GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
75
INGEKOMEN STUKKEN.
N°. 159. Leiden, 19 Augustus 1881.
De Commissie van Financiën heeft onderzocht de in hare handen ten
fine van bericht en raad gestelde verantwoording van Burgemeester en
Wethouders van de inkomsten en uitgaven dezer gemeente over den dienst
1880, benevens de daarbij overgelegde rekening van den gemeenteontvanger.
Zij neemt de vrijheid Uwe vergadering te raden om, onder goedkeu
ring der rekening van de trekvaarten en jaagpaden, welke deze gemeente
in gemeenschap met andere bezit, deze rekening voorloopig vast te stellen
bij het besluit waarvan het ontwerp overeenkomstig art. 220 der Wet
van 29 Juni 1851 (Staatsblad n°. 85), tegelijk met de rekening door
Burgemeester en Wethouders is aangeboden, terwijl zij ten slotte de vrij
heid neemt U in overweging te geven de daarbij overgelegde suppletoire
begrooting en den Staat (model a) tevens vast te stellen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 16©. Leiden, 18 Augustus 1881.
Blijkens het in de raadszitting van 16 December j. 1. medegedeeld
schrijven van de Gedeputeerde Staten moet, ten gevolge van de vermeer
dering van het aantal raadsleden in verband met de uitkomst der jongste
volkstelling, een nieuwe rooster van aftreding worden vastgesteld, waarna
door loting tusschen de nieuw verkozenen moet worden bepaald tot welk
jaar van aftreding elk hunner zal behooren, terwijl de aftreding der oude
leden op denzelfden tijd bepaald blijft als vroeger werd vastgesteld.
De Plaatselijke Verordening vaststellende den rooster van aftreding is
ingevolge art. 28 der Gemeentewet vastgesteld in de raadszitting van 29
November 1851 en wij stellen Uwe Vergadering alsnu voor die Veror
dening als volgt te wijzigen:
„Een derde der leden van den Gemeenteraad ten getale van negen
leden treedt af op den eersten Dinsdag van September 1881, 1887 en
vervolgens van zes tot zes jaren.
Een derde der leden van den Gemeenteraad ten getale van negen
leden treedt af op den eersten Dinsdag van September 1883, 1889 en
vervolgens van zes tot zes jaren.
Een derde der leden van den Gemeenteraad ten getale van negen
leden treedt af op den eersten Dinsdag van September 1885, 1891 en
vervolgens van zes tot zes jaren."
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 161. Leiden, 19 Augustus 1881.
Na kennisneming van de in onze handen gestelde stukken hebben wij
de eer U mede te deelen dat wij geene bedenkingen hebben tegen de
voordrachten tot wijziging van de verordening van 11 November 1880
bepalende het getal der scholen voor openbaar Lager Onderwijs enz.
(Ing. Stukken n°. 132), tot wijziging van de verordening voor de Kweek
school voor onderwijzers en onderwijzeressen (n°. 135), tot wijziging van
de verordening regelende het getal, de jaarwedden, de benoeming en het
ontslag der leeraressen en leeraren aan de Iloogere Burgerschool voor
meisjes (n°. 136), tot uitbreiding van het onderwijs aan de gemeente
inrichting tot opleiding van O.-I. ambtenaar en tot wijziging van de be
trekkelijke verordeningen (n°. 137), tot verhooging der begrooting 1881
met 430, voor het brengen van veranderingen in het lokaal der Meis
jesschool 2ae klasse (n°. 141), tot aanschaffing van een 80-tal kachels
voor scholen en vertrekken van het Raadhuis, (n°. 143), tot verhooging
der begrooting 1881 met f 135 en f 120, voor de aanschaffing van
meubilair voor de Meisjes Burgerschool en de Meisjesschool der Ist0 klasse
(154), tot vaststelling van een staat van af- en overschrijving op de be
grooting 1881 ten bedrage van f 2086.66 (n° 155) en tot het het ver-
leenen van eene tegemoetkoming voor de kosten van zaalhuur aan de
Commissie voor de Bloemententoonstelling, (n°. 156).
Wat het voorstel betreft betrekkelijk de inrichting tot opleiding van
O. I. ambtenaren komt het ons voor dat die instelling getoond heeft
de noodige levensvatbaarheid te bezitten en dat het in het belang
der gemeente moet worden geacht tot de voorgestelde uitbreiding in ver
band met de wijziging der Wet op het Hooger Onderwijs over te gaan,
terwijl gegrond uitzicht bestaat dat het getal leerlingen successievelijk
zal toenemen.
Ten aanzien van de voorgestelde verhooging van het artikel Kosten
van uitgifte van het gemeente-nieuws- of dagblad met f 1216.66 merken
wij op, dat door die verhooging tevens een einde zal worden gemaakt
aan de tot dus verre gevolgde wijze van betaling over het aannemings
jaar met vermenging van twee dienstjaren, zoodat op het dienstjaar 1881
aan den nieuwen aannemer zal worden voldaan het volgens contract van
aanneming verschuldigde over de maanden April tot en met December en
niet meer gelijk vroeger de aannemingssom in eens. De wijze van uitbe
taling, die thans gevolgd zal worden, schijnt meer in overeenstemming
met de regelen van eene behoorlijke comptabiliteit.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.