75 tot maatstaf voor den prijs van dat raamland hebben gestrekt, belangrijk minder opgebracht dan vroeger. Daarom zal de prijs nu ook lager zijn. En wanneer de Raad op dit request gunstig beschikt, dan kunnen de uurders van het raamland buiten de Marepoort met evenveel recht eene hertaxatie van den door hen betaalden huurprijs aanvragen. De toestand is nu anders dan toen de huurovereenkomst gesloten werd en dientengevolge zal een der twee partijen schade moeten lijden; thans wordt het verzoek gedaan dat wij de schade op ons nemen, maar ik heb geen vrijheid gevonden om daaraan mijne stem te geven. De heer De Clercq. Ik wensch nog even het woord te hebben naar aanleiding van hetgeen de heer Van Iterson gezegd heeft, en het daarop gegeven antwoord door den Voorzitter, waarmede ik mij niet kan ver eenigen. Op de vraag van den heer Van Iterson meen ik bevestigend te kunnen antwoorden, namelijk in dien zin, dat eene eventueele mindere opbrengst niet het gevolg zal zijn der lagere huurprijzen van het land in het algemeen, daar land zoo als dit, dat onder den rook van de stad gelegen is, altijd zijn geld waard is. Sinds 30 jaren bemoei ik mij met landbouwzaken. Ik heb, in qualiteit, in de laatste jaren duizenden bunders land verhuurd en verkocht. Ik meen alzoo in deze zaak wel te mogen mede spreken. Het motief dat bij mij bestaat voor het ontslag van de firma Van Wijk is hierin gelegen dat de stad als eigenares van het land weder in het bezit er van zal komen, ten einde het dan in een goeden toestand te brengen. Raadpleegden wij hierover deskundigen, zij zouden zeker als hun oordeel te kennen geven, dat de Commissie van Financiën gelijk heeft. De Voorzitter. Ik moet den heer De Clercq antwoorden dat ik in de laatste 30 jaren heel wat anders geploegd heb dan land. Ik heb allen eerbied voor zijne landbouwkunde; maar ik geloof dat deze voor de be oordeeling van deze zaak geen bepaald vereischte is. Voor de berekening van den prijs is als maatstaf genomen de opbrengst van andere landen die evenzeer onder den rook van de stad liggen en nu deze bij de laatste verhuring zooveel minder opgebracht hebben, zal dit met dat land ook wel het geval zijn. De heer Bredius. In deze geheele discussie heb ik een punt nog niet hooren aanroeren waarmede toch rekening behoort gehouden te worden. Aan het Raamland is van gemeentewege gedurende den huurtijd eene niet onbelangrijke somme gelds ten koste gelegd om dat te verbeteren. Dat geld licht voor gedurende twee jaren nog renteloos, en de vruchten daar van zullen wellicht gedurende dat tijdsverloop voor een groot deel ver loren gaan. Wanneer nu echter de huurder van de huur wordt ontslagen, zal de rente der tot verbetering aangewende som in rekening komen bij den bij wederverhuring te bepalen huurprijs. Men mag toch niet aanne men, dat de gemeente uitgaven zal doen, die niet zullen rendeeren. Dat bedrag zal dan reeds dadelijk in mindering strekken van het gevreesde winst verlies en daarenboven zal het land in waarde stijgen, zoodra dat over eenkomstig deszelfs aard en bestemming zal worden gebruikt. Dit is ook een van de redenen, waarom ik mij voor het voorstel van de Commissie van Financiën zal verklaren. De Voorzitter. De heer Bredius verkeert blijkbaar in dwaling. De schade waarvan hij spreekt zou geheel ten laste van den huurder komen. Het land werd indertijd ingepolderd, bemest en bezaaid en wanneer hij het nu verder als 't ware braak liet liggen, dan zou de huurder er zelf de nadeelen van ondervinden. Maar hij zal wel zorgen dat het productief blijft en er van halen wat er van te halen is. Doet hij 't echter niet, dan behoeven wij ons dat niet aan te trekken, wij zullen dan van zijne nalatigheid profiteren. De heer Bredius. Maar dan zullen wij toch van de achteloosheid van den huurder geldelijk verlies ondervinden, dat nu kan gedekt worden door het gebruik dat wij die twee jaren er van hebben en de vruchten die wij zullen kunnen trekken van de onkosten die op het land drukken. Voor namelijk heb ik, bij hetgeen ik zooeven in het midden bracht, daarop gedrukt, dat, wanneer er sprake is van winstverlies bij wederverhuring, dat verlies reeds dadelijk zal worden verminderd door de rente van de tot verbetering aangewende som. De beraadslaging wordt gesloten. De Voorzitter. Ik zal thans het eerst in stemming brengen het voor stel van Burg. en Weth., wordt het verworpen dan het voorstel van den heer De Clercq. Het voorstel van Burg. en Weth. tot afwijzing van het verzoek wordt verworpen met 13 tegen 7 stemmen. Voor de heeren Bool, Zaaijer, Van der Zweep, Librecht Lezwijn, Har- tevelt, De Fremery en de Voorzitter. Daarna wordt het voorstel van den heer De Clercq aangenomen met 17 tegen 3 stemmen. Tegen de heeren Van der Zweep, Harte velt en de Voorzitter. XI. Verzoeken van A. Langeveld, P. Erades en J. Van Tongeren, om stoepen te leggen. (Zie Ing. St. n°. 184). Die verzoeken worden zonder stemming toegestaan. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1881 | | pagina 5