21
Zitting van Donderdag 12 Dei 1881,
geopend 's namiddags te 2 uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen:
1°. Benoeming van eene leerares in het Handteekenen, de Kunstgeschie
denis en Schoonheidsleer aan de openbare scholen voor Middelbaar
en Lager onderwijs. (63)
2°. Idem van eene tweede onderwijzeres in de vrouwelijke handwerken
aan de school n°. 3 der 3de klasse. (59)
3°. Staat van af- en overschrijving op de begrooting van het Evangelisch
Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis. (57)
4®. Voordracht betrekkelijk den aanleg van trottoirs aan de Hoogewoerd.
(51 en 64)
5°. Verzoek van P. J. 't Hoofd, om een stoep te leggen. (62)
6*. Voordracht tot verkoop van Inschrijving op het Grootboek. (67)
7°. Idem tot het verleenen van eene gratificatie aan eenige voormalige
brugwachters. (65)
8®. Idem betrekkelijk het brengen van eenige veranderingen in de school
lokalen aan het Plantsoen en in de Brandewijnsteeg. (66)
9°. Idem tot uitbreiding van het hulppersoneel aan de school n°. 3 der
derde klasse. (60)
10°. Rekening van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en
Vrouwenhuis, over 1880. (58)
11°. Voorstel van den heer dr. M. J. De Goeje, omtrent het onderzoek
naar de lichtsterkte van het gas.
Tegenwoordig eerst 17, later 20 leden, als: de heeren Van der Zweep,
Wilhelmy Damsté, Juta, Bredius, Hartevelt, De Fremery, Van Wensen,
Driessen, De Clercq, De Goeje, Zaalberg, Du Rieu, Verster, Le Poole,
Van der Lith, Van Heukelom, Goudsmit, Cock, Van Iterson en De Laat de
Kanter.
De heer Dercksen gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te
wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
5 Mei jl. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
1°. Dispositie van de Ged. Staten van Zuid-Holland, van 3/9 Mei, B.
n°. 1337 (3® afd.) G. S. n°. 59, ten geleide van het goedgekeurd raads
besluit tot continuatie van de huur van het pakhuis in de Smidssteeg.
2®. Dispositie als voren dd. 9/11 Mei jl., n°. 9, houdende goedkeuring van
den staat van af- en overschrijving op de begrooting der d.d. Schutterij,
dienst 1880, voorloopig goedgekeurd bij raadsbesluit van 28 April jl.
Deze worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
3°. Adres van H. J. Hertog c. s., bewoners en eigenaren van huizen
aan den Stationsweg, houdende verzoek tot het doen dempen van de sloot
langs dien weg.
4°. Adressen van de wed. Van 't Riet en W. H. Van Zanten, houdende
verzoek om de sloot voor de panden sectie A, n°. 1644, 1160, 1161,
2348 en 2349, aan den Zijlsingel, te mogen dempen, den te verkrijgen
grond in eigendom te bekomen en tot het leggen van een duiker naar ge
noemden Singel.
5°. Verzoek van het bestuur der Leidsche Bouwvereeniging, tot het in
eigendom bekomen van gemeentegrond in de Haverstraat.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
6°. Rekening en verantwoording van het Evang. Luth. Wees- en Oude
liedenhuis, over 1880.
Wordt gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
7°. Verzoek van S. A. Klaasen te Utrecht, tot spoedige behandeling
van zijn vroeger gedaan verzoek tot het in eigendom bekomen van den
berm langs de Haarlemmertrekvaart voor den aanleg van een stoomtram
LeidenNoordwijk.
8°. Adres van het bestuur der vereeniging „Bouwkunst en Vriendschap", be
trekkelijk de bekoming van grond voor de oprichting van een Ambachtsschool.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
De Voorzitter deelt vervolgens nog mede:
dat voor de verkiezing van een lid der Tweede Kamer der Staten-
Generaal op Dinsdag 14 Juni a. s., in het stembureau zitting zullen heb
ben de heeren Dr. G. Zaalberg en Mr. S. Le Poole.
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten tot het houden eener
zitting met gesloten deuren.
Na de heropening der vergadering is aan de orde:
I. Benoeming van eene leerares in het Handteekenen, de Kunstgeschie
denis en Schoonheidsleer aan de openbare scholen voor Middelbaar en
Lager Onderwijs.
(Zie Ing. St. n°. 63).
De heeren Wilhelmy Damsté, Hartevelt en Verster, worden door den
Voorzitter uitgenoodigd met hem het stembureel uit te maken.
Met algemeene (17 stemmen) wordt benoemd Mej. M. F. W. Tonnette
Harderwijk.
Zittingvsbslao 1881.
II. Benoeming van eene tweede onderwijzeres in de vrouwelijke Hand
werken aan de school n°. 3 der 3de klasse.
(Zie Ing. St. n®. 59).
Met 18 stemmen wordt benoemd Mej. M. J. Theijssen, kweekelinge aan
eene openbare school in deze gemeente. Op Mej. C. C. Niemeijer wordt
1 stem uitgebracht.
De heeren Cock en Goudsmit waren ter vergadering gekomen.
III. Staat van af- en overschrijving op de begrooting van het Evan
gelisch Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis.
(Zie Ing. St. n°. 57).
Wordt met algemeene stemmen goedgekeurd.
IV. Voordracht betrekkelijk den aanleg van trottoirs aan de Hoogewoerd.
(Zie Ing. St. n°. 51 en 64.)
De heer Cock. Ik zal tegen deze voordrachtstemmen, o. a. omdat ik
geloof dat het voorgestelde trottoir toch geen afdoend geneesmiddel zal
opleveren tegen het kwaad, dat werkelijk bestaat en door mij volstrekt
niet ontkend wordt. Bovendien heb ik bezwaren van rechtskundigen aard.
