50
aan de eischen van het publiek te voldoen en goed gas te produceeren,
niet bestaat. Om die reden raad ik de aanneming van de motie van
orde ten sterkste af.
De heer Le Poole. Ik moet tot mijn leedwezen verklaren ook tegen
de motie te zullen moeten stemmen, omdat het mij gebleken is, reeds
bij het inzien der voorstellen, dat uitbreiding en verbetering van de Gasfa
briek meer dan hoog noodig zijn. Maar daarin, meen ik, bestaat juist de
reden tot beschuldiging als die uitdrukking niet te sterk is van
de Commissie voor de Gasfabriek, dat zij die verbetering zoo lang heeft
uitgesteld; dat zij, na zooveel tonnen van de stad gevraagd en verkregen
te hebben, ons ten slotte nu op eens voor zulke enorme groote verbete
ringsplannen plaatst. Zietdaar een toestand waarmede ik geen vrede kan
hebben. Daarom ben ik voor onderzoek gestemd en zal ik mijn stem uitbrengen
voor het voorstel van den heer Scheltema en i als dit verworpen wordt,
voor dat van de Commissie van Financiën. De motie van orde van den
heer Verster kan ik -echter niet ondersteunen.
De heer Verster. De heer Le Poole is natuurlijk volkomen vrij om
al of niet zijne stem aan de door mij voorgestelde motie te geven. Maar
ik moet hem toch doen opmerken, dat de motie niet uitsluit het onder
zoek dat de heer Le Poole bedoelt. Dat kan later toch geschieden.
Mijn voorstel is zoo conciliant mogelijk. Het strekt om weg te nemen
het votum van wantrouwen dat gezocht wordt in het onderzoek dat de
heer Scheltema en de Commissie van Financiën beoogen. Ik heb juist
gewenscht geen onderzoek van deskundigen. Ik vraag rechtstreeks aan
Commissarissen van de Gasfabriek wat zij noodig hebben om moeielijk-
heden voor den aanstaanden winter te voorkomen en had dus niet ver
moed dat mijn voorstel bij u M. d. Vbestrijding zou gevonden hebben
maar veeleer door u zou zijn ondersteund.
De heer De Goeje. Mijnheer de Voorzitter! Wanneer de spoedige be
slissing der gasquaestie niet van zeer groot belang voor de burgerij was,
en men zonder nadeel die een poos kon uitstellen, dan zou ik voor het
voorstel van den heer Verster kunnen stemmen. Maar als, gelijk uit de
cijfers duidelijk blijkt, het onmogelijk is in den winter goed gas in vol
doende hoeveelheid te geven zonder de voorgestelde werken, in welken
toestand geraken wij dan, als wij nu deze motie aannemen? Wij zullen
geen goed licht kunnen geven, de gasverbruikers zullen alle reden tot
klagen hebben en de financiën der Gemeente zullen wederkeerig daar
onder ook lijden.
De toestand zal zoo erg worden, dat wij spoedig werkelijk gegronde
klachten zullen hooren over den allerslechtsten toestand en de onvol
doende inrichting van onze gasfabriek.
Nu is door den heer Le Poole zelf toegegeven, dat werkelijk de voor
gestelde verbetering van den tegenwoordigen toestand noodzakelijk is,
maar hij meent dat" wij ons moeten laten weerhouden tot die verbetering
mede te werken, omdat Commissarissen der Gasfabriek reeds veel vroeger
in het gebrek aan gasberging hadden moeten voorzien en het voorstel
tot verbetering niet tijdig genoeg hebben gedaan. Maar zullen wij nu
eenmaal aannemende dat er inderdaad klachten tegen Commissarissen zijn
in te brengen daarvoor de burgerij en onze financiën laten lijden, en
geheel uit het oog verliezen dat de Gasfabriek ons eigendom is en een
bron van goede inkomsten? Zal de straf die men der Commissie wil
toedienen op die wijze niet neerkomen op de geheele gemeente en op de
gasverbruikers in het bijzonder? Mij dunkt, dat het niet mogelijk is dit
te ontkennen. Maar dan is het ook zeker, dat alle uitstel, hetzij ten ge
volge van aanneming der motie, hetzij van een der twee voorstellen tot
nader onderzoek, alleszins in het nadeel van het publiek belang zal zijn.
De heer Verster. Ik wensch nog even te antwoorden op hetgeen de
heer De Goeje heeft aangevoerd. Hij zegt, dat aanneming mijner motie
zou zijn in het nadeel der gasverbruikers. Maar als dat voorstel van de
Commissie van Financiën of dat van den heer Scheltema wordt aangeno
men, moet toch een onderzoek plaats hebben en dan komt men tot het
zelfde dilemma dat de heer De Goeje vreest. Dat juist wil ik voorkomen.
