GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 45 INGEKOMEN STUKKEN. N°. 101. Leiden, 9 Juni 1881. Ten gevolge van het door Uwe vergadering genomen besluit om open baarheid te geven aan twee missiven tot Commissarissen der Gasfabriek gericht, de eene door mij onder dagteekening van 6 Maart 1.1., de tweede door den Directeur dier fabriek onder dagteekening van 19 April 1.1. draag ik thans kennis van dit laatste stuk, en dus van de zware beschul diging* die er tegen mij in wordt te berde gebracht, namelijk van, bij aanhaling van den tekst eener Engelsche wet, niet de woorden, die er in voorkwamen, maar woorden van eene tegengestelde beteekenis te hebben opgegeven. Ik had namelijk in mijne bovengenoemde missive verwezen „naar eene Engelsche wet, meer dan twintig jaren oud, namelijk de wet van 28 Augustus 1860, waarin XXV) wordt voorgeschreven hoe groot het lichtvermogen moet zijn niet aan de fabrieken maar op 1000 yards (914 meters) afstand er van." De Directeur der Gasfabriek stelt in zijn schrijven de vraag: „Staat er werkelijk in XXV op 1000 yards afstand?" Die vraag wordt ontkennend beantwoord, onder bewe ring: Er staat niet „at a distance of 1000 yards", maar „at a distance not exceeding (niet te bovengaand)" one. thousand yards from the works. „Niet te bovengaand, omdat men de gascompagnieën onder te moeilijk verband meende te leggen met verder dan 914 meters deze proefstations te stellen." Op de tegen mij ingebrachte beschuldiging zal ik eenvoudig antwoor den door U hiernevens ter inzage toe te zenden een exemplaar van de officieele uitgave der bedoelde wet. Er zal U uit blijken, dat er in XXV wel degelijk wordt voorgescheven dat de controlekantoren zich moeten bevinden op een afstand van de gasfabrieken van zoo na moge lijk 1000 yards. De door den Engelschen wetgever gebezigde bewoordin- dingen zijn de volgende: „The Quality of the Common Gas supplied by any Gas Company shall be, with respect to its illuminating Power, at a Distance as near as may be of one thousand Yards from the worksand the Quality of Cannel Gas supplied by any Gas company shall with respect to its illuminating Power at the Distance afore said be such etc. De wet van 1860 is in sommige opzichten gewijzigd door eene latere, namelijk die van 13 Juli 1868. Ik heb de eer U ook van deze wet een exemplaar der officieele uitgave ter inzage aan te bieden. Uwe vergadering zal ontwaren, dat de bedoeling van den wetgever, bepaaldelijk in XL, er nog duidelijker in te voorschijn treedt. De afstand tusschen de controle kantoren en de fabrieken moet zijn: zoo na mogelijk 1000 yards maar niet kleiner. „The Gas Referees" (eene commissie van drie deskundigen door deze wet XXIX) in het leven geroepen, en, in gaszaken, door het Parlement met eene macht bekleed, die voortdurend wordt uitgebreid) „the Gas Referee's shall from Time to Time prescribe and rectify what Testing Places and what Apparatus therein for testing the illuminating Power and Purity of Gas shall be provided by each company, every such place being as near as may be (but not less) One Thousand yards distant from the station from which the Gas to be tested thereat is supplied etc. JJwe vergadering zal, na van het bovenstaande kennis genomen te heb ben, het wel in mij billijken, dat ik mij tot geene verdere weerlegging van het overige schrijven van den Directeur verplicht acht. Dat ik on- dertusschen al hetgeen in mijne missive voorkomt, blijf handhaven, spreekt van zelf. Nu men mij onder de verplichting gebracht heeft mij schriftelijk tot Uwe vergadering te wenden, veroorloof ik mij van deze gelegenheid ge bruik te maken om nog een paar punten onder Uwe aandacht te brengen. Sedert eenigen tijd ben ik zoekende geweest naar een middel, waardoor het voor waarnemers, in verschillende plaatsen woonachtig, mogelijk kon worden, zich te vergewissen, of zij voor gasvlammen van gelijk lichtver mogen werkelijk cijfers konden verkrijgen, voor de practijk als identiek te beschouwen. Op