30
Fabricage onder het oog te brengen, dat midden in den zomer nog al veel
last van de zon wordt ondervonden en derhalve te vragen of het niet
doelmatig zou zijn aan de bovenramen alsnog zonneschermen aan te
brengen. Na het opmaken van het rapport der Comm. van Financiën heb
ik met landbouwers over dit ongerief gesproken en deze klaagden daarover.
De Voorzitter. Van eene andere zijde is ons dezelfde opmerking ge
maakt, terwijl men daarenboven betwijfelde of de te maken ramen niet
te veel tocht zouden veroorzaken. De voorstellen waren echter reeds inge
diend en wij meenden dat de ondervinding nu eerst zal moeten leeren of
het bezwaar gegrond is.
Tocht kan geen groot bezwaar zijn, omdat als middel daartegen de ramen
gesloten kunnen worden en bestaat het bezwaar, waarop de heer Damsté
wees, dan is dit weg te nemen door het aanbrengen van gordijnen.
De voordracht van Burg. en Weth. wordt hierop met algemeene stem
men aangenomen.
III. Staat van af- en overschrijving op de begrooting dienst 4880.
(Zie Ing. St. N°. 76).
De Voorzitter. Tegenover de juiste en heusche opmerking van de
Commissie van Financiën wensch ik te zeggen, dat de overschrijding der
begrooting, waarop zij doelt, aan niemand anders te wijten is dan aan
den ondergeteekende. Zij is het gevolg van eene vergissing door mij begaan.
Niettegenstaande niemand het woord vroeg, achtte ik mij toch verplicht
die toelichting te geven.
Ik behoef wel niet te zeggen dat, aangezien de overschrijding niet op
zettelijk is gepleegd, er naar gestreefd zal worden dergelijke aanmerkingen
in het vervolg te voorkomen.
Met algemeene stemmen wordt hierop tot de vaststelling van den
staat besloten.
IV. Verzoek van P. Dingjan Pz., betrekkelijk het verleenen van stand
plaatsen op de Vrijdagsche weekmarkt.
(Zie Ing. St. N°. 77).
De Voorzitter. Nader is ingekomen een schrijven van den adressant,
dat ik den Secretaris verzoek voor te lezen.
Het luidt als volgt.
Aan den Edel Achtbaren Raad der Gemeente Leiden.
Edel Achtbare Heeren!
Eerbiedig neemt de ondergeteekende de vrijheid UEA. beleefd te ver
zoeken Uwe beslissing te mogen vernemen op het door hem in het
begin dezer maand aan Uw collegie gedaan verzoek, ten aanzien
zijner motieven betreflende de plaatsen ter uitstalling op de Vrijdagsche
Veemarkt met paardentuig, touwwerk, koedekken enz. Zeer aangenaam
zoude het mij zijn dat mijne reclame gegrond mag bevonden worden en
met een gunstig gevolg bekroond worden.
Verschooning voor mijne vrijheid vragende heb ik de eer te zijn,
Edel Achtbare Heeren
Leiden, 31 Mei 1881. van UEAchtb. de Dw. Dr.
P. Dingjan Pz.
De heer Dercksen. Mijnheer de Voorzitter! Burg. en Weth. geven in
overweging dit verzoek te wijzen van de hand. Ik voor mij kan met dat
denkbeeld niet zoo dadelijk meegaan. Ik geloof toch dat de veemarkten
uitsluitend dienen in stand te worden gehouden voor datgene waarnaar
ze genaamd zijn. Ware het anders dan zou het nut van zoodanige markt
voor de bewoners van Leiden en in 't bijzonder voor hen die in den
omtrek van de markt wonen, zeer problematiek wezen.
Zullen de offers voor het onderhoud der markten besteed den ingeze
tenen ten goede komen, die artikelen waarvan de kooplieden zich ge
woonlijk bedienen, moet men dan zooveel mogelijk trachten te laten
koopen bij ingezetenen. Is dit een verouderd denkbeeld, ik weet het niet.
Maar ik acht het niet wenschelijk, op die wijze tot uitbreiding der vee
markt over te gaan, die zoodoende zou ophouden van veel belang voor
de ingezetenen te wezen. Ik zal dus tegen het voorstel van B. en W.
stemmen.
