GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
29
INGEKOMEN STUKKEN.
N°. 56. Leiden, 2 Mei 1881.
Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering mede te deelen dat het be
lastbaar inkomen op het door ons college voorloopig vast te stellen kohier
der plaatselijke directe belasting, dienst 1881, bedraagt 5,459,720, tegen
eene som van 5,350,116 in het vorig jaar, terwijl op de begrooting
van dit jaar als opbrengst van de plaatselijke directe belasting is uitge
trokken eene som van ƒ120,000. Zooals U bekend is, werd evenwel bij
de gewijzigde vaststelling van de begrooting in de zitting van 16 Decem
ber j.l. de post onvoorziene uitgaven in verband met de uitgaven en
ontvangsten ter zake van het lager en middelbaar onderwijs uitgetrokken op
27,947,04, terwijl dat artikel in den regel op 5000 a 6000 wordt
vastgesteld, en zulks met het voornemen om niet het volle op de begroo
ting als opbrengst van plaatselijke directe belasting uitgetrokken bedrag
te heffen, maar daaromtrent later eene beslissing te nemen.
Wanneer nu de belasting wordt geheven tot een bedrag van 2 percent
van het inkomen, dan zal eene opbrengst worden verkregen van 109,194.40,
een bedrag dat, onzes inziens, alleszins voldoende is om in de uitgaven
van dit jaar te voorzien, zoodat wij U voorstellen de vereischte machti
ging te verleenen om het kohier der plaatselijke directe belasting dien
overeenkomstig voorloopig vast te stellen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 58. Leiden, 22 April 1881.
Op de in hare handen ten fine van onderzoek gestelde rekening en ver
antwoording der inkomsten en uitgaven van het Gereformeerde Minne- of
Arme Oude-Mannen- en Vrouwenhuis alhier, over den dienst van 1880,
heeft de Commissie van Financiën geen bedenkingen. Zij heeft de eer U
voor te stellen die goed te keurende ontvangsten op eene som van
12,813.30, de uitgaven op eene som van f 11,753.85%, alzoo ople
verende een batig saldo van f 1059.44%, onder bepaling dat daarvan in
de eerstvolgende rekening verantwoording zal behooren te worden gedaan.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 59. Leiden, 28 April 1881.
Ter vervulling eener vacature van onderwijzeres in de vrouwelijke
handwerken aan de openbare school der 3e klasse N°. 3, op eene jaarwedde
van 200, hebben wij in overleg met den heer Arrondissements-School-
opziener, na ingewonnen bericht van het hoofd der school, dat ter in
zage in de leeskamer is nedergelegd, de navolgende voordracht opge
maakt, als:
1°. Mejuffr. Catharina Christina Niemeijer, kweekelinge bij het onderwijs
in de vrouwelijke handwerken aan de genoemde school
2°. Mej. E. P. Loeber en
3°. Mej. M. J Thijssen, kweekelingen aan openbare scholen in deze
gemeente.
Wij nemen de vrijheid Uwe Vergadering te verzoeken tot eene benoe
ming te willen overgaan.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 5?. Leiden, 28 April 1881.
De Commissie van Financiën heeft onderzocht den in hare handen ge
stelden staat van af- en overschrijving op de begrooting van het Evan
gelisch Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis alhier, voor den dienst van
1880, en daarop geene bedenkingen gevonden.
Zij heeft de eer U voor te stellen dien goed te keuren.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.