67 Elttlng Tan Dinsdag 6 September 1881. geopend 's namiddags te 2 uren. Voorzitterde heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER. Te behandelen onderwerpen: 1B. Beëediging en installatie van nieuw inkomende leden van den Ge meenteraad. 2°. Bepaling door het lot, van de jaren van aftreding van de twee nieuw verkozen raadsleden, in verband met de uitkomst der jongste volks telling. 3°. Benoeming van twee Wethouders. 4°. Idem van leden in de vaste commissiën, als a. drie leden van de Commissie van Financiën en uit dezen van den Voorzitter. b. twee leden van de Commissie belast met het ontwerpen en her zien van de plaatselijke verordeningen, tegen wier overtreding straf is bedreigd. c. drie leden van de Commissie tot het ontwerpen en herzien van de plaatselijke verordeningen, betreffende de huishouding der gemeente en uit dezen van den Voorzitter. d. twee leden van de Commissie van Fabricage. 5°. Idem van twee Commissarissen der Gasfabriek. (167) 6#. Idem van drie Bestuurders van het Stedelijk Werkhuis, buiten de leden van den Gemeenteraad. (151) 7°. Idem als voren van een Bestuurder uit de leden van den Gemeenteraad. 8°. Idem van onderwijzend personeel aan de Gemeente-instelling tot op leiding van Oost-Indische ambtenaren. (164). 9°. Verzoek van C. Van Hoeken, om een duiker te leggen. (163) 10°. Idem van H. N. Brouwer, om eene brug te leggen. (163) 11°. Idem van T. Strengers, tot het doen rooien van boomen aan den Stationsweg. (162) 12°. Voordracht tot wijziging van de Verordening regelende het getal enz. der leeraressen en leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (165) 13°. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1880, en staat van af- en overschrijving van het Ned. Israëlietisch Armbestuur. (169) 14°. Verdeeling van den Raad in sectiën. 15°. Rekening van Vrouwen en Kraammoeders over 1880. (168) 16°. Rekening van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis over 1880. (170) Tegenwoordig 24 leden, als: de heeren De Fremery, Hartevelt, Librecht Lezwijn, Van der Zweep, Bredius, Juta, Wilhelmy Damsté, Zaaijer, Van Dissel, Buys, Dercksen, Verster, Du Rieu, Donner, Bool, Zaalberg, Quant, De Goeje, De Clercq, Driessen, Van Iterson, Van Wensen, Le Poole en De Laai. de Kamer. De heer Scheltema heeft kennis gegeven verhinderd te zijn deze verga dering bij te wonen. Aan de orde is: I. Beëediging en installatie van nieuw inkomende leden van den Ge meenteraad. De heeren F. A. Verster, J. E. Van Iterson, J. C. Van der Zweep, J. H, Donner, J. Bredius, J. T. Buys, T. Zaaijer, E. F. Van Dissel, H. J. Bool, L. C. Quant en G. Zaalberg leggen in handen van den Voorzitter de bij de wet gevorderde eeden af. De Voorzitter. Mijne Heeren. Ik wensch u allen, zoowel zij die op nieuw tot leden van den Raad zijn benoemd, als degenen, die voor het eerst hier zitting hebben genomen, van harte geluk met die be noeming en de aanvaarding hunner betrekking, alsmede met het ver trouwen door de burgerij in u gesteld. Voornamelijk voor hen die hier reeds vroeger zitting hadden kan 't niet anders dan zeer aangenaam geweest zijn opnieuw door de burgerij naar deze vergadering te zijn afge vaardigd. Zij mogen daarin het bewijs zien dat de wijze waarop zij hun mandaat hebben opgevat en uitgevoerd, door de burgerij wordt goedgekeurd. Het spreekt wel vanzelf, dat in talrijke vergaderingen zooals deze, zich dikwijls een belangrijk verschil van gevoelen openbaart. Vooral is dat het geval, wanneer zooals in onze Gemeenteraden, een gedeelte van de verga dering belast is met de voorbereiding en de uitvoering van hetgeen door de geheele vergadering wordt besloten en vastgesteld. Een zoodanig ver schil van gevoelen behoeft evenwel eene welwillende samenwerking niet uit te sluiten. Integendeel, het kan dikwerf aan de goede zaak bevorderlijk zijn, wanneer het gepaard gaat met eerbiediging van anderer gevoelens en vooral van anderer bedoelingen. Van onze zijde geef ik u gaarne de ver zekering, dat ons ernstig streven zal zijn om aan die voorwaarde te vol doen. Van u, Mijne Heeren, vragen wij, dat de contröle door u op onze daden uit te oefenen, de blijken moge dragen van welwillendheid en van vertrouwen; een vertrouwen, dat wij, even als tot nu toe, zullen trachten te blijven verdienen, en zonder hetwelk wij natuurlijk het pres tige verliezen van het gezag dat noodig is om uwe besluiten juist en met klem te kunnen uitvoeren, terwijl onze werkkracht bij gemis daarvan verlamd wordt. Wanneer wij dus wederzijds met gevoelens van welwillend heid en waardeering jegens elkander onze taak opvatten, dan vertrouw ik dat wij ons mogen vleien met vrucht werkzaam te zullen zijn voor de be langen onzer goede gemeente Leiden De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 25 Augustus jl. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: Dispositie van de Gedep. Staten, van 29 Augustus jl. B. n°. 