, zoodat ook deze re den voor het voorstel van Burg. en Weth. wegvalt. Daar er derhalve geen dringende aanleiding is om thans de leerlingen der buitengemeen ten van de scholen der 3® klasse te verbannen, en door dit besluit de vraag of men op de andere inrichtingen van onderwijs geen leerlingen van andere gemeenten zal toelaten, zij het met vordering van eene hoogere bijdrage, gepraejudiciëerd schijnt te worden, zou het mij zéér aangenaam zijn, indien Burg. en Weth. de beslissing over deze voordracht zouden willen verdagen totdat over alle kinderen een besluit zal kunnen genomen worden. De Voorzitter. Ik wensch alleen dit op te merken dat er in deze twee zaken zijn, die wij wel moeten onderscheiden. Het voorstel dat later aan den Gemeenteraad zal worden aangeboden, zal ten doel hebben de voor waarden te regelen waarop kinderen uit andere gemeenten op onze scho len 1® en 2® klasse, H. B. scholen en Gymnasium zullen kunnen worden toe gelaten. Maar voor de lokalen der 3® en 4® klasse is dergelijke regeling niet meer noodig; voor deze bestaat zij reeds. Dit voorstel is alleen ge daan omdat werkelijk de ruimte op onze scholen onvoldoende is. Nu geef ik gaarne toe dat door de aanneming er van, de ruimte nog niet geheel voldoende zal zijnmaar 't spreekt toch van zelf dat het overcompleet be langrijk minder zal worden en dus dan het onderwijs beter gegeven zal kunnen worden. Dat er eenige hardheid in het voorstel gelegen is, wil ik niet ontkennen, maar om het bezwaar zoo veel mogelijk te vermin deren is er een termijn gesteld van ongeveer een half jaar, waarin de gemeentebesturen van Zoeterwoude -en Leiderdorp gelegenheid zullen hebben de noodige localiteiten in te richten voor het onderwijs. Ligt er nu ook al iets hards in het voorstel ten opzichte der kinderen van andere gemeen ten, men verlieze niet uit het oog dat het toch ook hard zou zijn 'voor onze kinderen indien zij door de toelating van kinderen uit andere ge meenten in het onderwijs schade zouden lijden en dat is het geval nu de scholen in zoo hooge mate overbevolkt zijn. Daarom moet ik de gedane voordracht handhaven. De heer Van Dissel. Ik zou het betreuren wanneer dit besluit werd genomen daar het mij voorkomt dat wij de omstandigheden die zich voor doen niet goed kunnen overzien. In 4877 is het besluit genomen om kin deren uit andere gemeenten op onze scholen toe te laten. Nu missen wij ruimte en nu wordt voorgesteld die kinderen niet meer toe te laten, maar misschien besluiten wij nog wel tot de oprichting van eene nieuwe school en dan zullen wij waarschijnlijk wel weder gelegenheid hebben de kinde ren te plaatsenwij konden dan wel weer van gedachten veranderen om dat het, dan niet meer in ons belang zou zijn kinderen buiten de gemeehte wonende, niet toe te laten. Ik zou daarom niet gaarne zien dat er een vast besluit genomen werd, maar wenschen dat aan het Dag. Bestuur de vrijheid gelaten wordt de kinderen uit naburige gemeenten te verwijderen wanneer plaatsgebrek daartoe aanleiding geeft. Daardoor zal dan in de behoefte worden voorzien en zal het onnoodig zijn telkens raadsbesluiten in te trekken. De Voorzitter. Ik geloof dat het niet vrij van bedenkingen kan zijn om eene beslissing in deze aan Burg. en Weth. over te laten. De maat regel welke nu wordt voorgesteld, zal in werking treden den lsten April 1882, dus vóór den nieuwen cursus. Ik geloof dat het beter is dat de Raad daarmede wordt in kennis gesteld en omtrent de al of niet toela ting zelf een besluit neemt. Het bezwaar daartegen kan ik niet inzien. De toelating der kinderen hangt af van de ruimte en werd die voorwaarde al te absoluut opgenomen, dan zouden de toelating en de verwijdering der kinderen op allerlei ongelegen tijden noodzakelijk zijn en zouden wij in een nog minder goeden toestand verkeeren dan tegenwoordig het ge val is. Wij zijn zooals genoegzaam blijkt met onze voordracht niet over ijld te werk gegaanmaar thans is de toestand niet meer houdbaar en