72
II. Benoeming van twee derde onderwijzers aan de school n°. 1 der
4ae klasse.
(Zie Ing. St. n«. 173).
Worden benoemd de heer W. Rank, onderwijzer te Ridderkerk, met 15
stemmen, 5 blanco biljetten, en N. H. Ten Holt, tijdelijk met de waar
neming der betrekking van derden onderwijzer aan de betrokken school
belast, met 16 stemmen, 4 blanco biljetten.
III. Verzoek van J. A. Van Driel, om ontslag als tweede onderwijzer
aan de Jongensschool der 2de klasse.
(Zie Ing. St. n°. 175).
Het ontslag wordt zonder stemming eervol verleend.
IV. Verzoek van Mej. II. C. Gesink, om ontslag als derde onderwijzeres
aan de school n°. 1 der 3da klasse.
(Zie Ing. St. n°. 180).
Wordt eveneens zonder stemming eervol verleend.
V. Verzoek van Mej. C. E. Boon, om ontslag als hoofdonderwijzeres
der bewaarschool in de Scheistraat.
(Zie Ing. St. n°. 183).
Wordt mede zonder stemming eervol verleend.
VI. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1881, van het H. G. of
Arme- Wees- en Kinderhuis.
(Zie Ing. St. n°. 174).
Wordt met algemeene stemmen aangenomen.
VII. Voordracht betrekkelijk de tijdelijke vervulling der betrekking van
leeraar in de natuur- en scheikunde aan de Iloogere Burgerschool voor
Meisjes.
(Zie Ing. St. n°. 176).
De heer Le Poole. Ik zal tegen deze voordracht stemmen, maar ik
wensch vooraf mijne stem te motiveeren. Bij de behandeling van het pro
gramma voor het onderwijs aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes
heb ik reeds mijne bezwaren tegen overmatige beoefening der natuurwe
tenschappen te berde gebracht en ik ben toen door niemand tegengespro
ken. Alleen werd mij na afloop der vergadering, door een der ijverigste
voorstanders van die inrichting toegevoegd, dat ik zou overdreven hebben.
Het beste bewijs, m. d. V., dat dit niet het geval was, dat ik mij niet
aan overdrijving had schuldig gemaakt, is wel het raadsbesluit van 25 Aug.
jl., waarbij zoo kort na de inwerkingtreding van het programma, zoo kort
na de opening der school, reeds tot de aanstelling van een tweeden leeraar
in genoemde vakken werd besloten. De omstandigheden nu, dat de eenige
aangewezen persoon voor deze betrekking, de lieer Dekkers, die vroeger
gepasseerd is, voor de eer bedankt heeft; dat er grond bestaat om te
vermoeden dat er „zich geene geschikte sollicitanten voor deze betrekking
zullen aanmelden"; dat er voor de waarneming van voornoemde betrek
king, thans iemand wordt voorgedragen die nooit voor eene klasse ge
staan heeft, en met wien dus zelfs nog proeven moeten genomen worden,
deze omstandigheden nu zijn voor ons een ernstige wenk om terug te
keeren op den weg die door ons is ingeslagen. Wij kunnen dit doen door
intrekking van het Raadsbesluit van 25 Aug. jl. of, door tegen deze voor
dracht te stemmen, aan dit besluit geene uitvoering te geven. Alle termen
m. i., bestaan daarvoor wanneer men een blik slaat in de tabel der les
uren van deze Hoogere Burgerschool. Bij 22 uren les in de Geschiedenis
en Aardrijkskunde geniet de leerares f 1600, terwijl de leeraar in de
Wis- en Natuurkundige wetenschappen een traktement genoot van/1800
op 21 lesuren, waarvan 13 in de Wiskunde en 8 in de Natuur-en Schei
kunde. Zwaar was dus diens arbeid niet te noemen, en daarom worde hij
eenvoudig in zijne betrekking gecontinueerd en niet overgegaan tot voor
ziening in de tijdelijke vervulling der nu gesplitste betrekking. Ik zal dus
tegen de voordracht stemmen.
