47 op 1 October 1880, 2 generatorvuren 1 50 retorten, dus 8775 M3. waartoe in werking 4 roostervuren 2 uitgebrand. voor 1881 9463 M3., te verkrijgen uit de zes vuren sub. I en de gene ratorvuren, als zij bestendig blijken. op 1 November 1880, I 2 generatorvuren, 16 retorten, 3500 M3. 10500 M3. waartoe in werking 7 roostervuren, 63 7000 79 retorten, 10500 M3. dus in 1881, 11300 M3., te verkrijgen met de besproken herstelling van N°. 9 en de vuren op 1 October in werking. op 1 December 1880, f 2 generatorvuren, 16retorten, 3800M3. 12828 M3., waartoe in werking 9 roostervuren, 81 9000 97 retorten, 12800 M3. dus in 1881, 13852 M3., een cijfer alsdan niet te produceeren- Het maximum verbruik was in 1880 13534 M3., mag dus over 1881 geraamd worden op 14500 M3., blijkens het voorafgaande natuurlijk evenmin te bereiken. Van de zoo noodige reserve kan hierbij geen sprake zijn. Blijkens de memorie van toelichting (zie Ing. St. N°. 86) zal men met de vijf voorgestelde nieuwe generatorvuren kunnen produceeren 14000 M3, waarbij dan de 6 vuren Sub. I vermeld, als reserve kunnen blijven, terwijl men met de twee generatorvuren Sub. II, zonder risico kan door werken tot hierin retorten bezwijken. Deze retorten zijn in dat geval gedurende de campagne door nieuwe te vervangen, doch alleen dan, wanneer er ruimte van productie en gas- berging is, daar er minstens 10 dagen verloopen, eer een dergelijk vuur genoeg is afgekoeld om daarin te kunnen werken. Dit wat de productie betreft; condensatie, zuivering, productie contröle en gasberging zijn pro rato, dit is echter met opoffering van regelmatige werking, minder voldoende zuivering en met onvermijdelijk hoogere uit gaven te weerstaan, doch in de eerste plaats moet het ruwe gas gemaakt kunnen worden. De toestand zal dus stellig gebrekkig en onvoldoende zijn als wij zoo den winter tegemoet gaan. De Raad moet er bepaald op rekenen, dat zelfs het ruwe gas niet in voldoende hoeveelheid zal kunnen worden geproduceerdaan behoorlijke zuivering valt dan natuurlijk niet te denken En dan zal men klagen over slecht en te weinig gas, daarvan kan men zeker zijn. Ik geloof hiermede de heeren beantwoord te hebben. Als ik iets mocht hebben overgeslagen, verzoek ik verschooning. Daar valt mij nog een punt in: de quaestie van bevoegdheid van de Commissie van Financiën. Dat punt zou ik niet gaarne over het hoofd zien. Of 't wenschelijk is dat de Commissie van Financiën in alle bijzon derheden van het voorstel trede ook voor zoover zij niet den financiëelen kant daarvan rake, betwijfel ik, en als ik de bedoeling van de gansche instelling eener Commissie van Financiën naga en de instructie van de Commissie van Financiën raadpleeg, dan kan ik bezwaarlijk een ander gevoelen uitspreken dan dat de Commissie van Financiën bestemd is, om te geven financiëele en geen technische adviezen. Ik vat de quaestie van financiëele adviezen niet in dien beperkten zin op, als de heer Damsté en zijn schooljongen. Ik begrijp zeer wel dat de Commissie van Financiën den Raad niet alleen behoeft mede te deelen dat als men 2 ton kapitaal aanwendt, zooveel rente zal worden vereischt en na zooveel jaren bij een jaarlijksche aflossing van zekere som, het kapitaal zal zijn teruggebracht. Ik meen dat de bedoeling van een financieel advies iets anders en beters is; ik zal mij de moeite niet geven daarover verder uit te weiden, maar mocht de Commissie van Financiën van meening zijn dat uitbreiding harer bevoegd heid noodig en nuttig is, laat zij dan een voorstel in dien zin doen en zien of de Raad er zich mede vereenigt, maar het nut van andere Commissiën zou daardoor zeer problematiek worden. In eene quaestie als