Ik wensch niet gesteld te worden voor het alternatiefóf nu dadelijk
twee ton uitgeven óf later geen voldoend licht. Ik wil, alvorens voor die
twee ton te voteren, zorgen dat we in November niet zonder voldoend
gas behoeven te zijn. Daartoe strekt mijne motie.
De Voorzitter. In de eerste plaats wensch ik het laatste argument
van den heer Verster op te vatten en hem er op attent te maken dat
het door hem niet gewenschte alternatief niet door aanneming der motie
te voorkomen is. De heer Verster zal mij toch wel willen toegeven dat het
nooit in de bedoeling van zijn voorstel kan liggen, toch een nieuwen gas
houder te maken. Ik heb zooeven gesproken van het gemis van voldoende
gasberging; waar wij 15000 M3 produceeren moeten, en slechts voor
7000 M3 bergruimte hebben, is het duidelijk dat wij niet voldoende
ruimte bezitten om het te produceeren gas te bergen. De verhouding van
het gasverbruik tot de bergruimte is aangenomen als 10 tot. 7 Voor
15000 M3 gas, is dus een bergruimte van 10 a 11000 M3 noodig. Als
verder het voorstel van den heer Verster aangenomen mocht worden, zou
nu ten aanzien van de vuren eene beslissing worden genomen in tegenover-
gestelden zin van het voorstel van B. en W., die het voorstel van Com
missarissen der Gasfabriek hebben overgenomen. Het voorstel is om te
maken generatorvuren omdat men met generatorvuren in veel minder
ruimte veel meer gas kan produceeren. Wij zullen daardoor dus hebben
het voordeel dat het productief vermogen der Gasfabriek vergroot wordt,
zonder dat, gelijk men vroeger meende, het noodig zal zijn een nieuw
stokerijgebouw op te richten.
Wordt de motie van den heer Verster nu aangenomen, dan zal daar
door niet alleen besloten worden tot verdaging, maar het gevolg er van
zal moeten zijn het in orde brengen der fabriek in den zin dien de
voorsteller bedoelt. Men zal dan toch moeten overgaan tot het bouwen
van een gashouder en van gewone ovens in plaats van generatorvuren.
Dan zal bij wijze van liefhebberij nog wel een onderzoek kunnen plaats
hebben, maar dat onderzoek verliest dan alle beteekenis.
En wat nu het verwijt van den heer Le Poole betreft ten aanzien
van de late indiening door Commissarissen van het nu gedane voorstel,
de heer Le Poole zal, als hij de verschillende verslagen omtrent den toe
stand der Gasfabriek naleest, zien dat reeds sedert lang een groote uit
breiding op til was. Vóór het indienen van voorstellen tot uitbreiding
eener zaak en het invoeren van een geheel nieuw stelsel, doet men echter
wel en Commissarissen van de Gasfabriek hebben dit terecht begre
pen eene proef vooraf te laten gaan. Het vorige jaar is de proef
genomen met twee generatorvuren en die proef heeft zulke uitstekende
resultaten opgeleverd dat zij tot gevolg heeft gehad dat men gekomen is
met dit voorstel. Dit voorstel kon niet gedaan worden, voordat men de
proef genomen had. Dat is de reden dat het niet eerder bij den Raad is
gekomen.
Dat de generatorvuren geacht worden uitmuntend te voldoen is niet
alleen het gevoelen van de beheerders der Gasfabriek van Leiden. Ook
in andere plaatsen den Haag b. v. heeft men in navolging de
Voorzitter van Commissarissen der Gasfabriek heeft dit in de vorige
vergadering medegedeeld van Leiden en naar aanleiding van de goede
resultaten welke hier verkregen zijn, hetzelfde stelsel ingevoerd. Men
kon dus toen gerust aan den Raad een voorstel doen dat financieel van
zooveel gewicht was.
Nu mag het in 't algemeen wenschelijk zijn dat dergelijke voorstellen
vroeger ontvangen worden, dat men langer tijd hebbe er zich over te
beraden, men kan toch bezwaarlijk er ook maar eenigszins een verwijt
van maken aan de beheerders der Gasfabriek dat zij een dergelijk voor
stel niet doen zonder volkomen zeker te zijn dat het betrouwbaar en
aanneembaar is. De heer De Goeje heeft, beter dan ik het zou kunnen
doen, uiteengezet wat feitelijk het geval zou zijn als de motie werd
aangenomen. Ik blijf dus de aanneming er van ten sterkste ontraden.
