33 De heer Cock. Ik stel als motie van orde voor dit punt in eene nadere vergadering te behandelen. De Voorzitter. Als de heer Cock eene motie tot uitstel voorstelt, zal ik die in discussie brengen. Maar ik wensch toch te verklaren dat het zeer onraadzaam is de zaak uit te stellen, daar we anders gevaar loopen voor den aanstaanden winter niet in staat te zijn de stad te verlichten. De heer Cock. Onder den indruk van de discussie heden over de Gas fabriek gevoerd, wensch ik voor mij, mij. niet aan discussie over het voor stel te wagen en ik meen dat dit met mijne medeleden eveneens het geval zal zijn. Ook weten we niet wat de Commissie van Financiën zal voor stellen. De Voorzitter. De heer Cock stelt dus als motie van orde voor de behandeling van dit punt van de agenda uit te stellen. Verlangt iemand over die motie het woord? De heer Van der Lith. Ik wensch te zeggen wat ik reeds had willen zeggen en nu naar aanleiding van de motie wensch te herhalen. Ik wensch de verklaring te geven waarom de Commissie van Financiën ge meend heeft geen advies over deze zaak te moeten uitbrengen. Wordt de motie aangenomen, dan zal de Commissie van Financiën zich van haar plicht kwijten. De Commissie heeft alles aangewend om zich op de hoogte der aan hangige zaak te stellen. Zij heeft de fabriek bezocht en zich laten voor lichten maar zij is althans bij mij is dit het geval geweest tot de conclusie gekomen dat men in deze geheel moet vertrouwen op de in lichtingen van deskundigen, dat het voorstel en het aannemen daarvan geheel het gevolg is van het vertrouwen in hen die voorlichten. Wij, of liever zal ik zeggen ik kan niet ontkennen dat wat in de geheime discussie in de vorige zitting is medegedeeld en wat in deze zitting is herhaald, mijn vertrouwen heeft geschokt en dat de Com missie van Financiën niet, onder den indruk van hetgeen te voren is aangevoerd en van hetgeen misschien heden nog kan worden aangevoerd, een advies over deze zaak wenschte uit te spreken. Thans echter is de Commissie vrij. Wij weten wat is medegedeeld en kunnen nu rapport uit brengen. Met groote voorliefde en ingenomenheid ondersteun ik dus de motie tot uitstel, opdat de Commissie van Financiën haar oordeel over de zaak zal kunnen zeggen. De heer De Fremery. Mijnheer de Voorzitter! Ik heb niet veel te zeggen, daar in het voorstel zelf zoo duidelijk mogelijk ontvouwd is de behoefte aan wijziging van den bestaanden toestand. Alvorens wijziging voor te stellen heeft de directeur de ervaring moeten raadplegen of de nieuwe generatorvuren aan het doel beantwoorden. Men heeft daarom niet, voordat de winter voorbij was, tot het besluit kunnen komen om op dien weg van verbetering voort te gaan. Toen dat besluit genomen was, heb ben wij van &lle kanten inlichtingen moeten vragen om het program ge reed te maken, thans aan het oordeel van den Raad onderworpen. Ik zal er niet op behoeven te wijzen in dezen Raad, die zooveel industrieelen telt, hoeveel moeite en zorgen het kost, een plan van bijna 2 ton in al zijne onderdeelen, goed te ramen. Wij moesten ons vergewissen, dat voor het opgegeven cijfer werkelijk uitvoerbaar zijn de veranderingen, die wij noodig oordeelen. Als nu de tijd wordt benuttigd en dit voorstel zeer spoedig wordt aangenomen, dan kan de gashouder nog gereed zijn met 1 December. Dat mag echter wel het allerlaatste oogenblik zijn, willen wij in de behoefte die steeds stijgt, geheel en zonder stoornis blijven voorzien. Als wij den kostbaren tijd nu voorbij laten gaan, zullen we later als het gas verbruik grooter wordt, daarin niet meer kunnen voorzien. Het is dus zeer wenschelijk, dat er thans een besluit wordt genomen. Nu de Commissie van Financiën zoo beleefd is geweest een bezoek aan de fabriek af te leggen, heeft zij gezien, dat de toestand noodzakelijk verbeterd