40
twiifel gerechtvaardigd door zijne eigene verklaring in zijne missive van
9 Juni i.l. (Ing. St. n°. 101) dat hij nooit een echten Evanschen photometer
gezien, laat staan er mede geexperimenteerd had en is het nu zoo vreemd,
indien die twijfel juist blijkt te zijn, dat de eerste vruchten van experi
mentatie op een zoo moeielijk gebied, vooral den leeftijd van den des.
kundige in aanmerking genomen, niet onvoorwaardelijk aanneembaar wor
den geacht, tegenover zoovele onverklaarbare afwijkingen.
Vóór ik van den photometer afstap nog eene enkele opmerking. Spre
kende over den Evanschen photom. aan de gasfabriek in gebruik, zef?td®
deskundige: „Van den kant der Gasfabriek is meer dan eens beweerd dat
de aldaar berustende Evansche photometer door mij was goedgekeurd.
Ik heb omtrent dit beweren tot nu toe hef stdzwijgen in achM^ornen
eensdeels, omdat ik meende, dat ik mij niet nader behoefde nft het mij
omtrent een instrument, waarvan ik reeds verklaard had, dat het mi]
.xeen iertrouwen inboezemde, en dat ik toch nooit bij mijne onderzoekin
gen zou bezigen, anderdeels omdat bij mij een vermoeden bestond waar-
voor ik geen bewijzen kon aanvoeren. Nu echter acht ik den tijd van
spreken gekomen." Het vermoeden was dat de hier gebruikte geen echte
Evansche photometer, maar een gebrekkig Duitsch namaaksel was: dat
vermoeden is den deskundige zekerheid geworden
5jen Juni van dit jaar aan het laboratorium van den heer Van Ejnd
hoven te Haarlem. Ik laat nu in 't midden dat in ongeveer 1jaar
geene poging schijnt te zijn gedaan om dat vermoeden tot zekerheid te
maken- maar aangezien wij straks nog over het citaat van den Directeur
zullen hebben te spreken is het wellicht niet overbodig hier aan te toonen
de hL R'jle zich ze.- niet getal j«Ul ciUer,
van 30 December 1880 (Bijlage VII Ing. stukken 1881 n_ 30)i lez<m
wij sub 3: „Ik moet echter op den voorgrond stellen, dat het eerstge
noemd werktuig mij niet veel vertrouwen inboezemt. Daarenboven zijn
de waarnemingen er mede zoo moeilijk, dat de zoogenaamde persoon
lijke fouten er altijd zeer aanzienlijk mede zullen zijn En in bijlage
VIII in de missive van den heer Rijke van 29 Januari 18 ezen wij
het volgende: „Ik kan u dus met eene vrij groote mate van zekerheid
meedeelen, dat, zal ik aan de Zonneveldsteeg voor het Uchtvermogen van
het gas 16 kaarsen verkrijgen, de heer Van der Horst er gemidde d
meer zal moeten vinden." Vergelijkt men nu de verklaring van 9 Juni
1881 met die van 30 December 1880 en 29 Januari 1881 dan zou het mis
schien niet onaardig zijn, zich voor een oogenblik voor te stellen dat de
eene van den deskundige en de andere van den Directeur was, om daar
uit te berekenen welk oordeel over den laatste zou zijn geveld, indien ij
in den brief van 9 Juni, die van 30 December en 29 Januari op die wijze
had geciteerd. Doch dit in 't midden latende vraag ik of er na de ver
klaring van 29 Januari nog eenige grond bestond ora te denken aan
een oordeel, als den 9den Juni door den deskundige wordt uitgesproken
en voor het geval men die vraag bevestigend mocht willen beantwoorden,
of dan de gevolgtrekking niet voor de hand lag dat men, aan de fabriek
18.83 kaars vindende, bijna zekerheid had dat de photometer aan de
Zonneveldsteeg eerder elk ander cijfer dan 16 zoude aanwijzen.
