42 quaestie niet uit mij zeiven kan beoordeelen en dan verzoek ik mijne medeleden in de Commissie mij die dwaling voor oogen te stellen. Nu redeneerden wij aldus. De generatorvuren zullen waarschijnlijk uit stekend zijn. Eene groote gasproductie zal er door worden verkregen. Maar die groote gasproductie vordert een uitgaaf voor een gashouder en dan zullen wij voor langen tijd in de toekomst geborgen zijn. Is nu echter die toekomst zoodanig dat wij met gerustheid kunnen toestaan groote sommen voor werken die uitbreiding van de Gasfabriek bedoelen Nu kom ik tot een punt door u, mijnheer de Voorzittermet zekeren humor bejegend. De Commissie van Financiën zegt u spreekt van de electrische verlichting en wel dat deskundigen ons voorlichten wat daarvan te duchten is; maar dat kunnen deskundigen evenmin zeggen als wij. Ik geloof niet, mijnheer de Voorzitter dat U die woorden werkelijk zoo bedoeld hebt. Inderdaad toch is de electrische verlichting, blijkens het be kende tijdschrift van de Maatschappij van Nijverheid van 1881, een zeer geduchte vijand. Daarin toch wordt onder de bekende initiaal D (Generaal Delprat), er op gewezen wat de electriciteit eenmaal bestemd is te zullen worden. Vooralsnog behoeft geen vrees te bestaan wordt daar gezegd „vooral in landen, waar men traag is in het invoeren van verbeteringen" maar eene andere vraag is of het raadzaam kan geacht worden aanzienlijke kapitalen te wagen aan de oprichting van nieuwe fabrieken en ik zeg er bij aan de uitbreiding van bestaande fabrieken 2 ton ten koste te leggen „vooral als men met straatverlichting en verlichting van groote localiteiten te doen heeft. Dit is eene zaak, waarin wij althans geene uitspraak durven doen, maar wel voorzichtigheid meenen te moeten aanraden." Nu vraag ik, is de uitbreiding der Gasfabriek niet grootendeels een gevolg van de groote consumtie van gas door groote fabrikanten. Ik meen zeker te weten dat 's avonds na 10 uur harder gewerkt moet wor den om aan het zeer billijke verlangen van de fabrikanten tegemoet te komen. Alp de fabrikanten niet gas stookten was de uitbreiding niet nood zakelijk. Nu heeft een lid dezer Vergadering mij medegedeeld dat in Brad ford reeds vele lokalen en fabrieken electrisch worden verlicht. Ik lees in het aangehaalde stuk in het tijdschrift van de Maatschappij van Nij verheid dat de Anglo-American Brusht El-light maatschappij in Engeland de electriciteit op zoo uitgebreide schaal maakt dat er groote vrees be staat dat voor groote lokalen dat licht zal worden ingevoerd, een licht dat zij zelf zullen kunnen fabriceeren. Vroeger werd gezegd: heeft men later electriciteit noodig dan zal de stad het kunnen leveren. Neen, nu wordt in de lokalen zelf electriciteit bereid, onafhankelijk van fabrieken daar buiten. Was het nu, na dit alles overwogen te hebben, te verwonderen dat wij huiverden aan deskundigen van eene zijde volkomen vertrouwen te schen ken. Deskundigen, zeg ik, want wat de Commissie voor de Gasfabriek betreft, daarin ?ag ik iets anders dan hetgeen de Voorzitter er in heeft gezien eene Commissie van Deskundigen. Was hdt te verwonderen dat wij aarzelden Van die aarzeling gaf ons eerste rapport bewijs. Immers, in dat eerste rapport wordt gezegd dat wij in den toenmaligen staat van zaken ons wenschten te onthouden van die plan nen als zoodanig te beoordeelen. Waarom Omdat ons toen telkens werd voorgehouden dat binnen 8 a 14 dagen de werken tot stand moeten komen. Anders zeide men geeft het niets, anders moeten wij in 't midden van December gaan werken en dat kan niet. Ik ben toen huiverig geworden en heb gezegdlaten wij de zaak aanhouden, laten wij niet een spaak in 't wiel steken en den Raad zelf laten beslissen. Maar wat geschiedde toen? Even voor het uitbrengen van ons rapport in de geheime zitting kwam de quaestie der photometrie te berde, Ik voor mij zelf nu blijf ver trouwen stellen in den Directeur als een eerlijk en bekwaam man, maar toen, gelijk ik vroeger heb gezegd, was mijn vertrouwen geschokt. In de eerste plaats door Commissarissen der Gasfabriek, die zeidenwij allen zijn directeuren, wij zijn gasfabrikanten met ons 23en en wij weten er niets van. U, mijnheer de Voorzitter, hebt woorden geciteerd uit de geheime zitting. Ik geloof dat ik dit nu ook veilig kan doen? Er bleef dus in plaats van