moet wor den. Als de zaak nu niet spoedig behandeld wordt, dan wenschte ik wel aan de Commissie van Financiën te vragen wat wij dan zullen moeten doen? Ik weet het niet. Als de tijd verloopt en deze niet meer voldoende is om voor den winter gereed te zijn weet ik waarlijk niet hoe in de behoefte zal moeten voorzien worden. Wij kunnen toch niet weigeren om als er gas gevraagd wordt dit te leveren, en wordt de beslissing nu ver daagd, dan vraag ik, zullen wij dan de oude ovens weer herstellen moeten en de betere achterwege laten? Maar als men dan later tot wijziging be sluit, zal het nu bestede geld verloren kapitaal zijn, en een belangrijk gedeelte der winst niet kunnen worden uitgekeerd. Dit zijn de overwegende bezwaren waarop ik wensch te wijzen. De heer De Clercq. Ik wensch te zeggen dat, wat de Voorzitter der Com missie van Financiën heeft verklaard en als zijn persoonlijk gevoelen heeft uitgesproken, door mij wordt gedeeld. In de geheime zitting tijdens de vorige vergadering heb ik ook het gevoelen uitgesproken dat, na wat wij van het geachte lid, den heer Van Iterson, hebben vernomen, het wel niet anders kon of het vertrouwen in den Directeur der Gasfabriek zou bij vele leden een gevoeligen schok hebben ontvangen. Ik verkeer nog, mijnheer de Voorzitter, ook na de inlichtingen die wij ontvangen hebben, in denzelfden toestand, zoodat ofschoon ik met den Voorzitter der Commissie voor de Gasfabriek volkomen erken, dat het zeer wenschelijk is dat in deze zaak spoedig een besluit genomen worde als heden deze zaak in omvraag werd gebracht, ik mijne stem niet zou kunnen verleenen om toe te staan de gevraagde som tot uitbreiding van de Gasfabriek. Ik herhaal wat ik gezegd heb in de geheime vergadering op den Directeur van de Gasfabriek moeten wij aan kunnen. Het zou onbillijk zijn van Commissarissen van de Gasfabriek te vergen dat zij de verantwoor delijkheid op zich nemen van de voorstellen door den Directeur gedaan als technicus. "Wij kunnen, wij mogen dat niet verlangen. Geen Commissie zal zulk een verantwoordelijkheid op zich nemen. Zij moet vertrouwen hebben in den Directeur. En, mijnheer de Voorzitter, ik herhaal het: ik hoop dat er nog meer licht moge opgaan voordat het besluit genomen worde, maar als ik heden beslissen moest, zou ik tegen de uitbreiding van de Gasfabriek moeten Stemmen, ofschoon ik. erken dat ze noodzakelijk is. De Voorzitter. Het Dagel. Bestuur is zeer tegen uitstel van de zaak en ik begrijp niet goed hoe men de quaestie van vertrouwen in den Di recteur aan dit voorstel vastknoopt. Ik heb zeer betreurd dat het voor stel van den heer De Goeje aanleiding gegeven heeft tot bespreking van den Directeur, want ik vind dat personen die zich niet in den Raad kun nen verdedigen, buiten discussie moeten worden gelaten. Maar de discussie over het voorstel van den heer De Goeje is afgeloopen ten gevolge van de intrekking. Wij staan nu voor een voorstel van Commissarissen, niet van den Directeur. Commissarissen verklaren aan den Raad dat de Stedelijke Gasfabriek uitbreiding noodig heeft. Ik heb nu nog niet vernomen wat door uitstel van de zaak b. v. gedurende acht dagen, verkregen zal Worden en kan mij niet voorstellen, dat wat in die acht dagen gebeuren kan, bij moge lijkheid de uitbreiding niet noodig zal maken. De behoefte is zooveel mo gelijk toegelicht door cijfers. Het krediet wordt toegestaan aan Commis sarissen. Ik zie werkelijk niet in welke betrekking er bestaat tusschen dit voorstel en de discussie over het voorstel van den heer De Goeje dat in getrokken is. Wij raden dus de aanneming der motie stellig af. De Raad heeft natuurlijk te beslissen maar neemt dan ook de gevolgen van het uitstel voor zijne rekening. Ik zal dus de motie van orde tot verdaging der behandeling in stemming brengen. De heer Cock. Ik