GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
33
INGEKOMEN STUKKEN.
N°. ©8. Leiden, 9 Mei 1881.
Ten aanzien van het verzoek van M. W. Lemmers te Roelofarendsveen,
ter bekoming in eigendom van een gedeelte van het water der Braassemer-
meer, hebben wij de eer, onder overlegging van het rapport der Com
missie van Fabricage, in overweging te geven, het daarbij omschreven
gedeelte aan adressant in eigendom af te staan, onder de voorgestelde
voorwaarden en behoudens de te bekomen vergunning van het Bestuur
van Rijnland.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 4 Mei 1881.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van M. W.
Lemmers te berichten dat het in eigendom verlangd gedeelte van het
water der Braassemermeer, onder Alkemade, is een onregelmatige driehoek,
die, aangeplempt aan het eigendom van den requestrant een rechthoekig
vierkant zal vormen, blijkens de overgelegde teekening, waardoor de
toestand wordt verbeterd en geen hinder aan de Scheepvaart veroorzaakt.
De Commissie heeft derhalve geen bezwaar, dat aan hem wordt in
eigendom afgestaan' het gedeelte van het perceel bij het Kadaster der
Gemeente Alkemade bekend onder Sectie B. n°. 219, ter grootte van on
geveer 420 Centiaren, om te worden aangeplempt en beschoeid ter ver
grooting van zijn perceel Sectie B. n°. 1134, en zulks tegen betaling
eener koopsom van 50 cents de Centiare of f 210, in aanmerking
nemende de kosten van demping enz. benevens de waarde van het ge
deelte water en grond dat afgestaan wordt, benevens de kosten van
overdracht.
Aan Heeren Burg. en Weths. De Commissie van Fabricage,
der Gemeente Leiden.
Den Edelachtbaren Raad der gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren
Geeft met gepasten eerbied te kennen:
Martinus Wilhelmus Lemmers, van beroep aannemer, wonende te
Roelofarendsveen, gemeente Alkemade.
Dat hij voor het hem toebehoorende perceel, gemeente Alkemade, Sectie
B. N°. 1134 aan den mond van de Oudewetering wenschte aan te plem
pen en te beschoeien een klein gedeelte van de Braassemermeer ten einde
genoemd perceel tot een regthoekig vierkant te vormen en tevens daar
door tegen den golfslag te beschermen.
Dat hij vermeent U.E.d.A.b. vergunning daartoe noodig te hebben.
Redenen dat hij de vrijheid neemt UEdelachtbaren eerbiedig te ver
zoeken dat aan hem adressant de vereischte vergunning daartoe verleend
moge worden.
't Welk doende, enz.
M. W. Lemmers.
Leiden, 27 Mei 1881.
De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen nevens
gaand voorstel tot verkoop van een gedeelte water van de Braassemermeer.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. ©9. Leiden, 19 Mei 1881.
Wij hebben de eer U mede te deelen dat ook bij ons geene bedenking
is tegen de ingebruikgeving aan C. Van der Steen, tot bergplaats van
aardappelen, van het lokaal in de Zijlpoort, vroeger voor den portier be
stemd, voor den tijd van twaalf maanden, eindigende 15 Mei 1882 onder
de voorwaarden vermeld in het hierbij overgelegd rapport van de Com
missie van fabricage.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan WelEd: Achtb: Heeren Burgemeester en Wethouders
der Gemeente Leiden.
WelEd. Achtb. Heeren.
Aangezien de huurtijd van het gedeelte in de Zijlpoort tot bergplaats
van aardappelen den 15en Mei a. s. verstreken is, en ik voor hetzelfde
doel daaraan geen behoefte heb, dan weder in het najaar, zdo wilde ik
evenwel toch dezelve weder inhuren voor een jaar voor de somma van
Vijf en twintig gulden.
Vertrouwende dat dit UEd. Achtb. goedkeuring moge wegdragen, blijve
met de meeste hoogachting UEd. Achtb. antwoord te gemoet zien.
UEd. dv. Dienaar.
Leiden, 5 Mei 1881. C. v. d. Steen.
Leiden, 18 Mei 1881.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het adres van C. Van
der Steen, te berichten, dat bij haar geen bezwaar bestaat, om het
lokaal in de Zijlpoort, vroeger voor den portier bestemd, aan adressant
in gebruik te geven tot bergplaats van aardappelen voor den tijd van
twaalf maanden, eindigende 15 Mei 1882, maar tegen geen minder ver
goeding, dan van Vijftig Gulden, in verhouding tot den huurprijs van
andere dergelijke bergplaatsen, in 3/m. termijnen telkens drie maanden
vooruit te betalen.
Aan Heeren Burg. en Weths.
der Gemeente Leiden.
Leiden, 27 Mei 1881.
De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen de voor
gestelde onderhandsche verhuring van het lokaal in de Zijlpoort.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financien.
De Commissie van Fabricage.
N°- Leiden, 19 Mei 1881.
