32 gegeven heb gedurende den tijd dat ik de brug bediend heb. Nogmaals is dan mijn nederig verzoek mij een kleine toelage jaarlijks te schenken. Hopende dat mijn verzoek niet afgewezen mag worden noem ik mij. UEdel Achtbare Heeren dienares, De Weduwe J. Van der Steen, geboren Wage. Brugwachtster. Aan de Edel Achtbare Heeren van den gemeenteraad te Leiden Geeft met gepasten eerbied te kennen Wilhelmina Fiolet geboren Duindam, wonende op de IJzeren gracht N°. 10 alhier. dat zij gedurende 25 achtereenvolgende jaren bij het brugwezen is ge- employeerd geweest, aanvankelijk aan de voormbrug over de Scheistraat, later aan die c. a. de Turfmarkt en IJzeren gracht. dat haar jaarlijks door den stadsarchitect (in de maand October) is gevraagd of zij op nieuw voor een jaar het emplooy der brug wenschte te aanvaarden op een jaarlijksche toelage ad 50.00, hetwelk alsdan in het toestemmend geval den le Januari d. a. v. een aanvang nam. dat zij nu door de nieuwe regeling op het brugwezen op den 31 Maart j.l. de tijding ontving dat zij den volgende dag (1 April) van haar em plooy was ontheven. dat zij daarna op de Stadsrekenkamer is moeten verschijnen om be doelde toelage te ontvangen daar verschenen zijnde is haar gebleken, dat in plaats van het volle jaargeld, slechts het '/4 daarvan zou worden toegekend. Adressante bescheiden vermeenende, dat, aangezien het emplooy voor een jaar is toegewezen, ook de toelage in dit geval voor het volle jaar zou worden berekend, wendt zij zich beleefdelijk tot U, E. A. Heeren, met het beleefd verzoek, in deze voor haar gunstiger te willen beschikken. 't welk doende Leiden, 20 April 1881. W. Fiolet. geb. Duindam. 00. Leiden, 5 Mei 1881. Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering hiernevens over te leggen een rapport van de Commissie van Fabricage, blijkens welk een som van 3500 wordt noodig geacht voor eenige verbouwingen aan de openbare scholen op het Plantsoen van den heer Van der Harst en in de Brande- wijnsteeg van den heer Lancel. De veranderingen zijn noodig, ten einde gevolg te geven aan art. 17 van het Kon. Besluit van 30 Augustus jl. (Stbl. n°. 167) tot uitvoe ring van art. 5 der wet op het Lager Onderwijs, waarbij is verboden het bergen van kleeding in de schoolvertrekken, zoodat de werken van beide perceelen ten doel hebben, het verkrijgen van gangen of portalen voor overkleederen. In de school in de Gortestraat zijn bereids diergelijke veranderingen aan gebracht, waarvoor op de begrooting van dit jaar de noodige gelden zijn uitgetrokken. Wij geven Uwe Vergadering in overweging de vereischte machtiging te verleenen om tot de bedoelde veranderingen over te gaan, terwijl een suppletoire staat van begrooting en een staat van af- en overschrijving tot verhooging der begrooting hierbij ter vaststelling worden aangeboden, de gelden te vinden door afschrijving van den post van onv. uitgaven en verhooging van den post in ontvangst, vergoeding van het Rijk in de kosten van het Lager Onderwijs. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz. Leiden, 4 Mei 1881. De verbouwingen aan de Openbare Scholen op het Plantsoen en in de Brandewijnsteeg, die noodzakelijk zijn geworden ten gevolge der invoering van de nieuwe wet op het Lager Onderwijs, worden geraamd op een bedrag van 3500. Uithoofde bij de begrooting van dit jaar geene gelden voor die bui tengewone uitgaaf voor het onderhoud der openbare lagere scholen zijn toegestaan, acht de Commissie van Fabricage zich verplicht voor te stellen, dat den Gemeenteraad wordt verzocht, die som tot dat einde beschikbaar te stellen door verhooging van den begrootingspost. Aan Heeren Burg. en Weths. De Commissie van Fabricage, der Gemeente Leiden. Leiden, 6 Mei 1881. Na kennisneming van de voordracht van Burg. en Weth. om eene som 3500 beschikbaar te stellen voor het aanbrengen van eenige verande ringen aan de daarin vermelde schoollokalen, hebben wij de eer U mede te deelen dat wij daartegen geene bedenkingen hebben, aangezien die wer ken noodig kunnen worden geacht ook in verband met de daaromtrent bestaande wettelijke voorschriften. Intusschen zouden wij in overweging wenschen te gevèn niet tot de uitvoering over te gaan, alvorens de zekerheid is verkregen dat ook van de onderwerpelijke uitgaven, die niet op de begrooting voorkomen, het bij art. 45 der wet op het lager onderwijs bedoeld subsidie van 30 per cent zal worden uitgekeerd. