menlijke onderwijzers verplicht zijn, bij het herhalingsonderwijs werk zaam te wezen, indien de Gemeenteraad zulks verlangt, hoewel deze dienst in werkelijkheid slechts van enkelen hunner zal behoeven gevorderd te worden. Des te meer springt dan de billijkheid in het oog, dezen, boven hunne jaarwedde een toelage te geven, die tevens zonder twijfel de op gewektheid tot het geven van het onderwijs zal bevorderen, en daardoor ook indirect de deelname daaraan zal doen vermeerderen. De regeling, zoowel van het onderwijs in l aan de scholen der 3e en en 4e klasse, als van het herhalingsonderwijs moet als voorloopig be schouwd worden, daar men zelfs niet gissen kan, in hoeverre daarvan gebruik zal gemaakt worden. Het is daarom niet mogelijk te bepalen hoeveel onderwijzers zullen moeten aangesteld worden. Na een jaar ondervinding kan men eerst beslissen, of er eene herha lingsschool zal moeten geopend worden, met gelegenheid, om ook het onderwijs in l voort te zetten. In overleg met de hoofden der scholen, die over de bedoelde wijzigin gen door de Schoolcommissie geraadpleegd zijn en ze wenschelijk achten, is verder door de Commissie voorgesteld het onderwijs in het Fransch te verbinden aan de school n°. 1 der 3e klasse (Van der Harst); de Herha lingsschool voor jongens te openen in de school n°. 2 der'3e klasse (Brouwer) en die voor meisjes in de school n°. 3 der 3e klasse (Wuyster). Al worden deze Herhalingsscholen ook goed bezocht, waartoe de opname van de vakken k en q (nuttige handwerken voor meisjes en handteekenen) niet weinig zal bijdragen, is het toch, naar het oordeel der Commissie, zoo goed als zeker dat vele kinderen de gelegenheid zullen missen, dit onderwijs te genieten, doordat zij van hunne werkgevers geen verlof daar toe zullen kunnen bekomen. Voor dezen zal de Zondagschool der Vereeni- ging tot bevordering van geregeld schoolbezoek eene uitkomst zijn. De handhaving van deze school is daarom van groot belang voor de Gemeente en het is wenschelijk dat niet slechts het subsidie, aan de Vereeniging verleend, bij voortduring zal worden gegeven, maar dat Uwe Vergadering bereid zal gevonden worden, de Vereeniging bij te staan voor het geval later de oprichting van eene tweede Zondagsherhalingsschool noodig mocht blijken. Wat verder het verlangen van Gedeputeerde Staten betreft dat net onderwijs aan de meisjesschool der 2e klasse worde aangevuld met de vakken m en n (Duitsch en Engelsch), is mede door de Schoolcommissie een nauwkeurig onderzoek ingesteld na raadpleging van het Hoofd der school. De uitbreiding werd over het algemeen niet wenschelijk geacht. De school telt 188 leerlingen verdeeld over zes klassen, die in talrijk heid zeer verschillen. De 4de klasse telt 74 leerlingen, de 5de 43, de 6de 42, de 7de 14, de 8ste 9 en de 9de 6. Uit deze cijfers blijkt duidelijk dat slechts een gering aantal leerlingen den geheelen cursus afloopen en het grootste gedeelte op twaafjarigen leeftijd de school verlaat. Een klein aantal leerlingen zou dus maar profiteeren van het aanleeren der vreemde talen, terwijl dit noodwendig met verlies van de Hollandsche vakken gepaard moet gaan. De uitbreiding zoude alleen ten goede komen aan de zes leerlingen die den geheelen cursus ten einde toe bijwonen, waarbij echter in het oog gehouden moet worden dat zij in de overige vakken van het Lager Onderwijs niet zoover gevorderd zijn, als in billijkheid ge- eischt zoude kunnen worden, wanneer zij al den tijd aan Duitsch en Engelsch besteed voor die vakken hadden kunnen gebruiken, terwijl er bij