2522 (3* afd.), G. S. n°. 3, ten geleide van het goedgekeurd raadsbesluit van ZITTINQVSBSI.AO 1881. 25 Aug., tot het instellen van een beroep in cassatie van het arrest van het Gerechtshof te 's Hage, waarbij het vonnis is bevestigd in zake het geschil met de gemeente Alkemade. Deze wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt over: 1°. Verzoek van A. Langeveld, tot het leggen van een stoepje voor het pand aan de Hooigracht n°. 30. 2°. Verzoek van A. J. Van Gemert, om in aanmerking te komen voor de betrekking van onderwijzer aan de Kweekschool voor onderwijzers. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. 3°. Begrooting dienst 1882, van de dienstdoende schutterij. Wordt gesteld in handen van de Commissie van Financiën. 4°. Rapport van den deskundige betreffende de lichtsterkte van het gas, over de maand Augustus 1881. Zal worden gedrukt onder de ingekomen stukken. 5°. Voordracht ter benoeming van een tweeden leeraar in de Gymnas tiek aan de Openb. Middelb. en Lagere scholen. Wordt in de Leeskamer voor de leden nedergelegd. 6°. Missive van Mr. P. A. Van der Lith, verzoekende niet in aan merking te komen voor eene benoeming tot lid der Com. v. Fin. en ont slag als lid der Comm. v. Toezicht op het Middelbaar Onderwijs en der Plaatselijke Schoolcommissie. Deze missive luidt als volgt: Leiden, 6 September 1881. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Tot mijn leedwezen ben ik, wegens redenen van gezondheid, genood zaakt te verzoeken, niet in aanmerking te komen voor eene herbenoeming tot lid der Commissie van Financiën. Dezelfde redenen dwingen mij ook, ontslag te verzoeken als lid der Commissie van Toezicht op het Middel baar Onderwijs en van de Plaatselijke Schoolcommissie. P. A. v. n. Lith. Deze missive wordt voor kennisgeving aangenomen. Daarna wordt aan de orde gesteld: II. Bepaling door het lot van de jaren van aftreding van de twee nieuw verkozen raadsleden, in verband met de uitkomst der jongste volkstelling. De uitslag der loting is, dat de heer H. J. Bool zal aftreden in 1885, de heer L. C. Quant in 1883. III. Benoeming van twee Wethouders. a. ter voorziening in de vacature ontstaan door de periodieke aftreding van den Lew P. I. De Fremery. De heeren Wilhelmy Damsté, Zaaijer en Van Wensen worden door den Voorzitter uitgenoodigd voor deze en volgende benoemingen met hem het stembureau uit te maken. Wordt benoemd de heer De Fremery met 20 stemmen. Verder zijn uitgebracht op den heer De Clercq 2 stemmen en 1 blanco biljet. De Voorzitter. Is de heer De Fremery bereid de betrekking te aan vaarden De heer De Fremery. Ik zal zeer gaarne wederom plaats nemen in het college van Dagelijksch bestuur waarin ik vele jaren met genoegen werkzaam ben geweest, en zal steeds trachten de belangen der gemeente, die ons allen ter harte gaat, te bevorderen. Ook dank ik de leden die de welwillendheid hebben gehad hunne stem op mij uit te brengen. b. ter voorziening in de vacature ontstaan door de periodieke aftreding van den heer H. C. Hartevelt. Wordt benoemd de heer Hartevelt, met 18 stemmen terwijl zijn uit gebracht op de heeren De Clercq, Du Rieu, Scheltema en Le Poole ieder 1 stem en 1 blanco biljet. De Voorzitter. Is de heer Hartevelt bereid de betrekking te aanvaarden? De heer Hartevelt. Gaarne zal ik het vereerend mandaat aanvaarden en dank de leden van den Raad voor het vertrouwen opnieuw in mij gesteld. De Voorzitter. Ik wensch de beide op nieuw benoemde Wethouders en niet het minst mij zeiven, geluk met de keuze van den Raad. Ik zal u niet behoeven te zeggen, na de wijze waarop wij tot nu toe samenge werkt hebben, dat mij de uitslag der beide stemmingen zeer verheugt en dat ik, evenzeer als de gekozenen, grooten prijs stel op het vertrou wen door die benoeming aan het college van dagelijksch bestuur geschon ken. Ik beveel mij zeiven zeer aan voor dezelfde welwillende en hartelijke medewerking welke ik steeds ondervonden heb. Van mijne zijde zal het daaraan niet ontbreken. IV. Benoeming van leden in de vaste commissiën, als a. drie leden van de Commissie van Financiën en uit dezen van den Voorzitter. Tot stemming wordt overgegaan 1°. Ter voorziening in de vacature ontstaan door het bedanken van den heer Van der Lith. Wordt benoemd de heer J. T. Buys met 12 stemmen. Voorts zijn uit gebracht op de heeren Bool 6, Juta en Wilhelmy Damsté ieder 2 stemmen en De Clercq 1 stem. De Voorzitter. Is de heer Buys bereid de benoeming aan te nemen? De heer Buys. Zeer tot mijn leedwezen moet ik verklaren, dat, ofschoon hoog waardeerende de beleefdheid der vergadering, ik overwegende bezwaren heb deze betrekking te aanvaarden. Ik weet bij ondervinding de werk zaamheden aan het lidmaatschap verbonden en het is mij niet mogelijk die

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1881 | | pagina 1