De heer Le Poole. Ik gevoel mij geroepen, M. d. V., even te ant
woorden op hetgeen door u gezegd is. U hebt groote klem gelegd op de
generatorvuren, alsof de proeven daarmede genomen nu eerst het maken
van een grooteren gashouder ten gevolge moesten hebben. Ik moet ech
ter de klem leggen op de sinds lange jaren hoogst gebrekkige gasberging.
Ik beweer dat het niet van prudentie blijken geeft wanneer men sedert
jaren eene consumtie heeft gehad van 7000 M3, nu eindelijk eens aan
komt met een voorstel tot verandering en verbetering van de gashouders.
Daarom ben ik voor een breed onderzoek en stem ik tegen de motie.
Zonder voldoende gasberging zal nooit een Gasfabriek met voordeel
kunnen werken. En dat zij dit zoo lang gedaan heeft bewijst m. i., dat
onze Gasfabriek niet in orde is.
Er moest zijn dit is algemeen als regel aangenomen gelegenheid
tot gasberging van 75 a 100 pCt. en bij onze fabriek stond het sinds
tijden als 55 a !00. Dit wettigt mijne verklaring dat ik geen vertrouwen
kan stellen in de prudentie van de bewindvoerders.
De Voorzitter. De geachte speker zal het mij, hoop ik, ten goede
houden, als ik verklaar dat ik de logica van zijne redeneering niet best
vat. Voor het oogenblik eens aannemende dat de heer Le Poole gelijk
heeft alleen voor zoover dit noodig jis voor de redeneering en dat
werkelijk Commissarissen van de Gasfabriek reeds vroeger hadden moeten
voorstellen meer gasberging te maken, dan zijn wij het allen toch eens
dat op dit oogenblik gebrek aan gasberging bestaat. Nu strekt ons voor
stel' om die noodige gasberging te maken, en de noodige fondsen daarvoor
aan te vragen, doch nu is de heer Le Poole geneigd die fondsen, althans
voorloopig in afwachting van een nader in te stellen onderzoek, te weigeren,
wetende dat dan de bestaande te weinige gasberging zal.blijven voortduren.
Het consequente, het logische van zulk eene redeneering ontsnapt mij
ten eenenmale. Mij dunkt, met de overtuiging dat de gasberging onvol
doende is, ligt het voor de hand te zeggen, laat ons zorgen dat ten
spoedigste die ontbrekende gasberging er kome. Acht de heer Le Poole
dan nog een onderzoek noodig, waarom niet vroeger dergelijk voorstel
is gedaan, dan is dit een andere zaak, maar dan is het bezwaar van on
voldoende berging althans weggenomen.
De heer Le Poole. Weggenomen, ja; maar niet weggenomen de sommen
die daarvoor thans worden uitgetrokken. Liever dus den schijn van inconse
quentie dan een onderzoek daaromtrent prijsgegeven.
De Voorzitter. Ik zie geen kans een gashouder te maken zonder geld.
Zoo niemand meer het woord over de motie van den heer Verster
verlangt, dan zal ik die in stemming brengen.
De motie van orde van den heer Verster wordt hierop ver worpen'met
dl tegen 9 stemmen.
Vóór stemden de heeren Donner, De Clercq, Goudsmit, Bredius, Juta,
Dercksen, Van Iterson, Verster en Scheltema.
De Voorzitter. Nu is aan de orde het voorstel zelf. Verlangt daar
over nog iemand' het woord
De heer Verster. Na de verwerping van mijne motie vraag ik het
woord om te verklaren dat het mijn voornemen was in deze quaestie
geen enkel woord te spreken. Ik had mij eenvoudig willen bepalen tot
het uitbrengen van mijne stem of voor het voorstel van den heer Schel
tema, dat mij het meest toelacht, of, mocht dit niet worden aangenomen,
in de tweede plaats voor het voorstel van de Commissie van Financiën,
om ten slotte, als ook dat onverhoopt mocht worden verworpen, tegen
het voorstel van B. en W. te stemmen.
Dat ik toch het woord voer, is hoofdzakelijk naar aanleiding van twee
gezegden door u, M. d. V. in de vorige vergadering gebezigd. In den
aanvang der door U toen gehouden lange rede is door u gezegd, dat de
leden dezer vergadering, door te stemmen of voor het voorstel van den
heer Scheltema, of voor dat van de Commissie van Financiën, een votum
van wantrouwen aan Commissarissen van de Gasfabriek en aan den Direc
teur dier inrichting zouden uitbrengen.
Het staat u volkomen vrij M. d. V. uwe meening te zeggen omtrent
hetgeen het gevolg zal zijn van elke uitgebrachte stem, maar ik meen
dat wij, raadsleden, ieder voor zich, evenzeer die gevolgen kunnen en