65 beide punten in aanmerking, dan ziet men, dat de gemeenteschool ook in dit opzicht aan de essentieele vereischten voldoet, zij heeft zelfs een belangrijk voordeel, daar haar kweekelingen zich elke week een vast aantal uren en dus gelijkmatiger oefenen. Eindelijk komt aan de orde wat aan de Rijkskweekschool de hulpcursus genoemd wordt, d. i. de opleiding tot hoofdonderwijzer en hoofdonder wijzeres, evenzeer een essentieel vereischte. Zie de Memorie van Toelichting pag. 4 waar de Minister zegt: „Ook moet er althans bij sommige der Rijkskweekscholen van beiderlei soort gelegenheid zijn om zich bekwaam te maken voor het tweede examen, waardoor de rang van hoofdonderwijzer verworven wordt. Het is waar dat vroeger met dergelijk doel genomen proeven niet naar wensch ge slaagd zijn, toch is het eene zaak van te groot belang, om niet nieuwe en beter overlegde pogingen in het werk te stellen." De vergelijking der beide tabellen zal zeker in het voordeel van onze gemeenteschool uitvallen. Er is meer. Niet alleen wordt voldoende hulp aangeboden voor het bovenomschreven doel, maar ook de gelegenheid opengesteld om zich te bekwamen voor een examen in de vakken l, m, n, q, r, s van art. 2. Zoo nu ergens eene voortgezette opleiding van onderwijzers op hare plaats is, dan voorzeker in eene academiestad als de onze, waar reeds zoo menig leergierig onderwijzer de gelegenheid vond zijn gezichtskring aanmerkelijk uit te breiden, door het volgen van enkele colleges, het gebruik maken van bibliotheken, het bezoeken van Musea en Laboratoria enz., waar mannen als Van der Hoeven, Selenka, Bakhuizen, Suringar en Van Bemmelen het onderwijs in een vak op zich namen en zaad uit strooiden, dat voor het vaderland duizendvoudige vrucht voortbrengt, waar nog in ruime mate de goede wil aanwezig is om voldoend voor bereide onderwijzers in hunne studiën voort te helpen. Tegenover de mislukking waarover de Regeering klagen moet, staan de uitkomsten, waarover onze Gemeentelijke Kweekschool zich verheugen mag. Steeds werden hare lessen op den hoogsten prijs gesteld door ouders en onderwijzers van de meest uiteenloopende godsdienstige en politieke richtingen. Pleit het niet in haar voordeel, dat bij toenemende verbittering en verschil van meeningen zij allen is blijven omvatten en nooit tot eenige klacht aanleiding gaf? 3°. Wordt het onderwijs volgens de beste methode gegeven? De Com missie antwoordt volmondig ja. Zij behoeft bij dit punt niet stil te staan, wetende dat de uitstekende leiding en het uitmuntend onderwijs der Leidsche Kweekschool bij de Hooge Regeering niet onbekend zijn. In 1868 benoemde Zijne Majesteit den Directeur, zonder dat deze eenige de minste poging in het werk ge steld of zijn verlangen te kennen gegeven had, tot Directeur eener Rijks kweekschool. Zoo zeer had toen reeds onze Kweekschool de aandacht op zich gevestigd. Inmiddels is zij met den tijd medegegaan en is haar werk kring telkens, wanneer de behoefte zich duidelijk openbaarde, uitgebreid. Op alles wat tot heden bestaat heeft de ervaring het zegel van doel matigheid gedrukt. Ongeveer honderd onderwijzers en onderwijzeressen maken getrouw en naarstig gebruik van de lessen; menig onderwijzer of onderwijzeres ver bindt zich aan eene openbare of bijzondere school in deze gemeente of in hare nabijheid, ten einde van de Leidsche Kweekschool te kunnen profiteerenanderen getroosten zich eene lange en vaak onaangename wandeling alsvan Leiderdorp, Koudekerk, Hazerswoude, Zoeterwoude, Stompwijk, Voorschoten, Wassenaar, zelfs van Lisse om de lessen bij te wonen. Verzuim om andere dan wettige redenen is zeldzaam. Een laatste feit is de uitslag der akte-examens. De volgende staat wijst aan hoeveel en welke akten door hare leerlingen in de laatste jaren ver kregen zijn: 1873 74 75 76 77 78 79 80 Hoofdonderwijzer 4 5 2 2 4 3 5 3 Hoofdonderwijzeres 1 2 2 2 4 4 Hulponderwijzer 2 9 6 3 5 8 6 5 Hulponderwij zeres 4 6 6 10 12 9 9 17 