daarom wordt voorgesteld het raadsbesluit van 1877 te herzien. Aan eene nieuwe school is zekfr dringend behoefte en konden wij beschikken over de plaats waar zij het doelmatigst kan worden opgericht, dan zou reeds een voorstel daartoe zijn ingekomendoch dit hangt mgt de behandeling der staatsbegrooting samen. Nu verkeeren wij in een toestand van over bevolking die zeer nadeelig is en voor de kinderen en voor het onderwijs en doet zich de vraag voor, op welke kinderen moet dat nadeel nu het eerst drukken, op de onzen of op die uit andere gemeenten? Ik geloof dat het antwoord niet twijfelachtig kan zijn. De. heer De Goeje. Juist daarom wensch ik dat de beslissing worde uitgesteld. Al worden de vreemde kinderen verbannen, dit zal toch geen winst van beteekenis opleveren. Hadden wij dientengevolge geen hulp lokalen noodig, dan zou dit werkelijk ten bate van het onderwijs der Leid- sche kinderen strekken, maar dit zal bij niet-toelating toch het geval niet zijn. En of er nu in die hulplokalen wat meer of minder kinderen ge plaatst zijn, is vrij onverschillig. Wanneer eene hoogere bijdrage nood zakelijk werd geoordeeld, ik zou dien maatregel niet zoo hard vinden als die nu wordt voorgesteld. Ik geloof dat er geen periculuin in mora aanwezig is en verlang een uitstel alleen om de vraag niet te praejudicieeren. De heer Van Dissel. Wanneer dergelijke quaestie slechts bij uitzonde ring voorkwam kon ik het nog toegeven; de hardheid van den maatregel zou mij niet afschrikken, want de gemeente heeft met het onderwijs voor onze eigen kinderen waarlijk genoeg te doen. Wanneer wij de beslissing aan het Dag. Bestuur overlaten, zullen naar ik meen dezelfde resultaten worden verkregen als wanneer een voorstel in den Raad wordt gebracht waarin gezegd wordt dat de maatregel dient genomen te worden. Daar mede zal een zelfde doel toch worden bereikt en er behoeft niet telkens tot intrekking van een raadsbesluit worden besloten. Wat de ruimte in de scholen betreft, daarin moet natuurlijk altijd eenige speling blijven en er zal steeds een voldoend ruime termijn voor de verwijdering moeten worden gesteld. Dit spreekt wel van zelve. Ik blijf derhalve van gevoelen dat door mijn voorstel hetzelfde doel gemakkelijker zal bereikt worden dan door dat van Burg. en Weth. De heer Hartevelt. Ik wensch den heer De Goeje te vragen, of hij er aan gedacht heeft, dat met 1 April a. s. de inschrijving voor nieuwe leerlingen plaats heeft, en dat noch de heer De Goeje, noch B. W. met mogelijkheid kunnen aangeven, hoe groot dat getal 'zijn zalhet be hoort echter niet tot de onmogelijkheid, dat het zóó beduidend zal wor den, dat kinderen uit onze gemeente zouden moeten worden afgewezen, wanneer wij, die er nu zijn, uit qaburige gemeenten, willen behouden; is het dan niet veel beter dat de daarbij betrokken besturen en ouders in na burige gemeenten, bijna een half jaar te voren bekend zijn met den te nemen maatregel? Veel beter dan door den heer Van Dissel wordt aangegeven, om, zonder voorafgaande waarschuwing de kinderen de school te ontzeggen, telkens als het bleek, dat er geen plaats meer was, gezwegen van onre gelmatigheid en wanorde, die daardoor zouden ontstaan. De heer De Goeje. (Voor de derde maal het woord voerende). Ik heb zeer goed begrepen waarom de termijn van 1 April is gesteld, maar dat is toch zeker: of de leerlingen der buitengemeenten toegelaten worden of niet, er blijft gebrek aan ruimte in alle drie scholen, waarin door ver plaatsing van leerlingen naar hulplokalen moet worden voorzien. Of deze verplaatste afdeelingen meer of minder groot zijn, is niet van groot ge wicht. Bij de behandeling van dit punt komen twee vragen ter sprake: 1°. moet er eene hoogere bijdrage worden betaald, waarom dit dan toege past op de leerlingen der scholen 3a® en 4d® klasse en niet vooral op die der Ist® en 2a® klasse, van de Hoogere Burgerschool en het Gymnasium; i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1881 | | pagina 2