410 N#. 243. Leiden, 17 November 1881. Door den Directeur der IJssel-Stoomtramweg-Maatschappij is vergunning verzocht om ten behoeve van een aan te leggen Stoomtramweg tusschen 'sGravenhage en Gouda met een zijtak van Stompwijk naar Leiden, rails te leggen en doen berijden in de Doezastraat alsmede een station te plaat sen op de Ruïne. Onder overlegging van de betrekkelijke stukken en van het ingewonnen rapport der Commissie van Fabricage hebben wij de eer U mede te deelen dat wij ons met de tegen eene inwilliging van het verzoek bij voornoemde commissie bestaande bezwaren kunnen vereenigen. Vooreerst kan van den afstand van een gedeelte van de Ruïne geen sprake zijn omdat de beschikking over dien grond op dit oogenblik niet behoort aan de gemeente, terwijl ook wanneer de beschikking over de Ruïne aan de gemeente mocht terugkeeren, de afstand van een gedeelte ten behoeve van bedoelden Stoomtram eventuëele bouwplannen zoude be- moeielijken. Verder zoude eene verandering van de Doezabrug ten einde haar geschikt te maken voor het passeeren van den tram eene aanzienlijke uitgave vorderen. Bovendien schijnt er bij het eventueel tot stand komen van het plan aan het doorrijden tot aan de Ruïne noch voor het passagiers- noch voor het goederenvervoer volstrekte behoefte te bestaan, terwijl zonder bezwaar een station aan den Zoeterwoudschen straatweg zoude kunnen worden op gericht. Wij geven op grond van een ander in overweging om afwijzend op het verzoek te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan Burgemeester Wethouders en den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen J. H. Müller, architect en technisch Directeur der IJssel-Stoomtramweg- Maatschappij, dat hij als gemachtigde van genoemde maatschappij UEdel Achtb. bescheiden verzoekt hem concessie te willen verleenen voor den aanleg en de exploitatie eener Stoomtramlijn tusschen 's Gravenhage en Gouda in aansluiting met de andere lijnen derzelfde maatschappij Gouda Utrecht, IJsselsteinSchoonhoven, GoudaSchoonhoven en Montfoort IJsselstein, op bijgevoegd kaartje de 1°. aangeduid met eene blauwe en de 2°. met roode lijn. De spoorwijdte zal slechts 1.12 meter bedragen weg en materieel zullen van de beste constructie wezen. Het goederenver voer zal spoedig en geregeld geschieden. Plannen van stations enz. zullen nader aan Uwe goedkeuring onderworpen worden. Dat een volledig tram net boven locale lijntjes te verkiezen is, behoeft voorzeker geen betoog. Nadere bijzonderheden zijn in nevensgaande memorie ontwikkeld. Gaarne zal de maatschappij nadere inlichtingen en, na het verleenen der concessie, de noodige détail-teekeningen en kaarten verschaffen. Zij neemt de vrijheid het ingediende plan in Uwe aandacht en welwillendheid aan te bevelen, om spoedig tot aanleg en exploitatie te kunnen overgaan. UEd. Achtb. Dw. Dr. 's Gravenhage, 22 Sept. 1881. J. H. Müller, Techn. Direct, der IJ.-St.-Maats MEMORIE VAN TOELICHTING. De tramlijn, waarvoor in nevensgaand adres concessie is aangevraagd, wenscht de IJssel-Stoomtramweg-Maatschappij, onder nadere goedkeuring van het Edel Achtbaar Bestuur der gemeente, op de volgende wijze aan te leggen: 's Gravenhage, aan de Rijnstraat, langs de Bezuidenhout tot de Loolaan, vervolgens over Voorburg, Leidschendam, Zoetermeer, Zegwaard, Benthui zen, Hazerswoude, Boskoop, Middelburg, Reeuwijk, Waddinxveen naar Gouda, zijlijn Leidschendam, Stompwijk, Zoeterwoude, Leiden. Deze aan vraag om concessie geschiedt op de volgende voorloopige voorwaarden 1°. Dat de lijn in nader overleg met het Bestuur der gemeente zal worden vastgesteld. 2°. Dat de gemeente voor zoover zij daartoe bevoegd is, aan de Maat schappij den weg kosteloos in bruikleen afsta, en haar vergunne van den Zoeterwoudschen weg komende, de brug over den Vliet, en de Doezastraat, vroeger genaamd Koepoortsstraat, te mogen berijden tot de Ruïne, op welke plaats om een stukje grond verzocht wordt tot oprichting van een sierlijk stationsgebouw, waarvan plannen en teekeningen eerst aan de goedkeuring van Burgemeester en Wet houders onderworpen zullen worden. 