eene Commissie en den Directeur slechts een deskundige, de laatste, over. En deze, die ten slotte blijkt de eenige deskundige te zijn, die alleen voorlicht deze heeft, dit staat als een paal boven water niet die bezadigdheid getoond die ik van een voorlichter wensch. Men versta mij wel, ik erken volmondig dat de verkeerde aanhaling van den Directeur niet aan slechte motieven kan geweten worden, ik acht hem hoog, en mag hem persoonlijk zeer gaarne, maar ze bewijst naar 't schijnt toch dat de Directeur heel vlug redeneert. Daar nu ben ik bang voor. Ik wensch niet twee ton te geven op advies van één man en dat wil de Commissie van Financien ook niet. Van daar ons voorstel, waarbij de Commissie is uitgegaan van het gevoe len, dat de zaak toch reeds zoo lang geduurd heeft. Nu reeds is het bijna 4 Juli en nog altijd is het voorstel aanhangig. Het zal 1 Januari worden al vorens de werkzaamheden zullen zijn beëindigd. Welnu, laat het 1 Fe bruari worden. Dat is de beteekenis van ons voorstel. Ons voorstel zegt, dat men zich niet door één man moet laten voorlichten. Commissarissen van de Gasfabriek schuiven de verantwoordelijkheid op den directeur dier inrichting. Zij nemen Wel de verantwoordelijkheid op zich, maar zeggen tevens, dat zij in deze geen deskundigen zijn. Wij hebben één man die 2 ton zal doen uitgeven. Ik acht Commissarissen zeer hoog, maar dit neemt niet weg, dat ik hier denk aan de spreuk: amicus Plato, sed magis amica veritas. Hier is de magis amicus het belang van de stad, hetwelk medebrengt om, nu wij reeds zoolang gewacht hebben nog een weinig te wachten in verband met het uitbrengen van een rapport van de deskundigen. Is dit eenstemmig met het voorstel van Commissarissen dan ben ik tevre den, in dat geval zou ik zelfs gaarne meer geven en zeggenmijn geweten laat het toe. Nu is dit echter niet het geval. Wantrouwen in het beleid van den Directeur bestond bij de Commissie van Financiën in zoo geringe mate, dat zij in haar advies er op aandringt dat de deskundigen in overleg met den Directeur der Gasfabriek hun gevoelen zullen uitbrengen en er zelfs prijs op stelt dat de Directeur als medelid in de Com missie zitting zal hebben. De Comm. v. Fin. wil den Directeur der Gasfabriek piiet buiten sluiten. De Commissie heeft nooit een uiting van wantrouwen op het oog gehad. Ik had gehoopt, dat U M. d. V., dat wantrouwen niet zoo had uitgemeten om daaraan eene redevoering te verbinden, zooals ons is voorgehouden. Het zal den heer Scheltema duidelijk zijn waarom ik niet meega met zijn voorstel. Daarin zie ik wel degelijk een blijk van wantrouwen. Zooals de heer Scheltema zijn voorstel heeft toegelicht, schijnt het mij toe, dat, wordt het aangenomen, men het kan beschouwen als een uiting van wantrouwen of wel als een oordeel dat de zaak niet in orde is. Wij willen iets anders. Wij zeggen dat voorlichting omtrent het voor stel door anderen noodig wordt geacht. Neen, zegt de heer Scheltema, de fabriek en hare administratie deugt niet. Dat zeg ik niet. Derhalve gaat de heer Scheltema uit van het denk beeld van wantrouwen in de gasverlichting. Ik zeg wantrouwen bestaat in zoover, dat het geheele voorstel nu is de uiting van één man, en dit is mij niet voldoende waarborg om twee ton toe te staan. Ik herhaal, dat, indien ik maar voorlichting had, ik desnoods meer dan 2 ton zou geven. Dit tot toelichting van het rapport. Er is nog iets waartegen ik met ernst protest moet aanteekenen. 't Is tegen de uiting van u, mijnheer de Voorzitterdat de Commissie van Financiën hare bevoegdheid zou zijn te buiten gegaan door te oordeelen over de technische plannen. Wanneer u beweert, dat de Commissie de plannen, thans aanhangig, niet mag onderzoeken en alleen te vragen heeft hoeveel geld het maken van het werk kost en of de stad die kosten kan betalen, dan zou ik onmiddellijk mijne betrekking als lid der Commissie neerleggen. Ik eisch voor de Commissie van Financiën het recht om, hetgeen in hare handen wordt gesteld, in vollen omvang te onderzoeken en daarvan rapport aan den Raad te doen. Zoolang ik de eer zal hebben lid der Commissie te zijn, ga ik daarvan geen dag af. Dit in antwoord op uwe bewering. Aan het einde uwer redeneering, toen gij op het punt zijt gekomen van het onderzoek door den geachten geleerde die onze zaak met groote