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 67. Leiden, 9 Mei 1881. Op de begrooting, dienst 1880, werd in ontvangst wegens verkoop van inschrijvingen op het Grootboek uitgetrokken 6200, terwijl bij suppletoire staten van begrooting als opbrengst van geldleeningen werd gebracht bij raadsbesluit van 30 April 1880 eene som van 22,000 ter voorziening in de kosten van demping der Binnenvestgracht langs het Plantsoen en van de Geeregracht in verband met de bekoming van bouwterrein, bij raadsbesluit van 2 October d. a. v. 15,000 tot ver meerdering van het bedrijfkapitaal der Stedelijke Gasfabriek, bij raadsbe sluit van 14 October 2750 voor kosten, benoodigd voor de inrichting van eenige lokalen der Tusschenschool, ten behoeve van de Hoogere Burgerschool voor Meisjes en bij raadsbesluit van 2 December jl. ƒ4500, benoodigd voor het maken van brugwachtershuisjes in verband met de reorganisatie van de bediening der bruggen, krachtens raadsbesluit van 1 October te voren, te zamen uitmakende een bedrag van 50,450. Daarentegen werd op de begrooting in uitgaaf gebracht voor aankoop van inschrijvingen op het Grootboek een bedrag van 17,700, als ƒ2000 wegens aflossing van den zevenden termijn der schuldvordering ten laste van de voormalige Hoofdkerken9500 uit het batig saldo der exploi tatie van de Gasfabriek5700 tot terugbrenging in de gemeentekas van schoolbouw enz. besteed kapitaal en eindelijk het gewone bedrag van 500 voor de belegging van zoodanige gelden wegens verkoop van gemeente-eigendommen en wegens andere ontvangsten, die uit haren aard tot kapitaal moeten worden aangelegd. Te dier zake is evenwel over den dienst 1880 ontvangen 12,527.80 en wel wegens den verkoop van gemeentegrond, zoodat voor een bedrag van 29,727 zoude moeten worden aangekocht. Dit bedrag afgetrokken van de som die door verkoop van inschrijving of geldleening in de ge meentekas zoude moeten worden gebracht ad 50,450, geeft eene som van 20,723. De inschrijving ten name der gemeente 2'/, percent, waarvan de ver koop kan plaats hebben, bedraagt nominaal 8700, afkomstig van de voormalige Wees- en Momboirkamers, vertegenwoordigende tegen een koers van 65 percent een bedrag van 5655, zoodat, wanneer uitvoe ring moet worden gegeven aan de vroeger genomen besluiten, vóór het sluiten van den dienst 1880, d. i. vóór 1 Juli dezes jaars, tot eene geld leening ad 15,068 zoude moeten worden overgegaan. Onder de uitgaven'evenwel, die als door eene geldleening te dekken in de begrooting zijn gebracht, behooren de kosten ad 4500 voor de op richting van brugwachtershuisjes en 2750 voor het inrichten van loka len in de Tusschenschool voor de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. Na overleg met de Commissie van Financiën komt het ons voor dat die uitgaven gevoeglijk uit de zoogenaamde gewone inkomsten kunnen worden gedekt, zoodat alsdan nog een bedrag van 7818 zoude overblijven om daarin door eene geldleening te voorzien. Met de Commissie van Financiën zijn wij evenwel van oordeel dat het niet raadzaam is tot het sluiten van eene geldleening van dat bedrag alsnog over te gaan en dat zonder bezwaar kan worden volstaan met den verkoop van het nog ten name van de gemeente ingeschreven kapi taal op het Grootboek ad 8700 nominaal. Het eventueel batig saldo van den dienst 1880 zal in dat geval met een bedrag van 7818 worden verminderd, ten gevolge waarvan op de begrooting van 1882 de ontvangsten uit anderen hoofde met dat bedrag zullen moeten worden verhoogd. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging te besluiten tot verkoop van de inschrijving op het Grootboek, bovenbedoeld, tot welk einde een concept-besluit ter vaststelling hierbij wordt overgelegd. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. De Raad der gemeente Leiden; Gezien de artt. 137 en 194 lett. e der Wet van 29 Juni 1851 (Stbl. n°. 85), Heeft besloten: Te verkoopen de ingeschreven kapitalen op het Grootboek der Nationale Werkelijke 2Yj percent rentegevende schuld, ten name van de gemeente Leiden, op het hoofd van de rekening, Leiden de gemeente, lett. L, deel 20, nummer 5934, en zulks tot een nominaal bedrag van acht duizend zeven honderd gulden 8700). Gedaan enz. Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJT1IOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1881 | | pagina 3