De Voorzitter. Tot adstructie van het voorstel wensch ik te doen
opmerken, dat de toestand dien men hier heeft en waarover adressant zich
beklaagt, altijd bestaan heeft, met uitzondering van een jaar onder het
bestuur van mijn geachten ambtsvoorganger.
De toestand waarover adressant zich beklaagt, vindt overal plaats waar
belangrijke veemarkten zijn. Het is niet om den een te bevoordeelen of
den ander te benadeelen dat kooplieden op de markt worden toegelaten,
zij betalen hunne plaats evenzeer als de ingezetenen der gemeente: maar
het is in 't belang van den veehandel.
Adressant woont vlak bij de veemarkt. Als de Raad nu het voorstel
van B. en W. verwierp en het verzoek van adressant inwilligde, zou dit
èn ten nadeele van de gemeente èn ten liadeele van den veehandel zijn.
Het zou zijn een afsnijden van eene zeer gewenschte concurrentie. Wan
neer adressant geweerd werd en vreemdelingen op de markt werden toe
gelaten, dan zou er aanleiding zijn het voorstel van B. en W. te ver
werpen. Maar het is hier, zoowel als elders, altijd gebruik geweest die
artikelen, welke speciaal op den handel in vee betrekking hebben, ten ver
koop op de markt toe te laten en het Dag. Bestuur ziet geen enkele reden
die het zou kunnen moveeren, aan te raden om in dien toestand veran
dering te brengen.
De heer Dercksen. Ik kan mij moeielijk met den toestand dien wij zien
vereenigen. Ware het aangevoerde juist, dan zou men tal van andere
kramen en tenten moeten toelaten, die dienen tot het verschaffen van
artikelen, die juist in den omtrek van de markt door de ingezetenen ge
leverd worden. Op die wijze maakt men dat de waarde der perceelen die
juist daar zooveel grooter is dan elders, op schromelijke wijze zal beginnen
te dalen. Ik meen dat de markt eenvoudig moet dienen tot datgene waartoe
ze direct bij name is aangeduid en dat uitbreiding van die markt slechts
strekken kan, om de ingezetenen te drukken, die daar gevestigd zijn om
voordeel te behalen. Ik moge dwalen; toch heeft uw antwoord, M. de "V.,
mij niet overtuigd.
Het voorstel van Burg. en Weth. wordt hierop met 17 tegen 4 stem
men aangenomen.
Tegen stemden de heeren "Verster, Scheltema, Dercksen en Gondsmit.
V. Suppletoire staat van begrooting en staat van af- en overschrijving
op de begrooting, dienst 1881.
(Zie Ing. St. n°. 83).
Wordt aangenomen met algemeene stemmen.
VI. Voorstel tot restitutie van schoolgeld voor de leerlingen der 1ste
afdeeling van de Meisjesschool 1ste klasse.
(Zie Ing. St. N°. 79).
Wordt aangenomen met algemeene stemmen.
VII. Verzoek van het Bestuur der vereeniging „Bouwkunst en Vriend
schap" tot aanhouding van den verkoop van eenige perceelen bouwgrond.
(Zie Ing. St. n". 84).
Zonder discussie of hoofdelijke stemming aangenomen.
VIII. Idem van het Bestuur der R. K. begraafplaats, om het houten hek
door een ijzeren hek te vervangen.
(Zie Ing. St. n°. 82).
Zonder discussie of hoofdelijke stemming aangenomen.
IX. Voorstel betrekkelijk den aan te leggen stoomtram tusschen Noord-
wijk en Leiden.
(Zie Ing. St. n°. 75).
De Voorzitter. Nader is een adres ingekomen van den heer Klaasen,
dat ik den Secretaris verzoek voor te lezen.
Het luidt als volgt:
Aan den Raad der gemeente Leiden.
