GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
27
INGEKOMEN STUKKEN.
N°. 51. Leiden, 21 April 1881.
Onder verwijzing naar nevensgaand rapport der Commissie van Fabri
cage geven wij Uwe Vergadering in overweging tot het aanleggen van
trottoirs aan de Hoogewoerd te besluiten, waarvoor eene som van ƒ4000
wordt noodig geacht.
Tevens stellen wij voor de kosten te voldoen uit den post onderhoud
van straten en pleinen, zullende later te zijner tijd een voordracht tot
verhooging van het artikel met het henoodigd bedrag worden ingediend.
De stukken, betrekking hebbende tot het vroeger ingediend voorstel, zijn
in de Leeskamer ter inzage voor de leden nedergelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 20 April 1881.
In de Gemeenteraadszitting van 23 October 1879 is besloten aan te
houden de beslissing nopens het voorstel tot het leggen van trottoirs in
de Paardensteeg en op de Hoogewoerd, waartoe betrekking had ons rap
port van den 4den dier maand. Nu de opgerezene bezwaren tegen dat plan
door het advies van den Advocaat-consulent zijn opgeheven en het be
lang der openbare veiligheid nog steeds de uitvoering van dat plan
vereischt, kan het tijdstip geacht worden gekomen te zijn, om daaraan
gevolg te geven. Zoolang er gewichtige bezwaren bestaan om den toe
stand van de Paardensteeg, bij het in- en uitrijden te verbeteren, zoodat
de Schapensteeg tot dat einde moet blijven dienen, is het leggen van
trottoirs aldaar door de aangebrachte verbeteringen niet dringend nood
zakelijk, maar blijft op de Hoogewoerd zeer wenschelijk, ter voorkoming
van ongelukken, en wegens den toestand der bestrating aldaar, die voort
durend voorziening vereischt.
Het plan bij ons rapport van 4 October 1879 voorgesteld is uit dien
hoofde gewijzigd, zoodanig, dat alleen op de Hoogewoerd het leggen van
trottoirs wordt voorgesteld en niet geplaveid met IJsselsche gele klinkers,
maar met tegels van gehard cement, die minder vatbaar zijn voor glad-
worden.
De kosten daarvan, nu alleen de Hoogewoerd betreffende van de Hoo-
gewoerdsbrug aan de eene zijde tot de Kraaierstraat en aan de andere
tot het 2de Watersteegje, bedragen over 460 centiaren, met de buitenge
wone voorzieningen aan keldergaten, plinten, roosters enz., een som
van 4000.
De trottoirs zullen dan een breedte verkrijgen van 1.05 tot 1.20
meter, behalve de hardsteenen band.
Aan Heeren Burg. en Weths. De Commissie van Fabricage,
der Gemeente Leiden.
N°. 52. Leiden, 20 April 1881.
De Commissie van Financiën heeft onderzocht de in hare han
den gestelde rekening van de Kamer van Koophandel en Fabrieken
alhier over den dienst van 1880 en, daarop geene bedenkingen vindende,
heeft zij de eer U voor te stellen die goed te keurenin ontvangst tot
eene som van 475, in uitgaaf tot eene som van 432.27®, zoodat van
de toegestane gelden niet is gebruikt 42.72®, hetgeen den rendanten in
korting zal strekken van de toelage over 1881.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 53. Leiden, 21 April 1881.
Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering hiernevens over te leggen het
verzoek van Dr. C. A. X. G. F. Sicherer, om ontslag als leeraar in de
Hoogduitsche taal- en letterkunde aan de Hoogere Burgerschool alhier,
met de ingewonnen adviezen van de Commissie van Toezicht en den In
specteur van het Middelbaar Onderwijs.
Tegen het verleenen van een eervol ontslag bestaan bij ons, evenmin
als bij de gehoorde autoriteiten, bedenkingen, zoodat wij in overweging
geven daartoe dienovereenkomstig te besluiten, terwijl, vermits de heer
Sicherer bij raadsbesluit van 6 October 1846 tot leeraar aan het Gymna
sium alhier is aangesteld, wordt voorgesteld het ontslag te doen ingaan
op 6 October aanstaande.
Inmiddels kan eene oproeping van sollicitanten plaats hebben en tot
eene benoeming worden overgegaan.