het einde der vorige week meen ik dit middel te hebben gevonden a), en heb daarop laatstleden Zondag aan denheer Yan Eijndhoven, Controleur der Haarlemsche Gasfabriek, voorgesteld zoodanige waarnemingen te doen, de heer Van Eyndhoven te Haarlem en ik te Leiden. De heer Yan Eyndhoven heeft de beleefdheid gehad hierin toe te stemmen en uit de hoogst- bevredigende uitkomsten, die wij aanvankelijk verkregen hebben, b) meen ik te mogen besluiten dat, onderzoeken de heer van Eyndhoven en ik dezelfde soort van gas, wij geen grooter verschillen dan van eene halve kaars zullen vinden. Het tweede punt, waarop ik Uwe aandacht wensch te vestigen, is het volgende. Van den kant der Gasfabriek is meer dan ééns beweerd dat de aldaar berustende Evansche photometer door mij was goedgekeurd. Ik heb omtrent dit beweren tot nu toe het stilzwijgen in acht genomen, eensdeels, omdat ik meende, dat ik mij niet nader behoefde uit te laten omtrent een instru- a) Het middel bestaat daarin dat. de verschillende waarnemers de kranen hunner pho tometers zoo wijd openzetten dat zij een lichtvermogen van een bepaald aantal, zegge 16 kaarsen, verkrijgen en dan de hoogten hunner vlammen meten; hebben die vlammen gelijke hoogten, dan is de onderstelling dat de lichtvermogens ook werkelijk gelijk zullen zijn, altijd onder voorbehoud dat met gelijke branders gelijke glazen enz. geexperimenteerd wordt, en dat daarenboven de gassoorten die den verschillenden waarnemers ter beschikking staan, niet te veel onderling verschillen. Een nieuwe photometer door Sugg uitgevonden berust op hetzelfde beginsel. b) Bij lichtvermogen van 16,19 kaarsen te Haarlem en 16,14 te Leiden, hebben wij hoogten van vlammen verkregen, die niet meer door een millimeter onderling verschilden Het zal wel bij toeval zijn, dat die eerste uitkomsten zoo fraai zijn uitgevallen. ment, waarvan ik reeds verklaard had, dat het mij geen vertrouwen inboezemde, en dat ik toch nooit bij mijne onderzoekingen zou bezigen, anderdeels omdat bij mij een vermoeden bestond waarvoor ik geen bewijzen kon aanvoeren. Nu echter acht ik den tijd van spreken ge komen. De zaak is deze. Op verzoek van den Directeur heb ik den gas meter en de schaal, die bij het instrument behooren, geverifieerd. Ik heb die juist bevonden en daarvan heeft de Directeur meedeeling ontvangen. Doch al zijn de gasmeter en de schaal van een photometer juist, dan kan het werktuig overigens nog veel te wenschen overlaten, en nu had de bewuste toestel op mij den indruk gemaakt, dat ik niet voor mij had een echten Evanschen photometer, maar een goedkoop Duitsch namaaksel, waarbij schier alles aan de begeerte om het instrument voor een geringen prijs te kunnen afleveren, was opgeofferd. Die meening kon ik echter niet uitspreken, want ik had nooit een echten Evanschen photometer gezien, laat staan er mede geëxperimenteerd en daarom dan ook heb ik mij omtrent de verdere inrichting van het hier aanwezig instrument niet nader uitgelaten. Eerst verleden Zondag heb ik, bij mijn bezoek aan den heer Van Eyndhoven, in diens laboratorium, met een echten Evanschen, door Sugg vervaardigden, photometer kennis kunnen maken, en is het mij toen gebleken dat mijn vermoeden van vroeger volkomen gegrond was. Ik geloof dat men zich aan geene grove overdrijving zou schuldig maken, zoo men beweerde dat de twee instrumenten, het Haarlemsche en het Leidsche, onderling, om eene uitdrukking van het dagelijksch leven te bezigen, schier evenveel als dag en nacht verschillen. Ik heb met dit instrument eenige waarnemingen gedaan. Ik heb bij die gelegenheid geconstateerd, dat, wanneer eenigszins geoefende waarne mers van dit instrument gebruik maken, zij, zoo zij de kaarsen, wier licht met dat der gasvlam vergeleken moet worden, op dezelfde wijze laten branden, gelijke uitkomsten verkrijgen. Had ik meer tijd ter mijner beschikking gehad, ik zou mij niet recht streeks tot Uwe vergadering gewend hebben, maar, zoo als de gewocftite meebrengt, de tusschenkomst van Burgemeester en Wethouders hebben ingeroepen. P. L. Rijke. N*. 