de ouders geen sprake van is om de leerlingen nog een jaar langer op de school te laten, en eene zoodanige aanvrage ten einde meer vreemde talen aan te leeren dan ook nimmer is voorgekomen. Deze op merkingen betreffen overigens alleen de gewone leerlingenonder de leer lingen der drie hoogste klassen zijn echter 11 voor het onderwijs bestemd en voor deze zoude het aanleeren van Duitsch en Engelsch zeer gewenscht wezen. De Schoolcommissie heeft daarom voorgesteld de vakken m en n op te nemen, maar de deelname aan het onderwijs daarin facultatief te stellen; het geven van dit onderwijs op te dragen aan vakonderwijze ressen en deze daarvoor te bezoldigen: die voor het Hoogduitsch, dat in drie klassen zal moeten onderwezen worden, met 150, die voor het En gelsch, dat slechts in 2 klassen behoeft gegeven te worden, met f 100. Wij kunnen ons met dit voorstel zeer wel vereenigen en achten het dan ook wenschelijk dat de Verordening in dien zin worde aangevuld. Zooals reeds in de Toelichting der Schoolcommissie is opgemerkt, is het op dit oogenblik niet doenlijk op te geven hoeveel onderwijzers en onderwijzeressen zullen moeten worden aangesteld zoowel voor de uit breiding van het onderwijs aan de scholen der 3de en 4de klasse als voor het herhalingsonderwijs, omdat het gebruik maken van dat onder wijs facultatief zal moeten worden gesteld, zoodat dan ook bezwaarlijk eene opgave van kosten kan geschieden. Bij de behandeling der begroo ting zal eene zekere som als raming worden uitgetrokken, welke som» later zoo noodig kan worden verhoogd, bij vermeerdering der behoefte. Wij stellen Uwe Vergadering alsnu voor, de verschillende wijzigingen door de Schoolcommissie aangegeven in de Verordening bepalende het getal der scholen enz. aan te brengen, ter tegemoetkoming aan de door de Regeering geopperde bedenkingen, na welke wijzigingen, naar wij ver trouwen, tegen de goedkeuring van de verordeningen op de heffing en invordering van schoolgeld geen bezwaar meer zal bestaan. Wat de door de Schoolcommissie voorgestelde wijziging van art. 7 betreft, komt het ons raadzaam voor de laatste woorden „minstens één (vakonderwijzer of vakonderwijzeres) voor elk twintigtal leerlingen" weg te laten, daar het wenschelijk schijnt zich in de bepaling van het aantal niet te binden, maar zulks van omstandigheden te doen afhangen. De wijzigingen zijn de volgende Art. 2. aldus te wijzigen, op de meisjesschool der tweede klasse in an, 'o, q, s en t. Op de scholen der derde en vierde klasse in ak, oq en s: op minstens ééne der laatstgenoemde scholen bovendien in l. Art. 5 na alinea 4 van de bepalingen ten aanzien van de Meisjes school der tweede klasse in te voegen: „Het onderwijs in m en n wordt gegeven door vakonderwijzeressen." Art. 7 na alinea 4 in te voegen: „Het onderwijs in l aan deze scholen wordt gegeven door vakonder wijzers of vakonderwijzeressen." Art. 9 na alinea 11 in te voegen: „Voor het vakonderwijs in l aan de scholen der derde en vierde klasse wordt aan hem die het hoofd der school vervangt, eene jaarlijk- sche toelage van f 200, aan de overige onderwijzers of onderwijzeressen eene van f 150, toegelegd." „Voor het vakonderwijs in m en n, aan de Meisjesschool der tweede klasse wordt aan de onderwijzeres, die belast wordt met het onderwijs in m eene toelage van 150 en aan de onderwijzeres, die belast wordt met het onderwijs in n eene toelage van f 100 toegelegd." Art. 10 te wijzigen als door de schoolcommissie is voorgesteld, Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1881 | | pagina 10