deze moet de Raad door Commissarissen van de Gasfabriek technisch worden voorgelicht en door de Commissie van Financiën enkel omtrent de financiëele gevolgen dier zaak. De heer Van der Lith. Ik wensch het woord om op een en ander te ant woorden. Het uur is echter reeds verstreken en het zal toch heden waar schijnlijk tot geen beslissing komen. Mag ik vragen of uw plan was de zit ting voort te zetten, m. d. V. De Voorzitter. Ik wenschte af te wachten of nog iemand het woord vroeg. De heer Du Rieü. Dan wensch ik even 't woord om te verklaren dat ik na van u, m. d. V., vernomen te hebben de gevolgen van uitstel, ik genoodzaakt ben te stemmen voor uw voorstel en meen nader onderzoek te laten varen. De heer Van der Lith. Dan wensch ik nu De heer Le Poole. Ik wensch ook nog het woord, m. d. V. De Voorzitter. Het woord is aan den heer Van der Lith. De heer Van der Lith. Ik wensch nu in de eerste plaats te ant woorden op de vraag, waarom de Commissie van Financiën niet dadelijk advies heeft uitgebracht. (Interruptie van eenige leden). Ik kan niet anders doen, daar ik moet antwoorden, als op handelingen der Commissie aanmerkingen worden gemaakt. Sta mij dus toe het woord te voeren, tenzij het voorstel gedaan wordt de discussie te schorsen. De heer Cock. Ik stel voor de discussiën te verdagen. De Voorziter. Het woord is aan den heer Van der Lith. De heer Van der Lith. Ik zal er gaarne gebruik van maken voor 't geval het voorstel van den heer Cock verworpen wordt. De heer Cock. Ik stel voor de discussiën te verdagen. Dit voorstel wordt voldoende ondersteund. De Voorzitter. Stelt de heer Cock ook een termijn? De heer Cock. Dat behoeft niet. De heer De Clercq. Ik wil mij wel vereenigen met de motie tot verdaging, daar wij op dit oogenblik toch geen besluit kunnen nemen. In 't belang der zaak acht ik echter voortzetting der discussiën noodig zoo spoedig mogelijk. Anders worden de argumenten geldig dat de tijd dringt en het onderzoek de uitvoering onmogelijk maakt. De heer Van Iterson. Nu de heer Cock zich niet uitlaat over den tijd der hervatting van 't debat, wensch ik U, M. d. V. te vragen of U ons ook kan mededeelen wat uw voornemens zijn. Als het vooruitzicht bestaan mocht, dat de Raad binnen langen tijd niet kan vergaderen, dan zou ik er nu maar mijn eten aan geven en er voor zijn thans de discussiën voort te zetten. De Voorzitter. Als de heeren het mij willen overlaten wil ik verklaren dat wij de zaak niet zullen vertragen. Ik kan echter met het oog op vele aan hangige bezigheden, (examens, opening en vergaderingen van Prov. Staten), bezwaarlijk nu zeggen of de vergadering morgen of overmorgen of over 8 dagen zal kunnen worden gehouden. De heer Van Iterson. Als de vergadering niet gesloten maar verdaagd wordt, kunnen wij morgen bijeenkomen. De Voorzitter. Het is een zeer drukke tijd. Morgen zijn er examens, openbare lessen en Zaterdag ook. De volgende week hebben wij Provin ciale Staten. Waarschijnlijk zal vandaag over acht dagen de vergadering wel kunnen plaats hebben, althans, ik zal het daarheen trachten te lei den. Dan kan intusschen het \erslag gedrukt zijn en kunnen de leden daarvan nog kennis nemen. De heer Dercksen. Kan er geen avondzitting worden gehouden. De Voorzitter. Ik ben er niet tegen, ofschoon avondzittingen nu juist niet tot de wenschen mijns harten behooren. Ik geloof bovendien dat meerdere leden in dezen tijd van het jaar er sterk tegen zijn. Ik stel dus voor de vergadering te verdagen met bepaling zoo moge lijk tot vandaag over acht dagen. Zonder hoofdelijke stemming wordt daartoe besloten en de zitting ge sloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1881 | | pagina 13