De heer Van Iterson. Mijnheer de Voorzitter. Ook ik zal mijn stem
aan deze voordracht niet kunnen geven, maar daarvoor heb ik geheel
andere gronden dan de heer Le Poole. Heb ik het goed begrepen, dan is
het de wensch van den heer Le Poole dat voorloopig geen onderwijs in
de Natuur- en Scheikunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes ge
geven worde. Bij mij bestaat alleen een formeel bezwaar tegen eene tijde
lijke benoeming zonder voorafgegane oproeping. Wij vermijden hierdoor
den schijn van partijdigheid niet. Wil men na een vergeefsche oproeping
hetzelfde voorstel doen dat thans aanhangig is, dan zal ik er mij gaarne
mede vereenigen; maar het gaat dunkt mij niet aan zoodanig voorstel te
baseeren alleen op het vermoeden dat geen geschikte sollicitanten zich
zullen aanmelden. De proef dient genomen om ik herhaal het den
schijn van onpartijdigheid te vermijden. Ik zou nu wel ter bereiking van
mijn doel eenvoudig tegen deze voordracht kunnen stemmen, maar ik ver
lang niet dat door eene combinatie van verschillende overwegingen eene
beslissing, zooals ik verlang, worde genomen. De heer Le Poole argumen
teert van een geheel ander standpunt dan ik en daarom zou ik bij het
uitbrengen mijner stem niet met hem samen wenschen te gaan.
Ik stel daarom als motie voor„dat de Raad besluite, alsvorens tot de
behandeling van deze voordracht over te gaan, Burg. en Weth. uit te
noodigen eene oproeping van sollicitanten voor de vaceerende betrekking
te doen."
De heer Le Poole. Mijne bedoeling, mijnheer de Voorzitter, is eenvoudig
om voorloopig geen uitvoering te geven aan het Raadsbesluit van 25 Aug.
jl., omdat het mij voorkomt dat zoowel tijd als gelegenheid den tegen-
woordigen titularis ten dienste staan tot het geven van voldoend onder
wijs in de bedoelde vakken.
De Voorzitter. De heer Van Iterson heeft eene motie voorgesteld
strekkende tot het doen eener oproeping, alvorens tot de behandeling van
dit punt over te gaan.
Wordt dit voorstel ondersteund?
Het wordt voldoende ondersteund.
De heer Zaayer. Met een kort woord zie ik mij verplicht te wijzen
op de bezwaren die het gevolg van de aanneming der motie zullen zijn
en de gevolgen die het onderwijs er door zal ondervinden aan de Burger
school. Het voorstel heeft vooral ten doel om den geregelden gang van
het onderwijs te bevorderen. Reeds bij de discussie over de benoeming
van twee docenten is het voordeel, dat daaruit voor het onderwijs zou
ontstaan, uitvoerig besproken en het is toen, evenals mij nu, gebleken,
dat er practische bezwaren aan verbonden zijn het onderwijs in al de drie
bedoelde vakken aan één persoon op te dragen. Het onderwijs mag zoo
min mogelijk schade lijden, dat is hier de hoofdzaak en het is meer dan
wenschelijk dat de nieuwe regeling zoo spoedig mogelijk in werking worde
gebracht en geen nieuwe vertraging ondervinde.
De heer Van Iterson. In den heer Zaaijer hebben wij de eer te hoo-
ren een lid der Commissie die tot het voorstel van Burg en Weth. heeft
aanleiding gegeven. Ik moet hem toegeven dat inderdaad door mijne
motie eenige vertraging zal veroorzaakt worden, maar ik wensch den
weg dien de Commissie en Burg. en Weth. verlangen op te gaan, liefst
te vermijden, zelfs ten koste dier vertraging. Het schrijven van den heer
Dekkers is van den 13 Augustus en nu beleven wij den 22 September,
tusschen die beide datums was er toch voldoende ruimte om eene oproe
ping te doen ten einde te beproeven of geschikte sollicitanten zich zouden
aanmelden. Bij het verzuim van dat aantal weken, neem ik gaarne nog
eenige dagen voor mijne consciëntie. Het zal al heel spoedig blijken of
er belanghebbenden zijn en melden zij zich niet aan, welnu dan is de aan
gewezen persoon bij de hand. Wij zullen ons nog eenig oponthoud moe
ten getroosten ten einde allen schijn van partijdigheid ten deze tegenover
bekenden of stadgenooten te vermijden. Mij dunkt dat de Raad daarvoor
moet overhebben den tegenwoordigen toestand nog zóó lang te laten
voortduren.