Wiskunde M. 3 2 5 2 1 6 2 Vr. 2 1 1 Gymnast. M. 2 4 1 1 2 Vr. 3 1 Teekenen M. 2 1 2 Vr. 1 2 Fransch M. 7 1 6 5 1 6 V.. 1 3 8 1 9 7 Landb. M. 2 2 Vr. 1 Duitsch M. 5 2 8 2 Vr *1# 1 5 1 5 Engelsch M. 2 1 1 Vr VI. 3 2 2 5 8 4°. Zorg voor de practische vorming. De kweekelingen ontvangen be- paaldelijk onderwijs in de practijk, zij oefenen zich in de verschillende scholen, de practische oefeningen zijn een voorwerp van zorg en overleg tusschen de hoofden der scholen en den Directeur; dezelfde, die hen in de paedagogiek onderwijst, leidt hunne eerste schreden op het moeielijke pad om het geleerde in beoefening te brengen. Zeggen wij te veel wan neer wij beweren dat ook in dit opzicht aan de essentieele eischen vol daan is? Op grond van bovenstaande beschouwingen heeft de Commissie de eer U voor te stellen, aan den Minister het verzoek te richten, om op de afwijzende beschikking terug te komen en de zaak der Kweekschool in nadere overweging te nemen. De Commissie meent dit te mogen en te moeten doen, omdat naar hare innige overtuiging de beslissing omtrent de Leidsche Kweekschool eene wijde strekking zal hebben. Met uitzondering van Amsterdam kan waarschijnlijk geen gemeente een Kweekschool stichten die niet voor de kweekelingen der gemeentescholen bestemd is, en zoo de Kweekschool uren met de gewone schooluren moeten samenvallen, is dit laatste on mogelijk. Een afzonderlijk stel leeraars zou eene uitgave veroorzaken, die I niet voldoende door het belang der gemeente gemotiveerd was. Derhalve zal de bedoeling die de wetgever had met alin. 3 van art. 12 niet be reikt worden. En verder daar alin. 4 van art. 12 zegt dat van Rijks wege normaallessen tot opleiding van onderwijzers ingesteld en bekostigd worden in gemeenten ivaar hiertoe geschikte gelegenheid bestaaten de gemeenten die zelve voorzieningen treffen ter opleiding voor onderwijzers, die niet onder alin. 3 vallen, volgens art. 44 c en 45 slechts 30 ver goed krijgen, is het niet waarschijnlijk, dat een enkele Gemeenteraad zich opgewekt zal voelen 70 te betalen, waar alin. 4 van art. 12 aan den Staat de geheele behartiging als verplichting oplegt, en is het te vreezen dat in die gemeenten, waar men zich tot dusverre groote opofferingen voor de opleiding van onderwijzers getroostte, de lust zal opkomen, de geheele zorg aan het Rijk over te laten. Wordt daarentegen de Leidsche Kweekschool erkend als eene Kweek school in den zin van alin. 3 van art. 12 der Wet, dan is de Regeering tevens in het bezit van een soort van norm voor de toekomst." Het tweede rapport luidde als volgt „Ons uitvoerig rapport naar aanleiding van de missive van Zijne Excel lentie den Minister van Binnenlandsche Zaken van 15 Februari lag ter verzending aan U gereed, toen wij van U het schrijven van Gedeputeerde Staten, met bijgevoegd advies van den Inspecteur, ten fine van raad ont vingen. Wij hebben de eer U thans zoowel ons rapport als ons advies betreffende laatstgenoemde stukken te zenden. Aan het einde van ons rapport stellen wij U voor, nog eene poging bij den Minister te doen, ten behoeve der Gemeente-Kweekschool. Nu de heer Inspecteur, die de Kweekschool kent en een alleszins bevoegd be- oordeelaar is, onze meening deelt, dat de Kweekschool voldoet aan de wezenlijke vereischten, die alleen aanspraak kunnen geven op een Rijks subsidie van 50 °/0, meenen wij met nadruk ons voorstel te mogen her halen. Het is onze overtuiging, dat de Minister omtrent de Leidsche Kweek school niet geheel juist is ingelicht, en dat de door ons aangevoerde gronden zeer waarschijnlijk Zijne Excellentie van inzicht zullen doen ver anderen. Wat de voorbereidende klasse betreft, lag het inderdaad niet in de be doeling, de kosten hiervoor onder de uitgaven voor de Kweekschool te brengen. Anders is het met die, voor de klassen van onderwijzers. Mogen deze ook niet behooren tot het kader van alle Rijkskweekscholen, het is toch de bedoeling der Regeering, die aan sommige