3°. Dat de Maatschappij kosteloos met eiken trein de beambten der Rijks- en Gemeente-politie, mits in dienst en in uniform, zal vervoeren. 4°. Dat de lijn in constructie en materieel soliede zal zijn en naar plaatselijke behoefte ingericht. 5°. Dat de gemeente gedurende den concessietijd langs den aangevraagden weg geene concurrentie toesta aan andere Maatschappijen van gelijke verbinding. 6°. Dat de concessie verleend worde voor vijf en zeventig achtereen volgende jaren, te rekenen van het in werking stellen van den ge- regelden dienst, tusschen alle gemeenten, aan het tramnet te ver binden. Bij het eindigen van den concessietijd zullen belanghebbende gemeenten den weg kunnen naasten, tegen eene som voor materieel en gebouwen, door wederzijdsche experts vast te stellen, benevens een gemiddeld bedrag der opbrengsten over de laatste vijf jaren der exploitatie. Heeft er geene naasting plaats, dan wordt de concessie telkens voor denzelfden tijd, verlengd beschouwd. 7°. Dat alle onkosten van akten enz. door de Maatschappij zullen ge dragen worden, terwijl deze op zich neemt den weg binnen vijf maanden, na het verwerven der concessiën van alle gemeenten, die in de onderneming betrokken zijn, degelijk in alles te doen aanleg gen en binnen negen maanden te exploiteeren. Desverkiezende is zij bereid tot waarborg hiervoor bij den Gemeente-Ontvanger te depo- neeren eene som van tweeduizend gulden, welk waarborgkapitaal aan de gemeente vervalt, wanneer de weg niet op den bepaalden tijd is aangelegd, of in exploitatie gebracht. Voldoet de Maatschappij echter aan de gemaakte voorwaarden, dan bedingt zij, dat van het waarborgkapitaal, zoolang dit gedeponeerd blijft, vijf ten honderd betaald worde. 8°. Behoudens nadere goedkeuring van Z.Exc. den Minister van Water staat, Handel en Nijverheid, wenscht de Maatschappij hare stations langs telegrafischen weg te verbinden. Weg en beweegbaar materieel zullen soliede gemaakt worden; de wagens zullen verdeeld zijn in lste] 2a<» en 3^e klasse. Op markt- en andere drukke dagen zullen, zoo noodig, extra treinen loopen. In hoofdtrekken is het plan, door de IJssel-Stoomtramweg-Maatschappij gevormd, hierboven ontwikkeld. Om de verschillende gemeenten te waar borgen tegen teleurstellingen, dikwijls voortspruitende uit het verkoopen van verkregen concessiën aan anderen, zal zij zelve het werk doen uit voeren. Tot het geven van nadere inlichtingen is steeds bereid J. H. Müller, Technisch Directeur der IJssel-Stoomtramweg-Maatschappij. Leiden, 9 November 1881. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van den Di recteur der IJssel-Stoomtramweg-Maatschappij te berichten, dat daarbij concessie wordt gevraagd, tot den aanleg van een zijtak van Leiden over Zoeterwoude en Stompwijk naar den Leidschendam tot aansluiting aan een Stoomtramweg tusschen 's Gravenhage en Gouda. Volgens de bijgevoegde memorie van toelichting bepaalt zich het be lang van Leiden bij deze zaak tot het plaatsen van een Stationsgebouw op een gedeelte van het groote Ruïneplein, en het gebruik van de straat tot het leggen der rails in de Doezastraat en op de Doezabrug. Aangezien de beschikking over de Ruïne nog steeds buiten de bevoegd heid van den Leidschen Gemeenteraad is, kan geen vergunning verleend worden, daarop een Stationsgebouw te stichten, en vermits de Doezabrug niet bestand is voor de passage van een stoomtram zonder eene belang rijke versterking, die op kosten der concessionarissen zou moeten geschie den, zou dit bezwaar ook tegen het gedaan verzoek moeten in rekening komen. Ofschoon nu elke bevordering van de gemeenschap tusschen Leiden en de naburige gemeenten in het algemeen belang kan worden geacht, zijn de beide hierboven behandelde bezwaren van dien aard, dat zij, naar ons inzien, tot afwijzing van het verzoek zullen moeten leiden; daarenboven stelt de adressant in de Memorie van Toelichting een aantal voorwaar den, aan de concessie te verbinden, in het vooruitzicht, welke ons groo- tendeels onaannemelijk voorkomen en waardoor de Gemeente, gevaar zoude loopen, aan verplichtingen gehouden te worden, die in geene verhouding staan tot het voordeel, dat de ontworpen tramdienst, in stede van aan den Zoeterwoudschen Singel te eindigen, zich uitstrekke tot aan het Ruïneplein. Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage, der Gemeente Leiden. 's-Gravenhage, 14 November 1881. Aan Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. Edel-Achtbare Heeren, Met verwondering heeft het Bestuur der „IJssel-Stoomtramweg-Maat- schappij" uit eenige dagbladen vernomen, dat HH. Dibbels en Sillevold wellicht concessie zoude verleend worden voor den aanleg en exploitatie eener stoomtramlijn tusschen Leiden en Gouda. In hare missive van 22 Sept. 11. meende het bestuur de noodige waarborgen aangeboden te hebben voor eene degelijke verbinding, ten gerieve der verschillende gemeenten. Zelfs heeft de Maatschappij voorloopig concessie aangevraagd, onder ver plichting die niet te mogen verkoopen aan anderen en U Edel-Achtbaren medegedeeld, dat de nieuwe lijn geene locale, maar eene algemeene ver binding zoude worden. Verschillende gemeentebesturen hebben de Maatschappij aangezocht, om hare lijnen: Utrecht-IJsselstein-Schoonhoven-'s-Gravenhage-Gouda enz. te verbinden met Amsterdam. Om U Edel-Achtb. tegen teleurstellingen te beveiligen, biedt zij nogmaals voor eene spoedige, degelijke uitvoering van het werk, waarborgkapitaal aan, onder nader te bepalen conditiën. Om geenen invloed op de bespreking van het plan uit te oefenen, heeft de Directie gemeend geene bezoeken bij belanghebbenden te moeten afleggen. Deze week hoop ik U Edel-Achtb. en de overige Heeren Raadsleden de kaarten van het geheele net, waarvan in het begin van 1882 ongeveer 80 KM. in bewerking komt, met teekeningen van constructie enz. aan te bieden. Tevens neem ik de vrijheid U Edel-Achtb. uit te noodigen eene baan van 20 M. lengte, vrij opgesteld op de gemeentewerf alhier, te komen bezichtigen. Onder bescheiden aanbeveling tot het verleenen der voorloopige concessie, heb ik de eer te zijn U Edel-Achtb. Dw. Dr. H. H. Müller, Technisch Directeur der IJ.-St.-M. N°. 244. Leiden, 17 November 1881. Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering hiernevens over te leggen een door de Commissie van Fabricage ontworpen gewijzigd plan in zake eene verbetering van de rioleering in de buurt van het Ziekenhuis, waarin thans is opgenomen de demping van de Eerste Binnenvestgracht bij de Buitensocieteit, met het maken van eene coupure in den Vestwal bij de Israëlietische begraafplaats, voor welke werken reeds een memoriepost op de begrooting voor 1882 is uitgetrokken, en waarvan de kosten thans worden geraamd of f 8500. Het komt ons voor dat door de uitvoering van dit plan eene belangrijke verbetering in de rioleering van dit gedeelte der gemeente zal worden aangebracht en zal worden voorzien in eene reeds lang gevoelde behoefte, zoodat wij niet aarzelen Uwe Vergadering in overweging te geven de benoodigde gelden beschikbaar te stellen. Evenals vroeger ten aanzien van dergelijke uitgaven, die eene blijvende verbetering tengevolge hebben waartoe ontegenzeggelijk behoort het dem pen van grachten, is geschied, zal ook deze uitgave, onzes inziens, gevon den moeten worden door geldleening, zoodat wordt voorgesteld de betrekke lijke posten der begrooting voor 1882 waarop de goedkeuring van de Gedepu teerde Staten wordt ingewacht, in ontvangst en uitgaaf met f 8500 te verhoogen, in welk geval het eindcijfer dier begrooting wordt 856.485.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1881 | | pagina 4