Ma°- ik hier nog even herinneren aan de missive van den deskundige va
April "l 880 (Ing. St. n°. 77) waar hij mededeelt dat hij bij eene lichtsterkte
aan de fabriek van 18.4, aan de Zonneveldsteeg er ee"e van J4'.t V0^e
Ik stap van dit punt af en ga over tot het vierde. Dit wordt in twee
deelen verdeeld: het eerste deel betreft het citaat van den heer Rijke uit
de Engelsche wet, en de heer v. Iterson zegt dienaangaande het volgende
„Het eerste deel is kort maar bondig. De heer Rijke wordt beschuldigd
valsch geciteerd te hebben de wet van 28 Augustus 1860 XXV
Die beschuldiging, M. d. Y.we weten sedert voor de leden in de lees
kamer de door mij gedeponeerde officieële afdrukken van de wet ter lezing
hebben gelegen ei federt de heer Rijke het noodig hee t geoordeeld zelf
de wet in te zenden, wat we daarvan moeten gelooven. llier bovenal stelt
de Directeur zich in een ongunstig daglicht op zoodanige wijze dat ik
liefst verder geen woord daarover zal spreken.
Ik zal dat voorbeeld niet volgen. Evenzeer als de heer Rijke, heeft de
Directeur aanspraak op juiste waardeering en beschouwing van ^woor
den en daden. Ik wil ten aanzien van dit punt, in een enkel woord ze
gen welken indruk de behandeling daarvan op mij heeft gemaakt. Het is
deze dat de ophef welke er van gemaakt is, in de omgekeerde reden
staat tot het gewicht dat er aan gehecht mag worden. Dat de Directeur
ScTtei tagijr.» d. teer Rijke juist geciteerd heelt is mtuurhjk bui-
ten twijfel- maar dat geeft nog geen recht om te zeggen dat gene dezen
heeft beschuWiTd, valsch geciteerd te hebben! Verba valent usu Eene
beschuldiging van valsch geciteerd te hebben, wil zeggen dat iemand op
zettelijk, met het doel om anderen te misleiden, verkeerd
heeft Geciteerd en dat de Directeur dergelijke beschuldiging met kan
hebben bedoeld, springt, dunkt mij, zoo duidelijk mogelijk in het oog. Ik
meen het er voor te mogen houden, dat hij boven de verdenking verheven
is van tegen beter weten in geschreven te hebben zooals hij deedals
men in zijn karakter en persoonlijkheid geen genoegzamen waarborg tegen
zoodanige verdenking vindt, dan zal men toch minstens eene aanneembare
reden moeten kunnen opgeven, waardoor verklaard wordt welk oordeel
er voor hem of voor het betoog dat volgen moest in gelegen was, wan
neer hij zijne lezing voor de juiste kon doen doorgaan. En welk was dat
betoog? Dat sedert 1871, bij de oprichting der Beckton works bet denk
beeld dat het gas in verhouding tot den doorgeloopen afstand in licht
sterkte afnam, had plaats gemaakt voor de stelling dat het gas aan de
fabrieken zelve voldoende werd gezuiverd en het verlies aan lichtsterkte,
zoo dit werd waargenomen, veroorzaakt werd door snelle afkoeling kor
na het verlaten der Gasfabriek; terwijl dat verlies kon worden voorkomen,
door voor eene langzame en geleidelijke condensatie van het gas zorg te
draden. Kon het nu om dit betoog ingang te doen vinden iets afdoen of
de door de wet gestelde grens waarbinnen de „testing stations te Londen
moesten worden opgericht, bepaald werd op een afstand „not exceeding
af not less than" 1000 Yards? Niemand die dit in ernst zal beweren.