De ondergeteekende nam met genoegen kennis van het door Burge
meester en Wethouders aan Uwe vergadering ingediend voorstel, tot het
verleenen van de door hem gevraagde vergunning tot het leggen der
rails voor den geprojecteerden stoomtramweg Noordwijk aan Zee•Leiden
met genoegen, in zoover hij daarin het bewijs meent te mogen zien, dat
deze zaak bij welker totstandkoming zoovele en zoovelerlei belangen zijn
betrokken, spoedig door Uwe vergadering zal worden behandeld.
Adressants genoegen is evenwel niet geheel ongemengd, in de eerste
plaats toch zou, wordt het voorstel tot besluit verheven, aan zijn verzoek
om den benoodigden berm in koop over te nemen niet voldaan worden, en
in de 2e, wel voornaamste plaats, zou in dat geval van hem een erf-
pachtrecht gevorderd worden, tot een bedrag dat werkelijk niet is ge-
evènredigd aan de waarde van den grond en alzoo een groot bezwaar
voor een jeugdige onderneming moet heeten.
Immers volgens het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zou
voor een oppervlakte van 26000 centiaren of 2.60.00 Ht., een som van
ongeveer 910 's jaars gevorderd worden of 50 cent per Rijnl. roetje r=
350 per hectare, een prijs waarvoor men in de beste streken puik
bloembollenland huurt, en nu gaat het zeker niet op, de huurwaarde van
den berm die grootendeels uit bosch bestaat en uithoofde der lage ligging
voor cultuur ongeschikt is, met die van best voor de bloembollenteelt
geschikt land op eene lijn te plaatsen.
De ondergeteekende vleit zich dat èn Burgemeester en Wethouders en
de Commissiën ten deze geadviseerd hebbende, bij nader inzien tot de
overtuiging zullen kunnen komen, dat de gevraagde som niet in redelijke
verhouding staat tot de waarde der gronden, maar een aanzienlijk lager
cijfer door de billijkheid wordt voorgeschreven.
Uwe vergadering vergunne hem en passant te wijzen op het zeer
groote verschil tusschen de omstandigheden onder welke de lijn Katwijk-
Leiden is en de lijn Noordwijk aan ZeeLeiden zal tot stand komen;
eerstgenoemde lijn mocht zich verheugen in den niet geringen steun
Uwer vergadering, die haar een rentegarantie tot een bedrag van
f 6000 toestond, terwijl de laatste zonder eenigen steun van eenig be
stuur of corporatie haar doel zal moeten bereiken en bovendien, wordt
het voorstel door Uwe vergadering aangenomen, jaarlijks eene som zal
moeten uitkeeren, nagenoeg gelijkstaande aan de rente van een kwart ton
gouds voor datgene, hetwelk voor de zusterlijn geen uitgaaf vorderde, n. 1.
het gebruik van den grond.
De ondergeteekende veroorlooft zich de vrijheid deze beschouwingen
aan Uw meer verlicht oordeel te onderwerpen, en vleit zich dat Uwe Ver
gadering, mede met het oog op het belang dat zeker ook de gemeente
Leiden heeft bij het tot stand komen van versnelde middelen van vervoer
tusschen de haar omringende gemeenten, zal kunnen goedvinden het voor
stel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen, doch gewijzigd in
dien zin, dat een aanzienlijk minder bedrag aan erfpachtsrecht worde
bepaald.
't Welk doende
Utrecht, -31 Mei 1881. S. A. Klaasen.
De heer Verster. Ik moet beginnen met te verklaren, dat ik in 't al
gemeen geen groot voorstander van stoomtrams ben. Intusschen heeft deze
aanvrage dit voor, boven die van KatwijkLeiden, dat de ondernemer
van ons geen subsidie verlangt. Het groote bezwaar dat ik tegen den
aanleg van deze tramlijn heb, is gelegen in de route die zij neemt. Ik
ben het volkomen eens met het lid dat in de Commissie van Financiën
de minderheid heeft uitgemaakt. Wat toch zal feitelijk gebeuren?
Als de stoomtram de spoorbaan waar hij eigenlijk thuis behoort
bij de zoogenaamde Houtzaagmolens aan de Leidsche Trekvaart verlaat,
zal hij minstens anderhalf uur gaans onafgebroken elk rijtuig dat den
weg passeert, tusschen den tram en de vaart brengen. Hierdoor zal dus