heb geen tijd bepaald, ik stel enkel voor de behan deling voorloopig uit te stellen. De heer Van der Lith. Ik wensch alleen mede te deelen dat de Com missie van Financiën bereid is met haar rapport te komen, en ik zeg dit ook namens mijne medeleden in de Commissie, als vandaag over acht dagen de zaak wordt behandeld of zelfs vroeger zoo de zaak aan de orde wordt gesteld. De Commissie is zelfs bereid des noods onmiddellijk over de zaak te spreken na afloop van deze Vergadering, zoodat reeds Maandag raadszitting zou kunnen worden gehouden. Maar de Commissie van Finan ciën weigerde onder den indruk van de geheime zitting in de vorige week en niet wetende wat nu nog te berde zou worden gebracht, advies te geven. Nu zij weet wat zij te zeggen heeft, is zij bereid zoo spoedig mo gelijk zich van hare taak te kwijten, en zeker sta ik er voor in dat als wij heden over acht dagen vergaderen het rapport der Commissie gereed zal zijn. De Voorzitter. Ik verzoek de heeren het gesprokene door den heer. Van der Lith niet te verwarren met de motie van orde van den heer Cock. Dat zijn twee verschillende zaken. De heer Cock heeft voorgesteld voorloopig de zaak uit te stellen niet op grond van het gemis van een rapport van de Commissie van Financiën, maar ondanks de indiening van het rapport. Wanneer de zaak nu wordt uitgesteld en wij ontvangen een tweede rapport van de Commissie van Financiën, dan kan ik mij nu niet verbinden heden over acht dagen reeds weder eene vergadering te beleggen. Dit zal natuurlijk afhangen van den inhoud van dat tweede rapport. De heer Cock. Ik ben bereid mijne motie te wijzigen. Ik stel nu voor dit punt van de agenda heden niet te behandelen. De Voorzitter. Dit brengt ons niet veel verder. Er dient eene reden voor het uitstel te zijn. Wil de heer Cock uitstel totdat ter zake een nader rapport van de Commissie van Financiën is verschenen, dan is dit eene reden waarbij wij ons kunnen nederleggen, dan weten wij wat de Raad wil. Maar als de Raad na het gesprokene, niets anders besluit dan dat heden het punt niet zal worden behandeld, dan blijlt het onzeker, ofschoon de beteekenis der motie voor niemand twijfelachtig kan zijn, wat de Raad eigenlijk, wil. Mijn bezwaar is dus niet weggenomen. De heer Cock. Ik handhaaf mijne laatste redactie om het punt der agenda heden niet te behandelen. Ik voeg er ten overvloede nog bij, dat de zaak heden niet mag behandeld worden, met het oog op art. 12 van ons Reg. van Orde, dat voorschrijft: „Onderwerpen worden niet aan de orde van den dag gesteld, dan wanneer de daartoe betrekkelijke stukken tweemaal 24 uren ter visie hebben gelegen." Het rapport der Commissie van Financien had ik gisteren middag te drie uren nog niet ontvangen in mijn huis in de stad, evenmin als eene kennisgeving, dat hef ter visie lag. Ik meen dat het in den laten avond bezorgd is, dus geen tweemaal vier en twintig uur te voren. Ook daarop zou ik mij dus kunnen beroepen. Doch ik zal mijne motie niet verder verdedigen, maar verzoeken haar in stemming te brengen. De motie van den heer Cock om heden het punt der agenda niet te behandelen, wordt hierop aangenomen met 17 tegen 4 stemmen. Tegen de heeren: Van Wensen, De Fremery, Hartevelt en de Voorzitter. De heer Le Poole verlaat de vergadering. XI. Voorstel tot wijziging van art. 3 der Verordening, regelende de inwendige inrichting der scholen. (Zie Ing. St. n°. 89). Zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XII. Rekening van het Evangelisch Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis over 1880. (Zie Ing. St. n°. 80). Met algemeene stemmen aangenomen. De heer Cock verlaat de vergadering. XIII. Idem van de Bank van Leening. (Zie Ing. St. n°. 72). Met algemeene stemmen aangenomen. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1881 | | pagina 8