GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 107 INGEKOMEN STUKKEN. N°. 335. Leiden, 14 November 1881. Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering hiernevens over te leggen een adres van J. Pols, waarbij vergunning wordt verzocht het hem toe- behoorend droograam op het Raamland onder de gemeente Zoeterwoude te mogen laten staan en voor het drogen van dekens te mogen gebruiken. Na overleg met de Commissie van Fabricage geven wij U in overwe ging aan adressant de gevraagde vergunning te verleenen, mits het droog raam worde opgeruimd binnen acht dagen nadat zulks door ons college schriftelijk is bevolen, en onder bepaling dat door hem eene recognitie wordt hetaald van f 2 per week, gerekend te zijn ingegaan den lstea November jl. Tegen het verleenen van zoodanige vergunning kan, onzes inziens, geen bezwaar bestaan aangezien het droograam in allen gevalle zal moeten wor den verwijderd, zoodra met het in orde brengen van het Raamland een aanvang wordt gemaakt of wel dat land voor welk doel ook in gebruik wordt genomen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Gemeenteraad der stad Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, def ondergeteekende Johan nes Pols, fabrikant van wollen dekens, wonende te Leiden, dat hij, als medeingeland of onderhuurder van het Raamland buiten de voormalige Hoogewoerdspoort en eigenaar van een daarop geplaatst droograam, ter lengte van ongeveer 48 Meters, door de heeren Gebrs. van Wijk. Co., als hoofdhuurders, het door den gemeenteraad dienaangaande genomen besluit heeft vernomen, waarbij algeheele ontruiming van dat Raamland tegen 1 November, eerstkomende, wordt bevolen hebbende daarna alle pogingen in het werk gesteld, om hieraan nauw gezet te voldoen, door te trachten andere middelen te vinden, tot dro ging van zijn fabrikaat, wat hem echter tot dusver niet is mogen gelukken overwegende, dat hij hierdoor in de grootste ongelegenheid verkeert en diensvolgens een belangrijk ongerief in zijne zaken zal ondervindenmits dien beleefdelijk verzoekt de vergunning van den Edel Achtbaren Raad, om bedoeld droog raam daar ter plaatse te mogen laten staan en tot het drogen van de kens te mogen gebruiken tot tijd en wijle, dat aan dat Raamland eene zekere bestemming, hetzij door verkooping, door verhuring of anderzins is gegeven vertrouwende op een gunstig besluit, op grond van de bekende bereid willigheid van den Raad dezer stad en hiertoe de voorspraak inroepende van ieder der Heeren Leden in het bizonder; 't Welk met verschuldigde achting is doende. Leiden, 26 October 1881. J. Pols. N°. 336. Leiden, 12 November 1881. Door Burg. en Weth. wordt voorgesteld gunstig te beschikken op het verzoek van H. M. Dibbetz en H. G. Van Sillevoldt betrekkelijk het aanleggen en exploiteeren van een stoomtram tusschen Leiden en Gouda langs den Hoogen Rijndijk. Bij onze Commissie hestaat tegen het verleenen van de gevraagde vergunning evenmin bezwaarintusschen heeft de bedoelde voor dracht tot de volgende opmerkingen aanleiding gegeven. In de eerste plaats is bij raadsbesluit van 2 October 1880 reeds aan C. Bok vergunning verleend tot het leggen van rails langs den Hoogen Rijndijk ten behoeve van den aanleg en de exploitatie van een stoomtram naar Woerden. Zooverre ons bekend, is tot dusverre door den belang hebbende niet bericht dat hij van die vergunning geen gebruik zal maken alleen is in de zitting van 17 Februari jl. medegedeeld een schrijven van de Gedeputeerde Staten blijkens welk geen termen zijn gevonden om een onteigeningswet in te dienen tot het verkrijgen van den berm van den Rijksweg ten behoeve van den bovenbedoelden tramweg van Leiden naar Woerden en alzoo het daartoe strekkend verzoek van den heer Bok is afge wezen. Ter voorkoming van eventuëele moeielijkheden zal het derhalve, onzes inziens, noodig wezen dat de bij raadsbesluit van 2 October 1880 verleende vergunning alsnog worde ingetrokken en den belanghebbende daarvan worde kennis gegeven. Verder zal aan de voorgestelde voorwaarden nog moeten worden toe gevoegd dat de jonge boomen moeten worden geplant binnen een door Burg. en