19
Zitting Tan Donderdag Dei 1881,
geopend 's namiddags te 2 uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen:
Voordracht betrekkelijk de vaststelling van het te heffen bedrag der
plaatselijke directe belasting, dienst 1881, op 2 percent.
Tegenwoordig 16 leden, als: de heeren Hartevelt, de Fremery, Librecht
Lezwijn, Bredius, Juta, Wilhelmy Damsté, Van der Zweep, Van der Lith,
Le Poole, Du Rieu, Zaalberg, De Goeje, Van Heukelom, Van Wensen,
Driessen en De Laat de Kanter.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
28 April jl. worden gelezen.
De heer Van der Lith. Ik heb geene aanmerking tegen de voorgele
zen notulen, maar ik doe opmerken dat in het gedrukte verslag onzer
handelingen (laatste zitting, tweede bladz., kolom 2) eene drukfeil is inge
slopen. Nu weet ik wel, dat aan dat verslag geen officieel karakter wordt
toegekend, maar het wordt toch dikwerf geraadpleegd. Daarom meen ik
die drukfeil te moeten releveeren. Er staat in mijne rede: „bij de vurige
warme aanbeveling". Dit had moeten zijn: „bij de vorige warme aan
beveling." Ik acht mij verplicht dat te releveeren.
De notulen worden daarop goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
1°. Missive van de Ged. Staten van Zuid-Holland, dd. 25/28 April G. S.
n°. 14/1, ten geleide van de bij Kon. besluit van 14 April jl., n°. 6
goedgekeurde raadsbesluiten betreffende de heffing en invordering van
schoolgelden voor de Hoogere Burgerschool voor meisjes.
2°. Adres van H. A. De Ruyter, houdende mededeeling dat hij den
hem bij raadsbesluit van 7 April jl. in erfpacht afgestanen grond, wegens
verandering van woonplaats niet aanvaardt.
3°. Missive van den heer Dr. C. A. X. G. F. Sicherer, houdende dank
betuiging voor het hem bij raadsbesluit van 28 April verleend eervol
ontslag als leeraar aan de Hoogere Burgerschool, luidende als volgt
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente alhier.
Edel-Achtbare Heeren!
De ondergeteekende wenschte bij dezen zich van eenen aangenamen
plicht te kwijten door UEdel-Achtbaren zijnen oprechten dank te betuigen
voor de bijzondere welwillendheid, jegens hem betoond in de wijze, waarop
hem zijn ontslag is verleend, tevens de vrijheid nemende, UEdel-Acht
baren beleefdelijk te verzoeken, de tolk dier gevoelens ook bij de overige
heeren leden van den Raad te willen zijn, alsmede de verzekering te
willen aannemen van de bijzondere hoogachting, waarmede hij de eer
heeft zich te noemen,
Edel-Achtbare Heeren
UEdel-Achtbaren Dienstv. Dienaar,
Leiden, 3 Mei 1881. Dr. C. A. X. G. F. Sicherer.
Deze worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
4°. Adres van C. A. Simonis, houdende verzoek tot het in eigendom of in
erfpacht bekomen van gemeentegrond in de 2e Havenstraat.
Wordt gesteld in handen van Burg. en WethJ
5®. Verslag van den praelector in de verloskunde, omtrent het door hem
verrichte, benevens het gedrag der vroedvrouwen, over het jaar 1880.
Zal in het gemeenteverslag worden opgenomen.
6°. Verzoek van J. C. Zaalberg Zoon, tot het leggen van een duiker
naar den Nieuwen Rijn.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
7®. Staat van af- en overschrijving op de begrooting van het Evang.
Luth. Wees- en Oudelieden-huis, dienst 1880, met rapport van de Com
missie van Financiën.
8®. Rapport van de Commissie van Financiën op de rekening van het
Geref. Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis, dienst 1880.
Worden in de Leeskamer voor de leden nedergelegd.
9°. Missive van den heer A. H. Eigeman, houdende mededeeling dat hij
wegens vertrek uit de gemeente ophoudt lid van den Raad te zijn, luidende
als volgt:
Leiden, 3 Mei 1881.
Ter voldoening aan het voorschrift, vervat in art. 25 der Gemeente
wet, heeft de ondergeteekende de eer aan den Raad der Gemeente Leiden
kennis te geven dat hij zich heeft laten afschrijven van het bevolkings
register der gemeente Leiden en derhalve ophoudt te zijn lid van den
Gemeenteraad.
Aan den Raad der gemeente Leiden. A. H. Eigeman.
De Voorzitter. Ik geloof de tolk van deze Vergadering te zijn als
ik hier ons aller leedwezen uitdruk dat wij den geachten man, die ge
durende zoovele jaren lid van dezen Raad was, voortaan in onze verga
dering zullen moeten missen. Het is ons allen bekend met hoeveel ijver
en bekwaamheid hij steeds de belangen der Gemeente heeft behartigd en
zich daaraan met al zijne krachten heeft gewijd. Zijne goede diensten,
ZlTTINGVERSLAO 1881.
ten algemeenen nutte ten beste gegeven, zullen hem voortdurend in dank
bare herinnering bij ons doen voortleven.
Deze toespraak wordt door de Vergadering met toejuichingen begroet.
De missive van den heer Eigeman wordt Voor kennisgeving aangenomen.
10®. Aanbeveling en voordracht voor de benoeming van eene leerares
in het Handteekenen aan de openbare scholen voor middelbaar en
lager onderwijs.
Wordt m de Leeskamer voor de leden nedergelegd.
11°. Rapport van Commissarissen der Gasfabriek, over de lichtsterkte van
het gas over de maand April.
Zal worden gedrukt onder de ingekomen stukken.