En vóór men nu meent het recht te hebben den Directeur te veroordeelen
over eene in hare gevolgen alleronbeduidendste en zeer licht verklaar
bare vergissing, verzoek ik mijne geachte medeleden van den Raad zich
[TdiSe in de zitting met gesloten'deuren te herinneren, waarin door
een lid voor het woord „necessity" (Bijl. X Ing. St. 30, 1881) het woord
difficulty" werd gebezigd en daarop zijn betoog gebaseerd. Ik zeg het
niet pour le besoin de la cause, maar met een gevoel van dankbaarheid,
dat vermoedens van kwaad opzet of wantrouwen omtrent de bedoelingen
van anderen geen gemakkelijken toegang in mijn binnenste vindenik
heb dan ook geen oogenblik dat geachte lid verdacht van opzettelijk verkeerd
te citeeren; maar zij die zonder eenig bewijs van het boos opzet van den
Directeur dezen zoo streng veroordeelen omdat h ij verkeerd geciteerd heelt,
want daar komt ten slotte de geheele zaak op neer, mogen geen zachter
oordeel vellen over het door mij bedoelde medelid. Of laat ik liever de
zaak omkeeren, en zeggen dat zij, die hebben gezien en bijgewoond hoe
licht men zich bij aanhalingen kan vergissen, zonder dat zij daarin reden
vonden om aan boos opzet te denken, in het oog houden dat zij zonder
deugdelijk bewijs den Directeur niet van zoodanig boos opzet mogen be
schuldigen. Of beide, öf geen van beide. Iets anders zou meten met twee
maten zijn. v, u
Ook de deskundige spreekt van eene „zware beschuldiging en haalt
uitvoerig den text uit de officieële wet aan. Ik zal daarover niet meer
spreken" dat hij juist heeft geciteerd is erkend; maar er is een punt in
zijne missive dat bijzonder mijne aandacht heeft getrokken, juist omdat
het in zulk een nauw verband staat met die quaestie van meer of mm-
der dan 1000 Yards, en dat ik met stilzwijgen zou zijn voorbijgegaan
indien niet zulk een bijzondere nadruk was gelegd op de bepaling dat de
grens niet binnen de 1000 Yards mocht maar daarbuiten moest
blijven. Ik bedoel de vergelijkende proeven te Haarlem en te Leiden te
nemen; het middel n.l. „waardoor het voor waarnemers, in verschillende
plaatsen woonachtig, mogelijk zou worden, zich te vergewissen, of zij
voor gasvlammen van gelijk lichtvermogen werkelijk cijfers konden
YUUI gdöïiaiuiucu vi*** o J t jj-rvj. 4,1 «1
verkrijgen, voor de praktijk als identiek te beschouwen. „Dat middel
zoo lezen wij in noot a „bestaat daarin dat de verschillende waar
nemers de kranen hunner photometers zoo wijd openzetten, dat zij
een lichtvermogen van een bepaald aantal, zegge 16 kaarsen, verkrijgen,
en dan de hoogte hunner vlammen meten; hebben die vlammen gelijke
hoogten, dan is de onderstelling dat de lichtvermogens ook werkelijk gelijk
zullen zijn, altijd onder voorbehoud dat met gelijke branders, gelijke gla
zen enz. geëxperimenteerd wordt, en dat daarenboven de gassoorten, die
den verschillenden waarnemers ter beschikking staan, niet te veel ondei-
lino- verschillen." In noot b deelt de deskundige mede: „Bij lichtvermogen
van 16.19 kaarsen te Haarlem en 16.14 te Leiden, hebben wij hoogten
van vlammen verkregen, die niet meer dan één millimeter onderling ver
schillen. Het zal wel bij toeval zijn, dat die eerste uitkomsten zoo fraai
zijn uitgevallen." Nu is daarbij, naar het mij voorkomt, een element buiten
berekening gebleven, en dat is de afstand tusschen de „testing-stations
en de fabrieken. Te Leiden bedraagt die afstand nagenoeg het dubbele
van dien te Haarlem, waar het tusschen de 500 en 600 M. van de fabriek
verwijderd is: en wanneer men nu moet aannemen dat eerst op 1000
Yards (914 M,) en-vooral niet minder, de lichtsterkte constant is,
maar daarbinnen te groot gemeten wordt, dan ligt dunkt mij de conclu
sie voor de hand, dat gelijke hoogten van vlammen, bij gelijke op de
photometers afgelezen lichtsterkte, het bewijs leveren dat het lichtvermo
gen van de beide gassen niet hetzelfde kan zijn. Immers, de 16 kaarsen
op 550 M. gemeten, moeten, volgens het 1000-Yards-systeem, op
914 M. afstand van de fabriek, tot een lager cijfer zijn gedaald. Ik ben
een volslagen leek in het vak en kan dus zeer licht dwalen: en mocht
dit blijken het geval te zijn, dan verzoek ik nu reeds verschooning. De
conclusie scheen mij echter voor de hand te liggen en blijkt zij juist te
zijn dan is het een bewijs te meer hoe gemakkelijk zelfs twee deskun
digen zich kunnen vergissen.