De heer Zaayer. Ik zie mij verplicht den heer Van Iterson te ant
woorden dat ik niet gesproken heb als lid der commissie voor het middel
baar onderwijs, maar als lid van den Gemeenteraad; en ik wil nu eens
voor al zeggen dat ik dit hier steeds doen zal. Het verwijt tot de com
missie gericht was ten eenenmale onverdiend. Haar brief in antwoord op
dien van Burg. en Weth. van 5 Sept. of een paar dagen vroeger, was
van den 6aen September.
De heer Van Iterson. Het lust mij niet deel te nemen aan eene kijf
partij over de vraag aan wien de schuld ligt; ik heb er steeds op gewe
zen dat door eene combinatie van autoriteiten de zaak eenige weken sle
pende is gehouden. Aan wien de schuld ligt doet er niet toe. Alleen heb
ik gezegd dat met deze zaak zoo groote haast niet is als de heer Zaaijer
er in ziet, daar zij anders veel vroeger ware behandeld.
De Voorzitter. Vooraf een woord tot rectificatie der data, welke de
heer Van Iterson niet juist heeft weergegeven. Het Raadsbesluit waarbij
tot de splitsing der vakken en tot de benoeming van den heer Dekkers
is besloten is van 25 Augustus, maar daaraan kon geen uitvoering ge
geven worden omdat de heer Dekkers verzocht ten gevolge van eene
aanstelling in eene andere gemeente, niet in aanmerking te komen. Bij
brief van 1 September hebben Burg. en Weth. daarvan aan de Com
missie kennis gegeven en zij heeft den 6 Sept. geantwoord. Dus is er
slechts een gering oponthoud van weinige dagen geweest. Ik moet nu
den heer Van Iterson in herinnering brengen, dat wanneer deze zaak
haar gewonen loop nemen moet, daarvoor meer dan veertien dagen
noodig zullen zijn. Vooreerst de oproeping, welke op zichzelve reeds zoo-
danigen termijn vordert; vervolgens zullen de commissie en de inspecteur
van het middelbaar onderwijs moeten gehoord worden en dan zal de
voordracht ook nog gedurende acht dagen ter visie van de leden van
den Raad moeten liggen. Daarmede zal stellig eene maand verloren gaan
en dan heb ik de termijnen nog zoo kort mogelijk gesteld. Nu heeft
het voorstel van Burg. en Weth. ten doel te zorgen dat het onderwijs
zoo spoedig en zoo goed mogelijk gegeven worde. Het bezwaar dat de
persoon aan wien de tijdelijke opdracht zal worden gedaan voor 't eerst
voor eene klasse verschijnt kan zich altijd voordoen, maar dat is juist
een voordeel eener tijdelijke aanstelling. Het zou mij niet moeielijk vallen
voorbeelden te noemen dat tijdelijke aanstellingen niet door benoemingen
waren gevolgd. Het gemeentebestuur heeft bij eene tijdelijke aanstelling
gelegenheid te zien of de benoemde geschikt is voor de betrekking, en
omgekeerd kan ook de benoemde zich overtuigen of hij voor zijne taak
berekend is. Er is hier geen quaestie van personen, maar wij hebben
alleen 't oog op het belang van het onderwijs. De Raad heeft eenmaal
besloten het onderwijs in de bedoelde vakken over twee leeraren te ver-
deelen en om nu zoo spoedig mogelijk aan dat besluit uitvoering te geven
is deze voordracht aan den Raad ingediend. Ik behoef niet te zeggen dat,
wanneer de Raad zich met de motie vereenigt, aan het onderwijs nadeel
zal worden toegebracht.
De heer Le Poole. Wordt de motie reeds nu in stemming gebracht?
De Voorzitter. Ik zal straks de motie in stemming brengen, wanneer
de beraadslaging er over gesloten is. De stemming over de motie gaat
natuurlijk voor.
De heer Le Poole. Dan stel ik voor terug te komen op het besluit
van 25 Aug. jl., aangezien ik geen enkel argument gehoord heb om mijne
overtuiging dat de taak voor één leeraar in de Wis- en Natuurkunde
niet te zwaar is, aan het wankelen te brengen.
De Voorzitter. Dat voorstel is niet-onvankelijk als in strijd met art. 14
van het reglement van orde. Dit artikel is van den volgenden inhoud:
„De Raad kan ook over andere onderwerpen, mits vervat in eenig