12°. Adres van P. Dingjan Pz., omtrent het uitstallen van touwwerk
enz. op de Vrijdagsche Beestenmarkt.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
Aan de orde is:
Voordracht betrekkelijk de vaststelling van het te heffen bedrag der
plaatselijke directe belasting dienst 1881, op 2 percent.
(Zie Ing. St. n°. 56).
De Voorzitter. De Commissie van Financiën is op deze voordracht
gehoord en vereenigt zich met het voorstel van Burg. en Weth.
In omvraag gebracht wordt de voordracht met algemeene stemmen
aangenomen.
De Voorzitter. Vraagt nog iemand het woord?
De heer De Goeje. Aan het slot der jongste missive van Commissaris
sen der Gasfabriek aan B. en Weth. wordt de wensch geuit, dat inter-
pellant, in casu de tegenwoordige spreker, het initiatief zal nemen om
in de gasquaestie eene beslissing van den Raad uit te lokken. Ik meende
dat dit meer eigenaardig op den weg van den gewonen vertrouwden gids
van den Gemeenteraad, het college van Burg. en Weth., zou liggen. Nu
echter dezen zich, indien ik ten minste het woord „refereeren" goed versta,
aan den wensch van Commissarissen aansluiten, wil ik mij niet onttrekken.
Den 16den October 1879 werd door den Raad besloten een onderzoek in
te stellen naar de qualiteit van het gas, waarover van verschillende kan
ten geklaagd was, en in Mei 1880 werd nader bepaald dat, om vol
doende te kunnen heeten, de lichtsterkte van het gas op 1100 meter
afstand van de fabriek 16 Engelsche standaardkaarsen zou moeten bedra
gen. Beide besluiten werden met bijna algemeene stemmen genomen, maar,
gelijk ik nauwelijks behoef te herinneren, uit zeer verschillende beweeg
redenen. Eenigen .toch hielden de klachten voor gegrond, anderen voor
minstens zeer overdreven. De eersten verwachtten -dat bij het onderzoek
de behoefte aan verbetering zou blijken, de anderen dat dit de ongegrond
heid der klachten zou aantoonen. Maar een onderzoek werd door bijna
allen wenschelijk geacht, omdat dit alleen het vertrouwen weder zou kun
nen herstellen.
Dat onderzoek nu heeft plaats gehad, en terwijl de opgave van de
lichtsterkte in Maart aantoont dat het door den Raad bepaalde minimum
niet alleen is bereikt, maar zelfs aanzienlijk overschreden, mogen wij,
meen ik, constateeren dat van de zijde der ingezetenen niet meer over
de qualiteit van het gas geklaagd wordt. Ik heb zelf bij verschillende
personen in verschillende deelen der stad de vraag gesteld en bevredi
gende antwoorden gekregen. Het komt mij dus voor, dat het gehouden
onderzoek in zooverre aan het doel heeft beantwoord, en nu gevoeglijk
kan worden gestaakt. Ik wensch dit aan den Gemeenteraad voor te stellen,
en doe dat in het volle vertrouwen, dat Commissarissen der Gasfabriek,
nu volkomen bekend met de wenschen van den Raad, het als hun eerste
plicht zullen beschouwen te waken dat deze wenschen nimmer uit het oog
worden verloren. Ik stel dus voor dat de Raad besluite, het onderzoek,
waartoe Commissarissen den 16den Oct. 1879 uitgenoodigd werden, als
geëindigd te beschouwen, onder dankbetuiging aan heeren Commissarissen
van de Gasfabriek voor de bereidvaardigheid waarmede zij aan het ver
langen van den Gemeenteraad hebben voldaan.
De Voorzitter. Wat het gedane voorstel zelf betreft, moet ik doen
opmerken, dat het ingevolge art. 14 van het Reglement van Orde eerst
in de volgende Vergadering kan worden behandeld.
Ik meen echter een enkel woord te moeten zeggen over hetgeen de
geachte vorige spreker zeide, betrekkelijk het slot der missive van HH. Com
missarissen der Gasfabriek (waarmede Burg. en Weth. zich hebben ver-
eenigd), n. 1. dat gedeelte waarin gezegd wordt dat het aan den inter-
pellant of aan eenig ander lid wordt overgelaten om een voorstel te
doen ten einde deze zaak tot eene beslissing te brengen. Wat de hoofd
zaak betreft, ik kan dit nu wel reeds zeggen, bestaat er tusschen Burg.
en Weth. en den interpellant geen verschil van gevoelen, namelijk dat een
verder onderzoek niet meer noodig is; zij gingen zelfs eenigszins verder
dan diegenen welke de geachte interpellant in de tweede plaats bedoelde,
zij waren steeds van oordeel, dat de aangeheven klachten van den be
ginne af aan ongegrond waren. De Raad heeft echter besloten een onder
zoek te doen instellen. Burg. en Weth. waren dus verplicht eerlijk uit
voering aan dat besluit te geven. Nu komt het Burg. en Weth. voor,
dat zij van wie het onderzoek is uitgegaan, daaraan ook een einde moe
ten maken. Een nauwgezet onderzoek der verschillende rapporten heeft
onze overtuiging ten aanzien van de lichtsterkte van het gas niet gewij
zigd; maar juist daarom meenden wij dat de tijd sedert het straks be
doelde raadsbesluit verloopen, nog te kort was, om van onze zijde
een voorstel tot intrekking in te dienen. Een en ander moge tot ver
klaring strekken waarom het initiatief daartoe niet van ons is uitgegaan,
en wij van oordeel zijn dat dit geschieden moet, 't zij door den geachten
interpellant, 't zij door een der andere leden van den Raad.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.