103. Leiden, den II Juni 1881. In ons rapport van 7 Juni j. 1. betrekkelijk het voorstel tot uitbreiding van de Gasfabriek gaven wij als onze meening te kennen dat het niet wenschelijk werd geacht dat voorstel te behandelen alvorens eene eind beslissing zoude zijn genomen in zake het onderzoek naar de lichtsterkte van het gas, terwijl voor het geval tot de beschikbaarstelling van de aan gevraagde gelden mocht worden besloten, door ons op de daarbij aange voerde gronden, eene aflossing binnen korteren termijn werd in overweging gegeven dan door Burg. en Weth. was voorgesteld. Blijkens het in de Raadszitting van 9 Juni j. 1. verhandelde was Uwe Vergadering mede van oordeel dat de zaak in die zitting althans niet in behandeling moest worden genomen, terwijl het voorstel van een der leden om het onderzoek der lichtsterkte van het gas als geëindigd te beschou wen door den voorsteller is ingetrokken en alzoo niet verder in behande ling komt. Ten aanzien van het voorstel tot uitbreiding der Gasfabriek zal mits dien alsnu eene beslissing moeten worden genomen. Vermits wij onze meening aangaande de aflossing van de eventueel be schikbaar te stellen kapitalen reeds hebben kenbaar gemaakt, zoo blijft thans alleen over de behandeling van de vraag of bet in het belang der gemeente kan worden geacht, op dit oogenblik tot de voorgestelde uit breiding der Gasfabriek over te gaan en de daarvoor benoodigde kapita len, ten bedrage van ongeveer f 200.000, toe te staan. Op zichzelve zijn wij voorzeker volkomen bereid te adviseeren tot het doen dier uitgave, doch alleen wanneer duidelijk is gebleken dat de voor gestelde uitbreiding inderdaad doelmatig en bepaald noodzakelijk is. Ook zoude o. i. eenige zekerheid moeten bestaan dat, niettegenstaande de mo gelijkheid en zelfs de waarschijnlijkheid dat binnen betrekkelijk korten tijd eene andere wijze van verlichting, althans voor straatverlichting en groote ondernemingen, evenals in andere plaatsen, zal worden ingevoerd, de voor gestelde uitbreiding niet van te grooten omvang zal bjijken te zijn. Aangezien nu onze Commissie tot dusverre van een en ander niet vol doende overtuigd is, zouden wij er prijs op stellen daaromtrent het ge voelen te kennen van eenige onafhankelijke op het gebied der gasfabricatie deskundige personen, alvorens tot het nemen van een voor de financiën der gemeente zoo ingrijpend besluit worde overgegaan, en wij meenen Uwe Vergadering uit dien hoofde in overweging te moeten geven twee gasdeskundigen, buiten Leiden wonende, uit te noodigen om, in .overleg met den Directeur der Stedelijke Gasfabriek, hun advies uit te brengen aan den Gemeenteraad over de gedane voorstellen omtrent uitbreiding en ver betering van sommige deelen dier inrichting, en hierbij in het oog te houden de waarschijnlijk toekomstige behoefte aan gasproductie bij de zich van lieverlede uitbreidende consumtie; de meest doelmatige en minst kostbare wijze om daaraan te gemoet te komen; den vooruitgang van de toepassing van het electrisch licht voor straat verlichting en voor groo'te gebouwen en de vraag of de toestand der fabriek na de voorgestelde verbetering aan de tegenwoordige eischen van eene goed ingerichte Gasfabriek zal voldoen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 103. Leiden, 8 Juni 1881, Wij hebben de eer uwe vergadering bij deze over te leggen eenen staat van eenige belastingschuldigen in de plaatselijke directe belasting over den dienst van 1880 aan wien nog gedeeltelijke afschrijving door het verlaten der gemeente of door overlijden zal behooren te worden verleend, met voorstel om den aanslag van de daarop vermelde personen met het bedrag te verminderen als de laatste kolom aanwijst. Ten aanzien van het bij volgn. 19 van dien staat overgelegd adres van den Heer J. Van der pinden, predikant, thans woonachtig te Heus-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1881 | | pagina 10