90 Volgn. 17 aldus gewijzigd wordt goedgekeurd evenals volgn. 1825. Volgn. 26. „Renten van kapitalen 22507". De Voorzitter. Deze post moet verminderd worden met f 815 wegens mindere opbrengst van de Bank van Leening en vermeerderd met 50/0 van f 125,000 dus 6250. Het bedrag wordt dus 27.942. De heer Scheltema.. Ik wensch een kort woord over het artikel te zeggen. Ik ben er eenigszins toe verplicht door hetgeen B. en W. in de Mem. van Antw. zeggen en wat tegen mij is gericht, en wel in den aan hef van hun betoog waar zij „verwijzen o. a. naar de redevoering in de raadsvergadering van 7 Juli 1877 door den tegenwoordigen Voorzitter van ons college uitgesproken, welke nog nimmer is weerlegd" en het „wellicht gerechtvaardigd" achten „de bedenkingen door één lid gemaakt thans met stilzwijgen voorbij te gaan". B. en W. volgen hier dezelfde wijze van wederlegging als bij de algemeene beschouwingen met hunne cijfers. Ik meen daarbij in de woorden „nimmer wederlegd" iets uitdagends te bespeuren. Ik zal daarom al wat B. en W. hier in den aanhef schrijven geheel onbeantwoord laten, want indien ik er op antwoordde, dan zou er uit kunnen voortvloeien, iets wat ik wil vermijden, dat de discussie een persoonlijk karakter zou verkrijgen. En wat nu de zaak zelve betreft, zoo moet ik bekennen dat ik op het lange betoog van B. en W. niets kan antwoorden. Wat B. en W. in hunne Mem. van Antw. hebben aangevoerd is voor mij zoo onduidelijk, dat ik er niet uit wijs kan worden. Het is eene verwarring van de meest tegenstrijdige beschouwingen en zaken, 't Is voor mij een doolhof, 't is eene goede afspiegeling, mijns inziens, van de boekhouding bij de Gasfabriek. Daar ik het betoog van B. en W. niet begrijp, moet ik dat ook wel onbeantwoord laten. Volgn. 26 gelijk het is gewijzigd en volgn. 2740 onveranderd, worden goedgekeurd. Volgn. 41. „Vergoeding van het Rijk overeenkomstig art. 45 der wet van den 17den Aug, 1878 (Stbl. n°. 127) voor dertig per honderd der bij art. 44 dier wet bedoelde kosten van het Lager Onderwijs f 43.332. De Voorzitter. Dit artikel moet worden verminderd met f 90 en dus gebracht op 43.242. Volgn. 41 wordt aldus gewijzigd en volgn. 4248 onveranderd goed gekeurd. Volgn. 49 „Geldleeningen 75.000." De Voorzitter. Deze post moet met 125.000 verhoogd worden wegens de leening in de vorige vergadering gevoteerd. Volgn. 49 wordt aldus gewijzigd en volgn. 5053 onveranderd goed gekeurd. Volgn. 54. „Verkoop van inschrijvingen op het Grootbroek der Nat. Werk. Schuld, 2| f 7800". De heer Du Rieu. Ik wensch mijn stem uit te brengen tegen dezen post van ontvangst. Het artikel, in stemming gebracht, wordt met 15 tegen 6 stemmen aangenomen. Tegen de heeren: Scheltema, Du Rieu, Juta, Dercksen, Verster en Donner. Vlgn. 5557 worden goedgekeurd. Volgn. 58. „Opbrengst van het gemeentelijk vergunningsrecht bedoeld bij art. 6 der Wet van 28 Juni 1881 (Stbl. n°. 97) houdende wettelijke bepalingen tot regeling van den kleinhandel in sterken drank enz. f 3000." De Voorzitter. B. en W. wenschen voor te stellen dit artikel met 3000 te verhoogen. Volgn. 58 wordt aldus gewijzigd goedgekeurd. De Voorzitter. Ik schors de vergadering thans voor eenige oogen- blikken om gelegenheid te geven de eindcijfers der begrooting te berekenen. Na eenige oogenblikken wordt de vergadering heropend. De heer Van Iterson komt ter vergadering. De Voorzitter. Wanneer de post voor Onvoorziene Uitgaven met ƒ140 wordt vermeerderd en volgn. 6 uitgetrokken wordt op 120.000, dan sluit de begrooting in ontvangst en in uitgaaf met een cijfer van ƒ848.485. Ik stel nu voor volgn. 179 op 6079 uit te trekken. Daartoe wordt besloten. De Voorzitter. Nu stel ik voor volgn. 6 op 120.000 uit te trekken. Daartoe wordt besloten. De Voorzitter. Nu zal ik de geheele begrooting in ontvangst en in uit gaaf ad 848,485 in stemming brengen, tenzij er leden zijn die over de ontvangsten en uitgaven afzonderlijke stemmingen verlangen. De heer Donner. Het spijt mij M. de V. dat u de gewoonte niet ge volgd hebt, die vroeger bestond, om bij elk hoofdstuk stemming te vra gen. Nu zou 't kunnen gebeuren dat er tegen een hoofdstuk bezwaren bestonden en niet tegen de begrooting in haar geheel. En dan wordt het moeielijk zijne stem uit te brengen. De Voorzitter. In de vorige vergadering is die opmerking ook ge maakt. Ik heb toen gezegd dat als een lid het verlangde, ik bereid was ieder hoofdstuk afzonderlijk in stemming te brengen. Niemand heeft toen het verlangen te kennen gegeven. Bij elk artikel bestond overigens vol doende gelegenheid zijne meening te doen blijken. De heer Donner. Ik heb niet verstaan dat u in de vorige zitting dat antwoord hebt gegeven. De Voorzitter. Het is mij onverschillig of ik de hoofdstukken in stemming breng of niet. Maar daar men bij ieder artikel bezwaren kan inbrengen, achtte ik het onnoodig om over de hoofdstukken te doen stemmen. De heer Donner. Dan verzoek ik alsnog stemming over Hoofdstuk VII (Onderwijs), als de Voorzitter het althans doen wil. De Voorzitter. Zeer zeker, als de Raad zijne toestemming daartoe geeft. De heer Donner wenscht Hoofdstuk VII (Onderwijs) alsnog in stemming te hebben gebracht. Heeft niemand daartegen bezwaar Zoo niet, dan wordt Hoofdstuk VII in stemming gebracht. Dat hoofdstuk wordt met 17 tegen 5 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren: Le Poole, Scheltema, Dercksen, Verster en Donner. De geheele begrooting daarop in ontvang en in uitgaaf in stemming ge bracht wordt aangenomen met 19 tegen 3 stemmen. Tegen de heeren: Le Poole, Scheltema en Verster. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten. ERRATA. In het Zittingverslag van 24 October 11. komen in de rede van den heer Scheltema de volgende drukfouten voor: pag. 87 tweede kol. reg. 36 van boven staat 6.29, lees 6.629. 87 reg. 12 van onder staat f 9, lees f 8. Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1881 | | pagina 6