Weth. vast te stellen termijn en dat de werken binnen twee jaren na de dagteekening der vergunning moeten zijn voltooid, bij gebreke waarvan de vergunning vervalt, welke bepalingen bij de beraadslagingen in de bovenbedoelde raadszitting aan de vergunning zijn verbonden. In de derde plaats is de vraag gerezen of de bedoeling is van de be paling sub 2"3e litt. a dat de boomen door de ondernemers moeten worden geplant, dan wel dat dit geschieden zal van gemeentewege voor rekening van de ondernemers. Dit laatste achten wij verkieslijk, omdat alsdan voor de plaatsing van een behoorlijk plantsoen kan worden zorg gedragen. Eindelijk verdient het overweging in de vergunning eene bepaling op te nemen, wanneer de exploitatie geacht wordt te zijn opgehouden b. v. in geval de stoomtram gedurende drie achtereenvolgende maanden niet heeft gereden. Indien toch eenvoudig wordt bepaald dat wanneer de exploi tatie ophoudt, de rails op kosten van den ondernemer worden opgenomen, dan zoude in geval van staking van den dienst wellicht kunnen worden beweerd dat die staking slechts van tijdelijken aard is en het voornemen bestaat daarmede later voort te gaan, zoodat de exploitatie alsdan niet beschouwd kan worden als te zijn opgehouden. Wat betreft het verzoek om het stukje grond buiten de Utrechtsche brug in erfpacht te bekomen voor de plaatsing van een station met remise en waterreservoir kunnen wij ons, voorloopig althans, niet vereenigen met het daaromtrent door Burg. en Weth. uitgebracht ongunstig advies. Zoowel voor de gebruikers van den weg als voor de passagiers van den stoomtram toch is het van groot belang dat het in- en uitladen niet be hoeft te geschieden op den straatweg, zooals o. a. nog het geval is ten aanzien van den stoomtram naar Haarlem, maar dat daarvoor een geschikte afzonderlijke plaats worde aangewezen en daar nu, blijkens het rapport der Commissie] van Fabricage, aan bedoeld stukje grond geen andere be stemming schijnt te zullen worden gegeven dan het daarop aanleggen van plantsoen, zoude er o. i. geen bezwaar bestaan het ten voorschreven einde aan de ondernemers in erfpacht af te staan onder dezelfde voorwaarden als waarop het daarnevens gelegen terrein ten behoeve van den paardentram aan de firma Crans C°. is afgestaan, terwijl bovendien slechts een ge deelte van het onbebouwd stuk grond is aangevraagd en alzoo het over blijvende nog tot plantsoen zoude kunnen worden aangelegd. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 337. Leiden, 12 November 1881. Tegen de voordracht van Burg. en Weth. tot wijziging van de veror dening op de invordering der hondenbelasting in verband met het besluit van den Raad om den voor de aanschaffing van loodjes voor de honden uitgetrokken post van de begrooting te schrappen, hebben wij geene be denkingen. Alleen wenschen wij in overweging te geven de geheele ver ordening, zooals ze na aanneming van het voorstel zal zijn gewijzigd, op nieuw vast te stellen, in welk geval ze in haar geheel na goedkeuring kan worden afgekondigd en in het Gemeenteblad worden opgenomen, met het mede opnieuw vast te stellen raadsbesluit op de heffing der belasting, waardoor tevens eene raadpleging dier verordeningen in het vervolg zal worden vereenvoudigd. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 338. Leiden, 12 November 1881. Door Burg. en Weth. wordt voorgesteld het weiland in den stadspolder aan de Slaagsloot, tot dusverre steeds voor den tijd van drie jaren ver pacht, thans voor den tijd van tien jaren te verpachten. Hoezeer wij met Burg. en Weth. eene verlenging van den tegenwoor- digen termijn wenschelijk achten, zoo schijnt ons evenwel een termijn van tien jaren wat lang toe en niet in overeenstemming met het plaatselijk gebruik krachtens welk zoodanige landerijen in den regel voor een tijd van zes jaren worden verpacht. Wij wenschen daarom in overweging tp geven bedoeld perceel met ingang van 1 Jannari a. s. voor den tijd van zes jaren/in het openbaar te ver pachten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. S1JTHOFF. 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1881 | | pagina 1