te verbinden, gelijk door ons reeds in ons rapport is aangetoond, waar wij ook betoogden, dat Leiden voor dergelijke klassen juist bij uitnemendheid geschikt is. Naar onze meening, bestaat geen bezwaar tegen de door den Inspecteur bedoelde wijziging, den driejarigen cursus voor kweekelingen tot een vier jarigen uit te breiden. Wij hebben derhalve de eer U te adviseeren, aan den Gemeenteraad voor te stellen: Het aantal klassen van kweekelingen van drie op vier te brengen, zoodat dan de Kweekschool uit vijf groepen van leerlingen zal bestaan: aspirant-kweekelingen kweekelingen, die uitsluitend onderwijs ontvangen c. kweekelingen, die onderwijs ontvangen en zich in de practijk oefenen d. onderwijzers en onderwijzeressen, die zich bekwamen voor het acte- examen, volgens art. 56 6 en de vakken bedoeld onder q, r, s; e. onderwijzers en onderwijzeressen, die zich bekwamen voor het acte- examen in de vakken l, m, m." Onder overlegging van die rapporten namen wij de vrijheid den Minis ter van Binnenlandsche Zaken te verzoeken de zaak der Leidsche Kweek school nogmaals in goedgunstige overweging te nemen. Wij gaven daarbij te kennen dat, nu ook de Inspecteur, die door herhaaldelijk persoonlijk onderzoek zich reeds zooveel mogelijk met de inrichting der Kweekschool en het gehalte der lessen bekend gemaakt heeft, zoo categorisch mogelijk verklaart, dat de Kweekschool de krachtigste ondersteuning van Rijks wege verdient, wij ons verplicht achten ons verzoek om een rijkssubsidie ten bedrage van 50 °/0 der kosten te herhalen. „Wij hopen", zoo schreven wij verder in onze betrekkelijke missive, „dat Uwe Excellentie bij nadere overweging vrijheid zal vinden om dit toe te staan. Met bijzonderen nadruk toch is door de Regeering bij de behan deling van art. 12 verklaard, dat eene Gemeente-Kweekschool alleen aan de „wezenlijke en essentieele eischen" der Rijkskweekschool te voldoen heeften naar onze opvatting komen bij het onderwijs aan onderwijzers te geven, als essentieele zaken alleen in aanmerking de omvang van het onderwijs, het aantal lessen, de methode en de practische oefeningen. Wij veroorloven ons de vrijheid ten aanzien van deze punten te ver wijzen naar het aan dit schrijven gehecht advies der Commissie van Plaatselijk Toezicht alhier. De vrees van den heer Inspecteur, dat wellicht aan hetgeen onze Kweek school meer heeft dan een Rijkskweekschool, een bezwaar zou ontleend worden voor de toepassing van alin. 3, noopt ons om twee punten in herinnering te brengen: 1°. De kosten van het onderwijs, dat de aspirant- kweekelingen te gelijk met andere jongelieden ontvangen, zijn niet tot die der Kweekschool gebracht, zoodat alleen subsidie gevraagd wordt voor de zeer geringe som, die voor buitengewone lessen noodig zal wezen. 2°. Bij het bestendigen der hoogere klassen, die de opleiding tot hoofd onderwijzer en onderwijzer in de vakken l, m, n, q, r en s ten doel hebben, hadden wij Rijkskweekscholen voor oogen, vallende in de categorie, door Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken met de volgende woorden bedoeld: „Ook moet er althans bij sommige der Rijks kweekscholen van beiderlei soort gelegenheid bestaan, om zich bekwaam te maken voor het tweede examen, waardoor de rang van hoofdonder wijzer verworven wordt. Het is waar, dat vroeger met dergelijk doel ondernomen proeven 'niet naar wensch geslaagd zijn; toch is het eene zaak van te groot belang om niet nieuwe en beter overlegde pogingen in het werk te stellen." (Memorie van Toelichting blz. 4). De pogingen, door het Rijk nog in het werk te stellen, zijn blijkens langdurige ervaring hier reeds geslaagd, zoodat aangenomen mag worden, dat het behoud dezer klassen ook door Uwe Excellentie op prijs gesteld zal worden. Er komt nog bij, dat eene Academiestad voor voortgezette vorming van onderwijzers eigenaardige voordeelen aanbiedt, vooral wan-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1881 | | pagina 3