Dat ik die in deze openbare vergadering niet kan blootleggen, zal ieder
raadslid lichtelijk begrijpen en billijken. Alleen dit wil ik er van zeggen,
dat men daaruit de gevolgtrekking niet moet maken, dat ik van gevoe
len met den heer Neeb zou verschillen. Het tegendeel is waar en ik beaam
volkomen het zaakrijk en helder advies door hem uitgebracht, de vrucht
van een nauwgezet en uit den aard der zaak tijdroovend onderzoek van
talrijke oude stukken, plakkaat-boeken enz. enz. Maar de heer Neeb zou,
ik ben er van overtuigd, de eerste zijn om te ontkennen, dat door zijn
advies al mijne bezwaren zijn weggenomen. Ik geef echter gaarne toe,
dat zij zijn verminderd en dat zij aanmerkelijk in kracht hebben verloren.
In eene zitting met gesloten deuren zou ik gaarne over die bezwaren
hebben uitgewijd, maar daar het hier een uitgaaf betreft buiten de be
grooting mag deze zaak, krachtens het uitdrukkelijk voorschrift der Ge
meentewet, niet in eene besloten Vergadering worden afgehandeld. Ik zal
mij daarom bepalen tot het stemmen tegen deze voordracht.
De heer Du Rieu. Ik heb geen bezwaar tegen deze voordracht en zal
daarmee medegaan, maar ik wensch de zekerheid te bekomen dat de
trottoirs niet verhinderen zullen dat men in pakhuizen met wagens of kar
ren zal kunnen in- en uitrijden. Ik zelf heb er het grootste belang bij dat
men ongehinderd met wagen en paard mijn pakhuis aan de Hoogewoerd
zal kunnen in- en uitrijden.
De heer Van Heukelom. Ik wensch slechts met een enkel woord te
zeggen waarom ik tegen deze voordracht zal stemmen. In de eerste plaats
meen ik dat de gansche aanleg onzer stad in strijd is met het hebben
van eigenlijke trottoirs, maar dit eens daargelaten! Men zegt dat die
trottoirs moeten strekken om ongelukken te voorkomen. Ik ben er verre
vandaan om de gevaren te ontkennen die op sommige plaatsen ten ge
volge van den Tramway in onze smalle straten bestaan; maar in plaats
van die gevaren te verminderen zal men ze nog vergrooten door de breedte
der straat nog meer te verdeelen en daardoor de circulatie te belemme
ren. Maar in de tweede plaatsmeent men dat die gevaren en ik acht
ze niet geringdoor eenig doelmatig middel kunnen en moeten wor
den weggenomen, dan is dit ik heb het bij vroegere gelegenheden
reeds gezegd eene zaak die door de Tramway-Maatschappij behoorde
te geschieden en niet door de Gemeente.
De heer Wilhelmy Damsté. Slechts een enkel woord wensch ik in het
midden te brengen om mijne stem te motiveeren. Ik ben in den regel zeer
tegen het aanleggen van trottoirs gestemd maar aangezien het voorstel
strekt om de trottoirs van cementsteen te maken zal ik er nu voor
stemmen. De blauwe zerken zullen immers vervallen en vervangen wor
den door cementsteen? In het stellige vertrouwen dat Burg. en Weth.
daarvan niet zullen afwijken kan ik thans met het voorstel medegaan,
omdat dan het uitglijden op de trottoirs zal voorkomen worden.
De Voorzitter. In antwoord aan den heer Cock kan ik mededeelen
dat Burg. en Weth. het volste vertrouwen stellen in den stadsconsulent
en wij na het door hem gegeven advies voldoende zekerheid meenen te
hebben van ons recht om vrijelijk over den grond te beschikken. Ten
overvloede is aan al de eigenaren het plan van Burg en Weth. medege
deeld en niemand hunner heeft gemeend het recht te hebben of het voor
nemen te kennen gegeven zich daartegen te verzetten. Daartoe heeft zeker
wel bijgedragen de mededeeling dat de veranderingen die de verschillende
panden zullen moeten ondergaan, voor rekening der gemeente zullen wor
den uitgevoerd. Wat den wenk van den heer Du Rieu betreft, ik kan
hem de verzekering geven dat daarop wel degelijk zal worden gelet. Het
zou zeker eene groote en onnoodige belemmering veroorzaken wanneer
bij den aanleg daarvoor niet gezorgd werd.
Ten aanzien der aanmerking van den heer Van Heukelom kan ik
niet ontkennen dat het wel wenschelijk ware dat indertijd die bepa
ling gemaakt en aan de Tramwaymaatschappij de verpligting tot aan
leg van trottoirs opgelegd ware; maar dan had de vergadering daartoe
toen moeten besluiten. Zij vond het echter niet noodzakelijk dat die ver
plichting opgenomen werd en nu is het te laat, en kan de vergadering
daarop niet terugkomen. Thans is het de eenige vraag of het in het alge
meen belang noodig wordt geacht dat trottoirs worden aangelegd en is
dat ook het gevoelen van deze vergadering dan moet de gemeente de kos
ten dragen.
Aan den heer Damsté kan ik nog verzekeren dat de trottoirs van den
door hem bedoelden steen zullen gemaakt worden, maar stel ten over
vloede gaarne het model der steenen ter zijner bezichtiging.
In stemming gebracht, wordt de voordracht met 16 tegen 4 stemmen
aangenomen.
Tegen stemden de heeren: Verster, le Poole, van Heukelom en Cock.