Onder overlegging van de betrekkkelijke stukken hebben wij de eer Uwe
vergadering mede te deelen dat ook bij ons geene bedenking is tegen het
verleenen van vergunning aan de firma J. C. Zaalberg Zn., om een
duiker te leggen van hare fabriek in de Vestestraat n°. 22 naar den Nieuwen
Rijn en om een gemetselden filtreerbak met ijzeren deksel te plaatsen bij
den walmuur, onder de voorwaarden gesteld in het rapport der Commissie
van fabricage.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen J. C. Zaalberg Zn. dat
zij van af hunne fabriek in de Vestestraat n°. 22 naar den Nieuwen Rijn
wenschen te leggen een duiker voor wateraanvoer, benevens een filter
nabij den walmuur aan den Rijn waarvoor beleefdelijk de toestemming
Uwer Vergadering wordt verzocht.
't Welk doende
Leiden, 3 Mei 1881. J. C. Zaalberg Zoon.
Leiden, 19 Mei 1881.
De Commissie van Fabricage heeft de eer, op het request van de
firma J. C. Zaalberg Zn. te berichten, dat bij haar geen bezwaar be
staat tegen het verleenen der gevraagde vergunning om tot het verkrij
gen van versch water uit den Nieuwen Rijn voor den nieuw geplaatsten
stoomketel in hare fabriek in de Vestestraat Wijk 7 N°. 207 (Straatn0. 22)
een duiker te leggen door de Vestestraat en een gemetselden filtreerbak
met ijzeren deksel in de straat bij den walmuur aan den nieuwen Rijn
mits het deksel gelegd worde gelijk met de straat, alles op aanwijzing
van den Gemeente-Architect, en tegen betaling der rechten bepaald bij Art. 3
N°. 10, 12, 16 en 17 van het Tarief, vastgesteld den 5 Maart 1857.
Aan Heeren Burg. en Weths. De Commissie van Fabricage,
der Gemeente Leiden.
N°- Leiden, 19 Mei 1881.
Onder overlegging van nevensgaande stukken hebben wij de eer U
mede te deelen dat bij ons geene bedenking is tegen het verzoek van
Mejuffrouw M. C. W. Peltzer, om ontslag uit hare betrekking van tweede
onderwijzeres aan de meisjesschool 2e klasse; wij geven Uwe vergade
ring derhalve in overweging aan adressante dat ontslag eervol te ver
leenen en zulks ingevolge haar verzoek met ingang van 15 Juni a. s.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan Heeren Leden van den gemeenteraad te Leiden.
De ondergeteekende vraagt beleefdelijk tegen 15 Juni a. s. haar eervol
ontslag uit hare betrekking als onderwijzeres 2e klasse, aan de openbare
Meisjesschool 2e klasse alhier.
«Leiden, 13 Mei 1881. M. C. W. Peltzer.
Leiden, 19 Mei 1881.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders.
In antwoord op Uwe apostille van 14 dezer, heb ik de eer U mede te
deelen, dat bij mij geen bezwaar bestaat tegen het verleenen van eervol
ontslag aan mej. Peltzer tegen 15 Juni e. k.
S. Winkler.
Hoofd der Openb. Meisjesschool 2e klasse.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leiden.
N°. S3. Leiden, 11 Mei 1881.
De Commissie van Financiën, geene bedenkingen hebbende tegen de
in hare handen gestelde rekening der Stads Bank van Leening over 1880,
heeft de eer U voor te stellen die op te nemen en goed te keuren, in
ontvangst ad 328612.77, in uitgaaf ad ƒ309285.01 y3, alzoo opleverende
een saldo van 19327.75®/g, waarvan in de eerstvolgende rekening door
HH. Commissarissen verantwoording zal behooren te worden gedaan.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. S3. Leiden, 20 Mei 1881.
Ter vervulling der vacature aan de openbare school der derde klasse
n°. 2 ontstaan door het verleend eervol ontslag aan Mejuffrouw C. J. G.
Van der Upwich, hebben wij in overleg met den heer Arrondissements
schoolopziener, na ingewonnen bericht van het hoofd der betrokken school,
welk bericht ter inzage van de leden in de leeskamer is nedergelegd, de
navolgende voordracht opgemaakt ter benoeming van eene derde onder
wijzeres, op eene jaarwedde van 550, als
1°. Mejuffrouw Jacoba Everdina Kleijn, onderwijzeres te Oegstgeest;
2°. Mejuffrouw Maria Blanken, en
3°. Mejuffrouw Bertha Johanna Jacoba Florijn, beiden kweekelingen aan
openbare lagere scholen alhier.
Wij nemen de vrijheid Uwe vergadering te verzoeken tot eene benoe
ming te willen overgaan.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz.
N°. S4. Leiden, 29 Mei 1881.
Ten gevolge van het vertrek uit de gemeente van den Adjunct-Toren
wachter in den loop van het vorig jaar, is die betrekking vacant gewor
den, zoodat daarin door eene nieuwe benoeming zal moeten worden voorzien.
Voor die betrekking heeft zich aangemeld Anthonie Hendrik Gans, die,
na ingesteld onderzoek, ons voorkomt daarvoor geschikt te wezen, zoo
dat wij U in overweging geven tot eene benoeming over te gaan.