En nü blijft nog over de behandeling van het tweede deel van punt IV;
het laatste, maar niet het minst belangrijke uit den brief van den Direc
teur; want daarin wordt de quaestie behandeld, of men inderdaad zou
moeten aannemen dat het gas, aan de fabriek en aan de Zonneveldsteeg
gemeten, eene vermindering in lichtsterkte van ongeveer 2 a 3 kaarsen
ondergaat. Deze vraag toch is de aanleiding geweest tot de opmerking van
den deskundige en de weerlegging daarvan door den Directeur. De heer
Van Iterson heeft dit blijkbaar niet begrepen, en alleen daardoor is het
verklaarbaar dat hij heeft kunnen spreken van eene mystificatie van het
publiek. In zijne redevoering toch van 9 Juni zegt die geachte spreker
o. a.„De Directeur spreekt nergens het gevoelen uit dat gas, na de
fabriek verlaten te hebben, ook aanvankelijk niet in lichtsterkte zou ver
liezen." En let wel M. H. dit en dit alleen is juist de ge
heele strekking van het betoog van den Directeur.
Uit de missive van den deskundige van 9 Maart haal ik het volgende
aan: doch de geheele onderstelling, waarvan men bij die redenee
ring uitgaat, is onjuist, namelijk, de onderstelling, dat de lichtsterkte van
het gas regelmatig afneemt, naarmate het gas een langeren weg heeft
afgelegd. Men heeft integendeel bevonden dat de sterkste vermindering in
de" onmiddellijke nabijheid der fabrieken plaats greep, en dat, had het
gas een zekeren afstand doorloopen, nauwelijks eene verdere vermindering
viel waar te nemen. Waar de vermindering ophoudt, hangt af van de
zorg, waarmede het gas gezuiverd is. Hoe grooter die zorg geweest is,
des te korter is de weg, dien het gas heeft af te leggen om niet verder
op merkbare wijze aan lichtkracht te verliezen. Het is alleen voor slecht
gezuiverd gas dat die afstand 1000 Yards bedraagt."
Vooreerts merk ik op dat eene regelmatige afneming der licht
sterkte en de sterkste vermindering in de onmiddellijke nabijheid
der fabriek, elkander geenszins uitsluitenmaar ten andere valt het bij
eenig nadenken dadelijk in het oog dat de stelling van den deskundige,
welke ik hierboven aanhaalde, niet juist kan zijn. Gij weet dat de strijd
over de plaats waar de „testing-stations" opgericht moesten worden, tus
schen de autoriteiten en de gasfabrikanten, zich bewoog om de quaestie
of die plaats, in 't algemeen op 1000 Yards afstand van de fabriek ge
steld, binnen die grenzen zou mogen liggen of daarbuiten zou moeten blij
ven. De fabrikanten streden, aanvankelijk met goed gevolg, voor de op
name der woorden „not exceeding"de autoriteiten die de wet vaststelden,
bepaalden echter: „as near as may be, but not less". Indien het nu waar
was dat het gas op 1000 Yards afstand van de fabriek eene constante