toewijding heeft behandeld, hebt gij u eene uiting laten ontvallen, nl. dat hij, die uitnemende geleerde, toch een min vertrouwbare gids op 't ge bied der photometrie kon zijn en dat zijn leeftijd daarvan verklaring kon geven. Zijt gij bereid mede te deelen wat gij daaronder verstaat. Hebt gij daarvoor gronden Ik vraag dus bepaaldelijk, naar aanleiding van uw gezegde, dat de heer Rijke minder goed met photometrie kan belast worden uithoofde van zijnen hoogen leeftijd, wat daaronder door u verstaan wordt? Ik heb gemeend dit een en ander in het midden te moeten brengen ten einde de ware beteekenis van het rapport der Comm. van Fin. in het licht te stellen. Overigens laat ik met volle vertrouwen de beslissing aan den Raad over. De heer De Fremery. Ik zal zeer kort zijn en wil aan de Comm. van Financiën bepaaldelijk aan haren Voorzitter mededeelen, dat, naar de mee ning van Commissarissen der Gasfabriek, de Directeur, al heeft hij geen hoo gen leeftijd bereikt, wel degelijk een bezadigd man is. Zijn voorstel om twee genatorvuren te bouwen, geeft mij grond tot het afleggen van deze ver klaring. Tot dusver hebben de generatorvuren in hooge mate aan de verwachting beantwoord. Ook in andere gemeenten bestaat die overtuiging. Nog onlangs op 4 Februari 4881, is door den Gemeenteraad van's-Hage met algemeene stemmen goedkeurd het voorstel om, op het voorbeeld van Leiden, ovens naar het stelsel Klönne te Dortmund te bouwen. Zij zijn in het gebruik zoo uitstekend bevonden, dat reeds onderhandelingen over den bouw van meer dere dergelijke vuren gevoerd worden. De heer Godon, lid van de commissie van de stedelijke Gasfabriek aldaar, voegde daaraan toe„De Commissie meent alzoo dat dit systeem de voorkeur verdient en dat het werkelijk zeer onvoorzichtig zou zijn, om een ander stelsel van ovens te kiezen." Ik citeer uit de Handelingen van den Gemeenteraad te 's-Gravenhage. Nu meen ik, dat, wanneer dergelijke goede resultaten op het werk van 4879 begonnen zijn verkregen, dat wij in 4884 met vertrouwen de thans voorgestelde uitbreiding mogen beoordeelen en aannemen. De groote gashouder, waarover de heer V. d. Lith heeft gesproken, is op dit oogenblik nog niet geheel noodig, maar zal binnen 4 a 5 jaren zeer waarschijnlijk benoodigd zijn. Al is thans eene kleinere nog voldoende voor de wintercampagne, alras zal er meerdere behoefte aan berging ontstaan en nu is het eene erkende waarheid, dat, naarmate de gashouder een grooteren omvang heeft, de kosten betrek kelijk geringer worden. Laten wij dus thans voor de 45 eerste jaren in de behoefte voorzien, dan zullen later geene buitengewone kosten, hooger dan de nu gevraagde, meer geëischt kunnen worden. Ik geloof, dat deze beschou wing van den Directeur duidelijk en helder genoeg was om door Commis sarissen te worden overgenomen, zonder nog voorlichting aan anderen te vragen. Dit is de grootste uitgaaf. Wel zou in de tijdelijke behoefte met f 70 a f 80,000 volstaan kunnen worden, maar, vooruitziende dat alsdan binnen weinige jaren weder eene uitbreiding noodzakelijk zou worden, meenden Commissarissen, dat het niet in het belang der fabriek was, om zich tot die kleine aanvraag te beperken. De oorzaken van de late indiening van ons voorstel, zijn reeds medege deeld. Telken jare toch is uit het verslag over de werking der fabriek geble ken hoe belangrijk de productie per etmaal in verhouding tot het verbruik moest vermeerderd worden. In 4876 waarover het eerste verslag loopt klom de maximum pro ductie tot 9000; in 4877 tot 40.000; in 4878 tot 44.000; in 4879 tot 42.000 en laatstelijk in 4880 tot 43.000 kub. meter. Natuurlijk is bij ons voorstel in aanmerking genomen de toeneming van het gasverbruik over deze jaren. Nu deze in dit eerste half jaar 40 pCt. ge-, stegen is, is het met zekerheid te verwachten, dat zoo de uitbreiding niet wordt goedgekeurd, tegen medio December al het gevraagde en benoodigde gas niet zal kunnen geleverd worden. Wat zal dan de toestand zijn? Aan Commissarissen is ten laste gelegd, dat zij niet tijdiger voor meerdere productie gezorgd hebben. Ik merk op, dat voor het onderzoek van het nieuwe systeem geruimen tijd gevorderd werd om de deugdelijkheid te onderzoeken. Eerst daarna konden de voorstellen wor-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1881 | | pagina 8