Ten slotte wordt medegedeeld dat de adressant na bekomen eervol ont
slag aanspraak heeft op pensioen ingevolge de verordeningen van 13 Jan.
1876 en 19 April 1877.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Dr. C. A. X. G. F. Sicherer,
leeraar aan de Hoogere Burgerschool alhier, dat hij uithoofde van zijn
gevorderden leeftijd verzoekt, om tegen het einde van zijn vijfendertig
jarigen diensttijd uit zijne betrekking ontslagen te worden.
't Welk doende, enz.
Leiden, 4 April 1881. Dr. C. A. X. G. F. Sicherer.
Leiden, April 1881.
In antwoord op uwe missive van 6 April jl. n°. 274, en onder terug
zending van het daarbij gevoegde request van Dr. C. A. X. G. F. Sicherer,
waarbij hij verzoekt dat hem, uithoofde van zijn gevorderden leeftijd,
tegen het einde van zijn vijfendertigjarigen diensttijd, ontslag worde ver
leend uit zijne betrekking van leeraar in de Hoogduitsche taal- en letter
kunde aan de Hoogere Burgerschool alhier, geven wij in overweging dit
ontslag op de meest eervolle wijze en onder dankbetuiging voor de ge
wichtige en langdurige diensten, door hem aan het onderwijs hier ter
stede bewezen, te verleenen.
In het belang van den geregelden gang van het onderwijs komt het
ons gewenscht voor dit ontslag met 1 September, d. i. voor den aanvang
van den nieuwen cursus, te doen ingaan, omdat anders in den loop van
den cursus eene verwisseling van docenten moet plaats hebben, daar, zijn
wij goed ingelicht, het einde van den vijfendertigjarigen diensttijd van
Dr. Sicherer, pas in October e. k. valt.
De Plaatselijke Commissie van Toezicht op de scholen
van Middelbaar Onderwijs te Leiden.
H. Kern, Voorzitter.
N. L. J. Van Buttingha Wichers, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
der gemeente Leiden.
's-Gravenhage, 16 April 1881.
Onder terugzending van de bijlagen van Uw schrijven van 16 April
1881 n°. 300, heb ik de eer te berichten, dat bij mij tegen een eervol
ontslag van den heer Dr. Sicherer als leeraar aan de Hoogere Burgerschool
geen bedenking is. Ik ben het met de Commissie volkomen eens dat het
wenschelijk is, dat de nieuwe leeraar met het begin van den nieuwen
cursus kunne in functie treden. Is er bezwaar het ontslag van Dr. Sicherer
vroeger te doen ingaan, dan hij zelf verlangt, dan is er wellicht iets op
te vinden om toch een opvolger reeds met September te doen in functie
treden en aan Dr. Sicherer een verlof te verleenen tot den dag, waarop
hij zijn 35-jarigen diensttijd in de gemeente zal hebben bereikt.
De Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs,
Aan Heeren Burg. en Weths. Steyn Parvé.
van Leiden.
N°. 51. Leiden 25 April 1881.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering in overweging te geven om tot
de benoeming over te gaan van een Commissaris-Voorzitter der Leidsche
Duinwater-Maatschappij, ter vervulling van de vacature die ontstaat ten
gevolge van de periodieke aftreding van den heer L. M. De Laat de Kanter.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz.
N°. 55. Leiden, 25 April 1881.
Door de Directie van de Rijnlandsche Stoomtramweg-Maatschappij is
verzocht dat mogen worden gerooid de twee boomen staande tusschen
den overgang van den Hollandschen IJzeren-Spoorweg en de Poelbrug
alsmede de eerste boom tusschen den overgangsweg van den spoorweg
en Zomerzorg.
Na een ingesteld onderzoek is ons gebleken dat de verwijdering der twee
eerstbedoelde boomen noodig is om van den overgang van den spoorweg
in schuins gebogen richting over den straatweg heengaande met de tram
op het spoor van de gedempte sloot langs het Stationsplein te komen,
terwijl de verwijdering van den derden boom mede wenschelijk is, daar
deze geïsoleerd zoude blijven staan.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging de noodige mach
tiging te verleenen tot het doen rooien van de bovenbedoelde boomen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.